De sociale zekerheid gaat kopje-onder
Nu de regeringsformatie haar sociaaleconomische climax nadert, lanceert de werkgeversorganisatie Unizo een noodoproep. Als bepaalde uitgaven niet snel worden stopgezet, kijkt de RSZ tegen 2016 op tegen een officieel tekort van 6 miljard euro.
Zowel de sociale zekerheid van werknemers (+1,06 miljard euro) als die van de zelfstandigen (+84 miljoen euro) kan dit jaar een positief resultaat neerzetten. Maar de cijfers geven een vals gevoel van veiligheid. Eigenlijk gaat de sociale zekerheid fors in het rood. Het positieve resultaat is er alleen maar gekomen omdat de sociale zekerheid een extra rijkstoelage van bijna 1,8 miljard euro, een renteloze lening van 1,07 miljard euro en 1,093 miljard euro uit de uitgaven van de gezondheidszorg heeft gekregen.
Maar de verwachtingen voor 2012 en de meerjarenraming voor 2013, 2014 en 2015 leggen het structurele tekort wel bloot. Volgend jaar zou de sociale zekerheid voor werknemers een tekort van 3,29 miljard euro boeken. Ook de sociale zekerheid voor zelfstandigen gaat in het rood (-314 miljoen). De put zal tegen 2016 uitdiepen tot 6 miljard euro. Dat heeft de werkgeversorganisatie Unizo berekend in een kritisch rapport over de sociale zekerheid en de impact van de vergrijzing. (zie tabel Het deficit van de sociale zekerheid) Het rapport verklaart die negatieve sprong in de sociale zekerheid door het wegvallen van de rijkstoelage en de renteloze lening, het terugbetalen van de eerste schijf van die renteloze lening (101 miljoen euro) en een stijging van de uitgaven voor de gezondheidzorg.
Eigenlijk is het gat in de sociale zekerheid nog groter. Normaal moeten de so-ciale bijdragen het stelsel financieren, maar die volstaan al lang niet meer om de putten te dempen. Daarom krijgt de sociale zekerheid behalve de extra rijkstoelage al jaren andere middelen uit de begroting. Ook inkomsten uit btw en accijnzen (de zogenaamde alternatieve financiering) worden aangewend om de sociale zekerheid te financieren. Als we die geldstromen in rekening nemen, vertoont de sociale zekerheid een tekort van meer dan 21 miljard euro of 5,7 procent van het bbp. Unizo waarschuwt dat de sociale zekerheid nog voor de vergrijzing op kruissnelheid raakt in zwaar financieel weer terechtkomt. Voor topman Karel Van Eetvelt is dat het teken dan het “niet vijf voor twaalf is, maar vijf over twaalf”.
De schuld van paars
De Studiecommissie voor de Vergrijzing ziet de budgettaire kosten van de vergrijzing evolueren van 25,3 procent van het bbp in 2010 naar 26,2 procent in 2016. De Belgische beleidsmakers hebben zich daar de voorbije jaren onvoldoende op voorbereid. Het vorige decennium is het aandeel van de sociale prestaties in procent van het bbp toegenomen van 21,6 tot 25,3 procent. Dat toeschrijven aan de vergrijzing is fout, stelt het Unizo-rapport, want tussen bijvoorbeeld tussen 2005 en 2010 heeft de groep die geboren is tijdens de Tweede Wereldoorlog de wettelijke pensioenleeftijd bereikt. In de oorlogsjaren waren er minder geboortes. De toenemende uitgaven kunnen dus niet toegeschreven worden aan een verouderende bevolking. De stijgingen zijn het gevolg van het gevoerde beleid van het voorbije decennium. Zo voerde de paarse regering vanaf 2004 de jaarlijkse groeinorm van 4,5 procent (boven op de inflatie) in voor de gezondheidszorg, terwijl die daarvoor slechts 2,5 procent bedroeg. Die maatregel had een enorme stijging van de uitgaven tot gevolg: van 12 miljard in 1999 naar 22,8 miljard vorig jaar.
Daarnaast nam de regering onder leiding van Guy Verhofstadt nog een aantal andere maatregelen zoals het welvaartsvast maken van de uitkeringen, de invoering van een pensioenbonus, verbeteringen in het sociaal statuut van zelfstandigen en het verhogen van de schoolpremie. De regeringsmaatregelen en de welvaartsvastheid van de uitkeringen (die een gevolg zijn van het Generatiepact) zijn in 2011 samen goed voor respectievelijk 703,5 miljoen en 796,6 miljoen euro. Unizo waarschuwt dat boven- op die uitgaven straks nog de kosten komen voor de vergrijzing, die de volgende vijf jaar op kruissnelheid raakt. Op middellange termijn (2010-2016) nemen de sociale prestaties ten gevolge van de vergrijzing toe. Met 3,67 miljard euro in constante prijzen.
Bekijken we het op langere termijn, dan lopen de vergrijzingskosten tussen 2010 en 2030 op tot 19,6 miljard euro. In 2060 mogen we ons verwachten aan een bijkomende kost van 49 miljard euro. Het gaat hier om astronomische cijfers die moeilijk te vatten zijn.
Maar die gigantische kostprijs is niet onvermijdelijk. Gerichte beleidsmaatregelen kunnen de uitgaven onder controle houden. Als België bijvoorbeeld zijn productiviteitsgroei kan optrekken van 1,5 naar 1,75 procent, dan levert dat in 2060 al een besparing van bijna 10 miljard euro op. De Studiecommissie van de Vergrijzing gaat ervan uit dat de uittredeleeftijd de komende vijftig jaar stijgt van 58,6 naar 61,3 jaar. Als dan nog een jaar extra aan de pensioenleeftijd wordt toegevoegd, dan betekent dat een besparing van 11 miljard euro tegen 2060. Een daling van de parameters voor de welvaartsaanpassingen vanaf 2015 met 0,25 procent kan tegen 2060 8 miljard opleveren.
Nulgroei gezondheidszorg
Op basis van die extrapolaties doet Unizo een aantal beleidsaanbevelingen die ook zeer snel effect kunnen ressorteren. De werkgeversorganisatie heeft het in eerste instantie gemunt op de 4,5 procentgroeinorm in de sociale zekerheid. Als de regering die norm aanhoudt dan loopt het budget van de ziekte- en invaliditeitsverzekering op van 18,5 miljard in 2006 naar 30,8 miljard in 2015. Unizo pleit in deze dan ook voor een nulgroei. Dat levert meteen een jaarlijkse besparing van 1,2 miljard euro op. Een realistisch cijfer omdat de reële uitgaven in de gezondheidszorg al jaren lager liggen dan de begrotingsdoelstelling. In 2010 lagen de uitgaven in de gezondheidszorg 1,425 miljard euro lager dan begroot. Het huidige budget biedt nog plaats aan grote en ongebruikte reserves.
Ook de uitgaven voor de welvaartsvastheid van de uitkeringen kunnen worden aangepakt. Dat is een oude werkgeverseis, maar de vakbonden schreeuwen hier steevast moord en brand omdat dan aan werkloosheids- en bijstandsuitkeringen wordt geraakt. Wie de zaken van nabij bekijkt, merkt dat bij de berekening van de welvaartsaanpassingen van de uitkeringen uitgegaan wordt van een groei van de arbeidsproductiviteit van 1,75 procent, terwijl die in werkelijkheid op 1,5 procent of zelfs lager ligt. Het welvaartsniveau van de gepensioneerden neemt dus sneller toe dan dat van de actieve bevolking. Unizo stelt daarom voor de welvaartsenveloppes te halveren, wat tegen 2016 een besparing van 0,7 miljard kan opleveren. De rest van het budget moet dan in eerste instantie naar de laagste pensioenen en de pensioenminima van de zelfstandigen gaan.
De kmo-organisatie lijst ook nog eens de klassieke werkgeversdesiderata op over langer werken. Het zijn de voorspelbare voorstellen om de werkelijke pensioenleeftijd op te trekken en een pensioenmalus in te voeren voor werknemers die vroeger stoppen met werken. En dan is er nog het voorstel te snoeien in de gelijkgestelde periodes en geen pensioenrechten moeten worden toegekend voor alle jaren die men werkloos is, voor tijdskrediet koos of met brugpensioen was. Unizo heeft tegelijk een repliek klaar aan de vakbonden die zeggen dat werkgevers enerzijds pleiten voor langer werken maar er anderzijds niet happig op zijn oudere werknemers in dienst te nemen. Een rondvraag van Unizo bij kmo’s spreekt dat tegen. Uit de enquête blijkt dat 66 procent nu 50-plussers in dienst heeft. De bereidheid om oudere werknemers aan te nemen, is bij 60 procent tussen redelijk en zeer groot. Slechts 50 procent zegt niet bereid te zijn hen aan te werven, 32 procent schat de bereidheid om 50-plussers aan te werven klein.
ALAIN MOUTON
De toenemende uitgaven in de sociale zekerheid waren de voorbije jaren niet het gevolg van de vergrijzing, wel van het gevoerde beleid.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier