De terugkeer van de MBA
De klassieke MBA-programma’s zijn de voorbije jaren verdrongen door gespecialiseerde managementopleidingen voor ervaren topkaderleden. Maar er zit een MBA-revival aan te komen: de executive MBA’s zijn niet langer een tweederangsopleiding, maar spelen in op actuele noden.
Wie naar de website van de Vlerick Leuven Gent Management School surft, kan er niet naast kijken: geflankeerd door een logo van de Financial Times (FT) staat het bericht dat de businessschool wat de Benelux betreft op nummer één staat op de FT-ranking van executive-educationopleidingen en wereldwijd de 32ste plaats bezet. In 2005 was dat een stijging met zeven plaatsen. De executive-educationopleidingen zijn opgesplitst in openbare programma’s en interne opleidingen, die op bedrijfsmaat worden gemaakt.
Ook in andere rangschikkingen scoort de Vlerickschool sterk (56ste op de executive MBA-ranking en nummer twaalf op de fulltime MBA-ranking van The Economist). De sterke positie van de executive-educationopleidingen is voor de bedrijven-klanten van primordiaal belang. De voorbije jaren moest de klassieke MBA-opleiding wereldwijd aan populariteit inboeten. Managementscholen gingen meer investeren in andere programma’s. “Businessscholen stapten af van het bekende systeem waarin de MBA centraal stond,” zegt Patrick De Greve, algemeen directeur van de Vlerickschool. “Ze zagen ook dat de markt van executive education een sterk groeipotentieel had. De voorbije jaren is die markt op een bepaald moment met 50 % gegroeid. De helft van onze omzet, die in de buurt van 20 miljoen euro komt, wordt door executivedevelopmentprogramma’s gegenereerd. Wij richten ons naar mensen met vijf tot 25 jaar ervaring, die willen herbronnen of zich specialiseren. Je moet wel maatwerk aanbieden: korte en langlopende programma’s, generalistisch en specialistisch… Die indeling is voor een aantal spelers zeer belangrijk. Wij hebben gekozen om in elk van die domeinen aanwezig te zijn, want we zijn een geïntegreerde school.” Het succes van die opleidingen heeft echter geen gevolgen voor de structuur van het onderwijsaanbod van de Vlerickschool. Ze werkt nog altijd met degree-opleidingen (een master of MBA, voltijds of deeltijds te volgen door mensen met een universitair diploma) en de non-degree-opleidingen (executive education).
MBA’s zijn conjuctuurgevoelig
De positionering op de markt van executive education is al een tijdje cruciaal voor veel businessscholen. De markt van MBA’s is een mature markt geworden en op bepaalde vlakken ook een dalende markt. De markt is volgens sommige experts verzadigd, zowel aan de aanbod- als aan de vraagzijde. Elke businessschool kijkt op zijn eigen manier naar de fluctuaties op de MBA-markt. De Greve: “Als de Vlerickschool een programma met vijftig voltijdse MBA’ers heeft en een Amerikaanse school heeft er 800, dan zijn die schommelingen in de VS pijnlijker. In het verleden ging de MBA-markt op en neer met de conjunctuur, maar die trend is nu wat doorbroken. Bedrijven denken sowieso twee keer na voor ze een MBA’er aantrekken of iemand naar een MBA-opleiding sturen op kosten van een bedrijf.”
De vaak gehoorde redenering is: laat ze eerst een aantal jaren hun sporen in het bedrijf verdienen. De Greve: “In functie van de noden van het bedrijf of van het individu ga je dan naar de volgende fase: je stuurt je medewerkers naar een executive-educationprogramma. Daarom vertoont die markt een blijvende opwaartse trend.”
De grenzen lijken voorlopig niet bereikt. De gemiddelde groei van interne vorming draait rond 20 % per jaar. Open programma’s zijn conjunctuurgevoeliger en hebben het wat moeilijker gehad, maar zijn blijven groeien. Ook in de economisch moeilijke periode 2001-2003, toen groeicijfers van 8 tot 10 % werden opgetekend.
Momenteel winnen de zogenaamde bedrijfsspecifieke opleidingen aan gewicht. Als we vragen naar de verhouding van open tegenover interne programma’s, was die tien jaar geleden 95 % tegenover 5 %. Dat is geëvolueerd naar een 80/20-verhouding vijf jaar geleden. De Greve verwacht een 50/50-verhouding binnen twee jaar. De klanten zijn voor 70 % internationale en voor 30 % lokale bedrijven.
De executive-educationmarkt is dus zeer internationaal, zeker wat de bedrijfsgerichte opleidingen betreft. En een internationale markt is bij uitstek zeer competitief. Dat schrikt De Greve niet af: “Onze toegevoegde waarde is duidelijk: wij doen aan onderzoek en houden voeling met het kloppende hart van de bedrijven. Een deel van die noden is uiteraard aanbodgedreven. Wij zouden hier geen programma executive decision-making aanbieden als we daarvoor geen specialisten in huis hadden. We bieden nooit iets aan waarin de school geen expertise heeft.”
Een veel gehoord argument is dat businessscholen voor executive education kiezen omdat die opleidingen een hoger rendement genereren. De Greve: “Ik zal duidelijk zijn: de business van een businessschool is doing business. De hogere rentabiliteit is er inderdaad, maar je moet ook meer in die programma’s investeren. We zijn niet beursgenoteerd en de marges zijn niet groot. Maar als je mij vraagt: ‘zijn ze groter in executive education’, dan is mijn antwoord: ja. Vooral omdat we slechts 15.000 euro vragen voor een MBA.” Een opvallend verschil met de London Business School, die 61.000 euro vraagt, en andere spelers die de norm van 45.000 euro inschrijvingsgeld hanteren. De Greve: “Onze MBA is niet winstgevend: wij krijgen een overheidsdotatie van 1,7 miljoen euro om dat programma toegankelijk te maken. Het voordeel van een MBA is dat je beschikt over een degelijk uitgebouwde faculty en er een directe link met de docenten bestaat.”
De MBA wordt dus niet verwaarloosd. Maar het gewicht ervan is niet in elke businessschool even groot. Als je alle businessscholen op een kaart zet, zie je dat ze een verschillende DNA hebben. Sommige zijn gelieerd aan een universiteit en zeer academisch van inslag. Die wagen zich niet verder dan de MBA-markt. Aan het andere einde heb je spelers als IMD in Lausanne, een topschool in executive education waar de interesse voor een MBA veel lager ligt. “Bij ons zijn beide must have,” benadrukt De Greve.
Te academisch en te analytisch
Wie dacht dat MBA-opleidingen op sterven na dood waren, heeft het dus mis. Die indruk konden we de voorbije jaren soms krijgen. In verschillende gespecialiseerde tijdschriften werd met scherp geschoten op de MBA-opleidingen. Een onderzoek van Stanford toonde aan dat er geen significant verschil bestaat in het carrièrepad van MBA’ers en niet-MBA’ers. Maar de scherpste kritiek kwam van managementgoeroe Henry Mintzberg, die in zijn boek Managers Not MBAs met scherp schoot op de opleiding. Een MBA was te academisch, te analytisch en had te weinig voeling met het bedrijfsleven.
Frank Bostyn, decaan van UAMS in Antwerpen, is een Mintzbergfan. “Een MBA leidt de verkeerde mensen op het verkeerde moment op,” zegt hij. “Management is toch zeer ervaringsgedreven. Je moet een opleiding zo kunnen opbouwen dat ze ervaringsverrijkend is. Wij geven met onze MBA carrièrefundamenten aan een alumnus, maar het is geen garantie voor een managersloopbaan. UAMS doet aan organizational development. Je moet niet te veel aan het individu denken bij een opleiding. Ook communicatieve vaardigheden en soft skills zijn belangrijk. Het klinkt evident, maar daar ontbreekt het vaak aan bij een MBA-opleiding.”
Te veel theorie en een te sterke nadruk op kwantitatieve analyses. Dat is ook de conclusie van Warren Bennis en James O’Toole. Onder de titel How Business Schools Lost Their Way maakten zij een vlijmscherpe analyse van de MBA-opleidingen in een op dat domein onverdacht tijdschrift: de Harvard Business Review.
Eindproef: maak een businessplan
Toch is het niet allemaal kommer en kwel. MBA-opleidingen worden aangepast aan nieuwe noden. Een goed voorbeeld vinden we bij de Flanders Business School in Antwerpen. Een volledig met privémiddelen gefinancierde managementschool die vorig jaar als eerste in Vlaanderen een accreditatie kreeg voor een nieuw master-na-master-programma, meer bepaald voor haar eigen executive MBA-programma.
“Ook op de MBA-markt wordt meer en meer voor een gedifferentieerde aanpak gekozen,” zegt Bruno Tindemans van de Flanders Busines School. “Wij zijn vijf jaar geleden vanuit het bestaande MBA-programma vertrokken en zagen dat entrepreneurship een belangrijk hiaat was in die opleiding. Wij doen eigenlijk waar Mintzberg voor pleit. Hij heeft het over action learning en waarschuwt ervoor om een opleiding niet te functioneel te maken met een poot marketing, finance en human resources. Wij kiezen eerder voor het procesdenken. Wie bij ons een MBA wil halen, moet als eindproef een businessplan voorleggen aan een jury van professoren, bedrijfsleiders en risicokapitalisten. Via onze opleiding plaatsen wij ondernemerschap op de voorgrond en leggen we de nadruk op innovatieprojecten.”
Momenteel telt de FBS vijftig tot zestig studenten met minimaal drie jaar ervaring in het bedrijfsleven. Van de alumni start 75 % een eigen bedrijf of stelt in zijn bedrijf een eigen businessplan voor op basis van zijn eindwerk bij de FBS. Tindemans: “Onze opleiding is geen unicum. We zien die evolutie bijvoorbeeld ook in Chicago, waar een onderscheid wordt gemaakt tussen een innovatief MBA en een algemeen MBA.”
EMBA: aangepast aan moderne noden
De Greve relativeert de hype rond Mintzberg. Zijn boek heeft volgens De Greve bijvoorbeeld geen impact gehad op het stijgende succes van executive-educationopleidingen. “Mensen kiezen er eerder voor een aantal jaren ervaring op te doen in plaats van heel kort na de universiteit naar een MBA-programma over te stappen. Ik stel ook een verschuiving vast van de MBA-markt naar een executive MBA-markt. En die ligt zeer dicht bij executive education. Mensen kunnen zich niet vrijmaken voor een voltijdse opleiding van één of twee jaar en zetten direct de stap naar executive education.”
Het klopt inderdaad dat de markt voor executive MBA (EMBA) in de lift zit. Alle grote businessscholen zijn het voortaan aan zichzelf verplicht om zo’n opleiding aan te bieden. In de FT-ranking van 2005 zijn zeven nieuwe scholen opgedoken die een EMBA in hun programma hebben opgenomen. De tijd lijkt voorbij dat de EMBA een soort tweederangsopleiding is naast het vlaggenschip dat de voltijdse MBA is. Grote spelers zoals MIT zijn weliswaar nog altijd terughoudend om een EMBA aan te bieden. Terwijl de MBA-markt de voorbije jaren met 30 % daalde, nam die van de EMBA’s toe met 50 %.
Bostyn (UAMS): “Het programma is ook beter aangepast aan de actuele noden. Een deeltijdse opleiding als een EMBA slorpt minder tijd op en de student blijft actief in zijn bedrijf. En de EMBA-markt vertoont een stijgende trend, terwijl we dat van de klassieke MBA niet altijd kunnen zeggen. Dat laatste programma wordt vaak behouden omdat sommige businessscholen in alle rankings vertegenwoordigd willen zijn” (zie kader: Weer kritiek op de rankings).
De EMBA-opleidingen worden ook gebruikt om een businessschool een internationaal karakter te geven. Zo werd in Franstalig België vanuit de Louvain School of Management (een samenwerking van vier hogescholen en universiteiten, namelijk UCL, FUCaM, FUNDP, FUSL en Ichec) vorig jaar een International Executive MBA gelanceerd. Het is een deeltijdse opleiding over achttien maanden (een vrijdag en zaterdag, om de andere week). Het is een klassieke formule waarbij de deelnemers professioneel actief blijven en tegelijk hun competenties verruimen. Dat gebeurt via drie verblijven in China, Hongarije en Brazilië, waar de deelnemers in een aantal bedrijven praktische cases bestuderen.
Deze internationale oriëntatie vinden we ook bij andere businessscholen terug. Zo richt de UAMS momenteel twee MBA-programma’s in het buitenland in: in Moskou en in Warschau.
Alain Mouton
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier