De stoelendans

Gaat de EMU nu al dan niet per 1 januari 1999 van start ? Trends vroeg het aan drie specialisten en kreeg drie verschillende antwoorden. Vooral over de samenstelling van de startgroep heerst de grootste onenigheid. Met z’n achten, met z’n tienen of met elf ? Of helemaal niks ?

In principe moet de Europese Monetaire Unie (EMU) per 1 januari 1999 van start gaan. Enkel de landen die voldoen aan de criteria voorzien in het Verdrag van Maastricht mogen meespelen. Maar in Duitsland klinkt de roep om de EMU-start uit te stellen steeds feller door. Want zeker inzake publieke financiën voldoen te veel landen, waaronder Duitsland zelf trouwens, niet of onvoldoende aan de Maastricht-criteria.

In het tijdsschema zoals het thans vastligt, moet de kogel inzake de samenstelling van de startgroep in april-mei 1998 door de kerk. Trends toog met de vraag omtrent de toekomst van de EMU naar drie specialisten terzake : James Fralick, directeur van de researchafdeling van de investeringsbank Morgan Stanley, Peter Praet, hoofdeconoom van de Generale Bank, en Paul De Grauwe, hoogleraar internationale economie aan de KU Leuven en VLD-senator.

Hoewel het concrete scenario dat elk van hen hanteert voor de EMU-start er behoorlijk verschillend uitziet, zijn Fralick, Praet en De Grauwe het alvast over drie dingen eens :

Ten eerste, het grote probleem heet Duitsland, waar het politieke, financiële en industriële establishment sterk pro-EMU is maar de publieke opinie een vijandige houding aanneemt. Vermits er in oktober 1998 parlementsverkiezingen aankomen, mag met dit laatste aspect niet lichtzinnig omgesprongen worden door de regering van kanselier Helmut Kohl.

Ten tweede, Griekenland komt als enige lidstaat van de Europese Unie echt niet in aanmerking om tot de EMU-club te behoren.

Ten derde, Zweden, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk zullen méér dan waarschijnlijk uit vrije wil beslissen om niet deel te nemen aan de EMU, tenminste toch niet van bij de start.

Conclusie : er blijven maximaal 11 landen over die bij de EMU-startclub kunnen behoren.

James Fralick : “Met 8”

James Fralick ziet per 1 januari 1999 een groep van acht landen in de monetaire unie opgaan : Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, België, Luxemburg, Nederland, Ierland en Finland. Voor de drie zuiderse landen Italië, Spanje en Portugal ziet de Morgan Stanley-econoom een probleem inzake budgettaire betrouwbaarheid. James Fralick : “Zeker voor de Duitse publieke opinie is een EMU met deze drie landen in de startgroep op dit moment onaanvaardbaar. Voor Italië, Spanje en Portugal kan dit echter grote moeilijkheden creëren op de financiële markten en inzake de evolutie van de rentevoeten. Daarom vermoed ik dat van bij de aanvang zal voorzien worden dat, mits een aanhoudende budgettaire soberheid, zij in 2001 of 2002 automatisch de EMU zullen binnenglijden”.

Uitstel van de start van de EMU ziet James Fralick alvast niet zitten. Daar zijn volgens hem twee redenen voor. “Ten eerste zou een uitstel het politieke blazoen van Helmut Kohl en Jacques Chirac zwaar beschadigen. Zij hebben zich als politici toch wel heel sterk met het hele project geïdentificeerd. Ten tweede, indien de EMU uitgesteld wordt, is de kans zeer reëel dat de budgettaire teugels ook gevierd zullen worden, zodat de Maastricht-normen helemaal buiten bereik geraken. Ik ken geen politicus die dat risico wil lopen.”

Peter Praet : “Met 10”

Peter Praet deelt Fralicks mening dat uitstel van de EMU-start bijna onvermijdelijk tot afstel van het hele project zal leiden. Vermits steeds meer er op wijst dat de beslissing omtrent de samenstelling van de startgroep eerder tegen eind mei dan wel begin april 1998 zal vallen, meent Praet dat de macro-economische cijfers van 1998 minstens even zwaar zullen wegen als die van 1997. De hoofdeconoom van de Generale Bank ziet mede daarom de 8-koppige startgroep van zijn collega James Fralick aangedikt met Spanje en Portugal. Praet : “Kijk naar de convergentiecriteria en de stipulaties van het Verdrag van Maastricht. Ik zie niet goed in hoe men langs de ene kant die twee landen kan buiten houden als men langs de andere kant landen als België en Oostenrijk wel opneemt in de startgroep”.

Voor Praet is vooral Italië het grote zorgenkind in de Europese familie. “Terwijl de politieke stabiliteit van Italië broos blijft,” aldus Praet, “vaart het land zowel inzake monetaire en budgettaire politiek als inzake muntbeleid een erg restrictieve koers. Dit maakt een heropleving van de conjunctuur zo goed als uitgesloten. Bovendien is de rendabiliteit van de financiële sector onrustbarend laag zodat deze branche een forse sanering voor de boeg heeft. De kans is reëel dat Italië in de nabije toekomst in een ernstige economische crisis terechtkomt”.

Paul De Grauwe : “Met 11 of…”

De Leuvense hoogleraar Paul De Grauwe ziet het scenario van James Fralick noch dat van Peter Praet zitten. De Grauwe : “Men verliest in deze discussie wat al te gemakkelijk uit het oog dat de beslissing over wie wel en wie niet tot de startgroep van de EMU kan behoren per gekwalificeerde meerderheid moet genomen worden. Vergeet het dus maar dat, zoals zovelen denken, Duitsland op zijn eentje die beslissing zal kunnen forceren.”

Uit De Grauwes analyse komt als meest waarschijnlijke scenario naar voren dat de voltallige bende van 11 (de 10 landen aangestipt door Peter Praet plus Italië) van bij de start deel uitmaakt van de monetaire unie. “Beschouw dit echter helemaal niet als een zekerheid,” zo waarschuwt de Leuvense econoom, “want dit scenario veronderstelt inderdaad dat men een politieke oplossing vindt om de grote Duitse huiver ten aanzien van de zuiderse landen te overwinnen.”

Paul De Grauwe vindt het dan ook helemaal niet onwaarschijnlijk dat het EMU-schip nog volledig gekelderd wordt. “Ik acht de kans reëel dat men tegen april-mei niet tot een politieke consensus komt,” zegt hij. “Op dat moment zal men verplicht zijn om tot uitsel te beslissen, onder het mom dat een aantal landen niet voldoen aan de Maastricht-criteria. Het risico dat dan her en der de budgettaire discipline overboord gegooid wordt, is reëel. Wat in Duitsland de reactie zal uitlokken dat men aan zulk een EMU echt niet kan meedoen. Dat is dan het einde van de rit.”

JOHAN VAN OVERTVELDT

JAMES FRALICK (MORGAN STANLEY) Zeker voor de Duitse publieke opinie is een EMU met Italië, Spanje en Portugal in de startgroep op dit moment onaanvaardbaar.

PAUL DE GRAUWE (KU LEUVEN) Het is helemaal niet onwaarschijnlijk dat het EMU-schip nog volledig gekelderd wordt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content