De tekortenjager is in het veld
De economie zit in het slop. Toch moet de nieuwe regering tegen 2012 op zoek naar een structurele besparing van 8 miljard euro om de begroting weer op het juiste spoor te krijgen. Maar premier Herman Van Rompuy bracht in de jaren negentig al eens zo’n opdracht tot een goed einde.
We moeten het structurele begrotingstekort wegwerken”, zo luidt een van de belangrijkste gedachten in het fonkelnieuwe regeerakkoord. En met structureel bedoelt premier Herman Van Rompuy (CD&V) een begrotingssaldo dat niet vertekend is door eenmalige maatregelen of conjuncturele mee- of tegenvallers. Dat structurele saldo wordt ook het nieuwe baken voor het begrotingsbeleid.
De implicaties daarvan zijn niet gering. In moeilijke economische tijden koopt de regering zich wat tijd en ademruimte. “We hebben in de laatste maanden van 2008 bewust het tekort laten oplopen om de economie niet helemaal dood te knijpen”, klinkt het in regeringskringen. Maar als de economie weer op volle toeren draait, impliceert een structureel nulsaldo ook het boeken van overschotten. Benieuwd of de regering daartoe in staat is, en ze kan die belofte in ieder geval pas waarmaken na 2011.
Tussen de toestand van de staatskas en de uitgesproken ambitie van een structureel evenwicht gaapt intussen een diepe kloof van bijna 1 procent van het bbp. Er is dus een echte begrotingsinspanning van 3 tot 4 miljard euro nodig om tegen 2011 de boeken met een structureel evenwicht af te sluiten. België sleept dit structurele tekort eigenlijk al mee sinds de eeuwwisseling (zie grafiek). De daling van de intrestlasten de voorbije jaren boden een gouden kans om dat tekort weg te werken en zelfs een structureel overschot op te bouwen. Dat gebeurde niet. “We zagen dat fenomeen in heel Europa. Er was een zekere saneringsmoeheid na de invoering van de euro. En men heeft ook geïnvesteerd in lagere lasten, wat de groei opvijzelde. Dat neemt niet weg dat we vrij snel minstens naar een structureel begrotingsevenwicht moeten”, zegt Jan Smets, directeur bij de Nationale Bank van België.
Overschot pas na 2011 mogelijk
Op korte termijn zal de flink tegenvallende conjunctuur de put in de staatkas verder uitdiepen. De regering houdt volgend jaar rekening met een tekort van ruim 2 procent van het bbp. Dat is de som van het structurele tekort van 1 procent en een conjuncturele tegenvaller (vooral door achterblijvende belastinginkomsten) van 1 à 1,5 procent. “Maar er is geen man overboord zolang het oplopende tekort te wijten is aan de conjuncturele tegenvallers”, zegt een medewerker van premier Van Rompuy.
In elk geval wil Van Rompuy tegen 2011 een begroting in evenwicht afleveren, waarbij tegen dan de conjuncturele impact klein zou moeten zijn. Dat betekent in vergelijking met 2009 dus een verbetering van het saldo met ruim 2 procent van het bbp, waarvan 1 procent structureel van aard moet zijn. Dat wordt geen gemakkelijke klus in een periode waarin de economie onder zijn potentieel blijft. Van Rompuy zal daarom in 2009 en wellicht ook in 2010 structureel weinig of niet ingrijpen, kwestie van het economische herstel niet in de weg te staan. “We moeten nu een conjunctureel tekort durven accepteren. Het is van cruciaal belang dat de Belgische economie in goede conditie is als de internationale economie herleeft. Eens de groei terug op peil komt, kan dan werk gemaakt worden van een structurele verbetering van de begroting”, zegt Jan Smets.
Na 2011 zal de regering dan de bakens moeten verzetten van structureel evenwicht naar een structureel overschot. Dat kan niet meer via dalende intrestlasten (die daling stagneert), en zal daarom moeten gebeuren via een verbetering van het begrotingssaldo voor intrestlasten. Dat impliceert dus een ‘echte’ inspanning van ongeveer 2 procent of 8 miljard euro tegen 2012, als de regering terug aansluiting wil vinden met het aanbevolen traject om de vergrijzing te financieren. “Heil kan komen van maatregelen waarvan het rendement toeneemt met de jaren. Ik denk bijvoorbeeld aan de geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd voor vrouwen waar men in de jaren negentig mee begon. Dat maakt nu, tien jaar later, een wereld van verschil op het vlak van begroting en werkgelegenheid”, zegt Jan Smets.
De juiste man op de juiste plaats
Vriend en vijand zijn het erover eens dat Herman Van Rompuy de juiste man op de juiste plaats is, al was het maar omdat hij een zwaardere klus in gelijkaardige omstandigheden al eens heeft geklaard. Als minister van begroting en vicepremier in de regering-Dehaene werkte Van Rompuy mee aan een sanering van de overheidsfinanciën in de periode 1993-1999.
Het startpunt van toen is vergelijkbaar met dat van vandaag. De regering-Dehaene werd geboren in een woelige periode en de economie kampte met een zware recessie. Toch deinsde de regering er toen niet voor terug om in volle crisisperiode zwaar te saneren. Van Rompuy & co deden een structurele begrotingsinspanning van 2 procent dat jaar. Toen had men de luxe niet om de recessie een bres te laten slaan in de begroting, die nog met een tekort van 7 procent kampte. Wou de regering de deelname aan het europroject veilig stellen, dan was er geen tijd meer te verliezen. Tegen 1999 lieten Dehaene en Van Rompuy een begroting achter met een structureel tekort van een klein procent. Die orthodoxie op het vlak van begroting zit Van Rompuy nog altijd in de genen.
Vandaag staat van Rompuy dus voor een opdracht die maar een derde bedraagt van de oefening in de jaren negentig (een structurele verbetering van 2 procent nu, tegenover 6 procent toen). Daartegenover staat dat de toenmalige stok achter de deur ‘het moet van Europa’ er niet meer is. Bovendien snijdt de recessie vandaag nog dieper dan toen. Van Rompuy zal daarom net zoals in de jaren negentig de begrotingsteugels moeten aanhalen in een periode waarbij het potentiële bbp niet gehaald wordt. Dat is en blijft het drama van de Belgische overheidsfinanciën: zolang de schuld niet verder wordt afgebouwd en zolang geen structurele overschotten in de goede tijden worden opgebouwd, moet dit land nog al te vaak een begrotingsbeleid voeren dat haaks staat op het aanbevolen beleid om gas te geven in slechte tijden en te remmen in goede tijden.
Tijdens de voorbije vijftien jaar heeft de Belgische regering slechts één jaar zo’n beleid gevoerd (zie grafiek). In 2001 verbeterde het structureel primair saldo in tijden van hoogconjunctuur. Tijdens de overige veertien jaar stond de regering op de rem in de mindere tijden (de jaren negentig). Of gaf men gas in de goede tijden, zoals onder de regeringen-Verhofstadt, die de rentebonus en conjuncturele meevallers niet opspaarden maar spendeerden.
En dus moet Van Rompuy zijn oefening overdoen, weliswaar op kleinere schaal. Dat laat hem toe om de sanering één tot twee jaar te verdagen tot het ergste economische leed geleden is. Het moeilijkste deel wordt echter om structurele overschotten te verankeren in een Belgische context. Maar dat is ten vroegste haalbaar na 2011. Iets voor Van Rompuy II? (T)
Door Daan Killemaes
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier