De sterke frank. LOSLATEN ? Verdoken exportsubsidie
De laatste tijd klinkt in bedrijfskringen geregeld de roep naar het loslaten van het harde-muntbeleid. De sterke frank zou een wurgende strop zijn rond de hals van onze exporteurs. Terwijl de munten van verschillende EU-lidstaten erop los depreciëren en ook de dollar in waarde zakt, houdt onze Nationale Bank halsstarrig vast aan de koppeling met de Duitse mark. Daling van de konkurrentiekracht en verlies van marktaandelen zouden de gevolgen zijn.
Wat de exportsektoren eigenlijk vragen met het loslaten van de sterke frank, is een verdoken exportsubsidie. In deze budgettair harde tijden mag men van de diverse overheden immers niet verwachten dat ze het manna laten nederdalen, zoals in de jaren ’70 en ’80 gebeurde met de nationale sektoren. Vandaag de dag moet het iets subtieler gebeuren. Vermindering van de indirekte arbeidskosten is nog iets te doorzichtig ; het stuit dan ook op nogal wat tegenstand bij de vertegenwoordigers van degenen die de rekening van een dergelijke arbeidskostenverlaging zouden moeten betalen.
PIJNLOOS.
Het voorstel om de wisselkoers te laten schieten, is erg gewiekst. Ogenschijnlijk kunnen daardoor heel wat arbeidsplaatsen gered worden in de bewuste sektoren. Dat klinkt politiek natuurlijk goed, en bovendien lijken er op het eerste gezicht geen slachtoffers te vallen. De kosten van een dergelijke beleidsstap zijn immers tamelijk ondoorzichtig. Een waardevermindering van de munt resulteert slechts na enige tijd en via omwegen in een hogere inflatie en in een hogere risicopremie op de rente.
Een stijging van de inflatie kan de meeste landgenoten weinig deren, want lonen en wedden worden beschermd door de automatische indexatie. De hogere rente is voor de Belg geen al te groot probleem : zijn bestedingen blijken weinig rentegevoelig te zijn, zijn beleggingen varen er wel bij. En het grootste slachtoffer van een rentestijging, de overheid, kan op weinig sympatie rekenen bij de gemiddelde burger.
Politiek gezien lijkt dit gesneden koek. Het is waarschijnlijk dat men de verantwoordelijke politici zal blijven bewerken met dit soort calculus en het leggen van de nadruk op de pijnloosheid van de remedie.
In een dergelijke politieke konstellatie zou het maar beter zijn dat de Nationale Bank een zekere onafhankelijkheid en afstandelijkheid tegenover de politiek kan bewaren. Zoals de kaarten nu liggen, is dat geen evidentie.
ONWENSELIJK.
Gelukkig maar dat de regering en de centrale bank tot nader order objektieve bondgenoten zijn in deze materie. De opeenvolgende regeringen zijn de Europese gedachte steeds toegewijd geweest, en zullen er ook in de toekomst alles aan doen om tot de betere leerlingen van de klas te blijven behoren. De nagestreefde toetreding tot de Ekonomische en Monetaire Unie vereist de beheersing van de staatsschuld ; rente-opstoten, bijvoorbeeld veroorzaakt door een muntontwaarding, kan men daarbij missen als kiespijn. Van haar kant heeft de Nationale Bank de koppeling tussen Duitse mark en Belgische frank tot een soort fetisj gemaakt, waarover afwijkende meningen en diskussie taboe zijn.
Zo bekeken zit een loslaten van de koppeling niet in de politieke kaarten. De politieke onhaalbaarheid van een dergelijke optie is bovendien volledig gelijklopend met de ekonomische onwenselijkheid ervan. De wisselkoers is immers geen subsidie-instrument, maar wordt in België via de koppeling aan de Duitse mark gehanteerd om de inflatie laag te houden met redelijk sukses, mag men wel zeggen. De koppeling heeft het voordeel dat er een heel duidelijk objektief voor ogen staat. Het alternatief, een losser muntbeleid, heeft dit voordeel niet : met hoeveel moet er gedevalueerd worden, en wat als het vermeende voordeel van een devaluatie uitgewerkt is ?
Er wordt wel eens op gewezen dat de reële rente, zowel op korte als op lange termijn, in depreciërende landen zoals Italië en Groot-Brittannië niet hoger ligt dan in ons land. De nuchtere cijfers staven dit, maar het is twijfelachtig of het ook de verdienste is van het wisselkoersbeleid. In beide genoemde landen zijn zowel de rentevoeten als de inflatie aan het stijgen de eerste minder dan de tweede, wat de lagere reële rente verklaart. Mij dunkt dat de situatie van een stabiele munt met lage inflatie te verkiezen is boven de Britse en Italiaanse toestanden.
ONGELOOFWAARDIG.
Het sukses van het harde-muntbeleid op het vlak van inflatie mag niet doen vergeten dat de wisselkoers, behalve een instrument van monetair beleid, ook nog altijd een termometer blijft van de prestaties van de ekonomie tegenover het buitenland. Bepalend voor deze prestaties zijn de “fundamentals” (het vertrouwen in de ekonomie, de kwaliteit van ons aanbod, de staat van het overheidshuishouden…). Het is niet door aan de termometer te prutsen dat men iets verandert aan het ziektebeeld.
In een aantal sektoren die onder de sterke frank menen te lijden, heeft dat ziektebeeld vooral te maken met het verschuiven van komparatieve voordelen naar andere delen van de wereld. Het huidige konkurrentieprobleem met de zuidelijke lidstaten en Groot-Brittannië is in die optiek slechts de voorbode van worse things to come. Een devaluatiewedren met deze landen zou alleen maar het fundamentele probleem tijdelijk verbergen, waarna de realiteit des te harder zal toeslaan.
Nog altijd geldt het oude adagium dat een muntontwaarding een zwaktebod is, een beggar thy neighbour-oplossing. Een devaluatie kan tijdelijk wat soelaas brengen, maar op termijn moeten de noodzakelijke begeleidende maatregelen op het vlak van inkomens- en prijsmatiging voor de gezondmaking zorgen.
De pleidooien voor een minder sterke frank zijn derhalve ongeloofwaardig. Ook de exportsektoren hebben belang bij een stabiele monetaire situatie met een stevige wisselkoers en een lage inflatie.
FRANK NAERT
Frank Naert is hoogleraar ekonomie aan de Hogeschool Gent.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier