De stille wraak van de belastingadministratie
Het botert niet meer tussen de wetgever en de belastingadministratie. In het verleden vertrokken wetgevende initiatieven meestal van het kabinet van de minister van Financiën en had de belastingadministratie doorgaans een dikke vinger in de pap. Dikwijls had zij het idee zelf aangebracht. Meestal werd zij ten gronde geraadpleegd. Ook de keren dat parlementsleden zelf een initiatief namen, was de invloed van de belastingadministratie prominent. Zodra de minister van Financiën het parlementaire initiatief een goed idee vond, trok hij het meestal naar zich toe, en liet hij de belastingadministratie haar werk doen. Het resultaat was doorgaans dat het wetsvoorstel grondig werd aangepast en nadien het parlementaire parcours mocht afleggen.
Er zijn tekenen dat deze machtsverhoudingen stilaan aan het verschuiven zijn. Aan wat het ligt, is moeilijk te zeggen. Misschien zijn de parlementsleden assertiever geworden. Maar een even goede uitleg is, dat de minister van Financiën meer dan vroeger laat begaan.
Twee recente maatregelen zijn daar een goed voorbeeld van. Om te beginnen, is er de nieuwe fiscale regeling inzake ‘auteursrechten’. Die heeft tot gevolg dat genieters van ‘auteursrechten’ en ‘naburige rechten’ in het beste geval nog slechts tegen 7,5 procent worden belast. Je moet al een kniesoor zijn om dat geen goede maatregel te vinden. Maar tegelijk rijst terecht de vraag of de regeling niet discriminerend is, en of zij in de praktijk op een goede manier kan worden toegepast. Het antwoord is, dat de wetgever broddelwerk heeft afgeleverd. De problemen zijn legio. Weliswaar zal het kabinet binnenkort wel afkomen met een lijstje ‘frequently asked questions’ (en de antwoorden daarop). Maar die zullen niet kunnen verbergen dat de wetgever zijn werk niet goed heeft gedaan.
De oorzaak van al deze ellende heeft ongetwijfeld ook te maken met de manier waarop men te werk is gegaan. De nieuwe regeling is de vrucht van een parlementair initiatief. Op zich vormt dat geen probleem. Maar in het parlement heeft men er dit keer alles aan gedaan om de nieuwe regeling zoveel mogelijk binnenskamers te houden, en zo weinig mogelijk pottenkijkers toe te staan. En de minister van Financiën? Je zou verwachten dat hij het parlementaire initiatief naar zich toe zou trekken, en zijn administratie opdracht zou geven om de nodige verbeteringen aan te brengen. Maar om onduidelijke redenen is dat niet, of veel te weinig gebeurd. Het gevolg laat zich raden. Het wetsvoorstel is in een mum van tijd door het parlement gejaagd en vertoont daar alle gebreken van. Niemand weet hoe de nieuwe regeling juist moet worden toegepast. In de praktijk is zij ook niet toepasbaar. De wetgever verplicht de uitgevers immers tot het retroactief inhouden van roerende voorheffing op de vergoedingen die sinds begin dit jaar zijn uitgekeerd. Vandaar dat nu al reparatiewetgeving in de maak is die de verplichting tot het inhouden van roerende voorheffing zal uitstellen tot begin volgend jaar.
Een ander voorbeeld van eigengereid optreden van de wetgever, vind je in de nieuwe fiscale regeling ten aanzien van bezoldigde sportbeoefenaars. Van parlementsleden is geweten dat zij een groot hart hebben voor het nationale voetbal. Met lede ogen zagen zij aan hoe Belgische sportclubs hoe langer hoe minder geïnteresseerd waren in Belgische voetballers. Buitenlanders waren wegens een gunstig fiscaal statuut veel goedkoper. Dus werd het plan opgevat om dat gunstige fiscale statuut drastisch te beperken. Maar dat zou dan wel tot gevolg hebben, dat de kostprijs van de buitenlanders zwaar omhoog zou gaan. Vooral in die gevallen waarin hun contractueel een bepaalde nettobezoldiging is toegezegd. Maar ook voor dat probleem werd al gauw een oplossing bedacht. Werkgevers van bezoldigde sportbeoefenaars worden er in de nieuwe regeling onder bepaalde voorwaarden van vrijgesteld de ingehouden bedrijfsvoorheffing volledig door te storten naar de schatkist. Maar liefst 80 procent van hen mag die bij zich houden. Waardoor de kostprijs van hun sportbeoefenaars drastisch daalt, en de weerslag van de nieuwe fiscale regels ten aanzien van de buitenlandse spelers (met een netto gegarandeerde bezoldiging) binnen de perken blijft.
Die regeling werd ook grotendeels binnenskamers in het parlement bedisseld. Maar parlementsleden mogen dan al grote voetballiefhebbers zijn, van fiscale techniek hebben ze niet veel kaas gegeten. Het gevolg is dat zij een regeling hebben goedgekeurd, die juist niet doet wat zij beoogde te doen. Door een technische fout laat zij werkgevers van buitenlandse sportbeoefenaars helemaal in de kou staan.
En de administratie? Die heeft droogweg laten weten dat de bezoldigingen van buitenlandse sportbeoefenaars, gelet op de goedgekeurde tekst van de wet, niet in aanmerking komen voor de regeling waarbij 80 procent van de bedrijfsvoorheffing niet moet worden doorgestort. Men zou het met wat slechte wil, de stille wraak van de belastingadministratie kunnen noemen.(T)
DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.
Jan Van Dyck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier