De sociale bom
Dit jaar heerste er sociale vrede, ondanks de crisis. Maar de bom kan in 2010 wel eens barsten.
Het voorbije jaar kreeg een groot deel van de wereld af te rekenen met dalende inkomens en scherp stijgende werkloosheid. Aan het begin van 2009, op het hoogtepunt van de wereldwijde economische crisis, weerklonk een opvallende waarschuwing over de mogelijke politieke gevolgen. Die was van de directeur van de Amerikaanse inlichtingendienst, admiraal Dennis Blair, in een getuigenis voor de Amerikaanse Senaat. Hij zei dat het risico van wereldwijde politieke instabiliteit die door de economische crisis uitgelokt wordt een van Amerika’s ‘belangrijkste onmiddellijke veiligheidsbekommernissen’ was. Onder anderen de hoofden van het IMF en de VN hebben intussen al gewaarschuwd voor het gevaar van sociale onrust.
De gevreesde onrust bleef uit. De kiezers zijn niet naar uiterst links of populistisch rechts getrokken. De meeste mensen die door de crisis getroffen werden, leden in stilte. Waren die waarschuwingen dan misplaatst? Het is nog te vroeg om gerust te zijn. Er zijn redenen om aan te nemen dat 2010 een jaar van oproer wordt. De betrekkelijke vrede op sociaal gebied van 2009 kan de stilte voor de storm geweest zijn.
Er kan een politieke storm ontketend worden door een samenloop van calamiteiten: een scherpe stijging van de werkloosheid, toename van armoede en ongelijkheid, een verzwakte middenklasse en hoge voedselprijzen in vele landen. Ook besparingsmaatregelen staan op de agenda van 2010 na de extreme budgettaire versoepeling van 2009.
Historisch gezien kwamen de politieke reacties op economische ellende altijd met een zekere vertraging. Hetzelfde geldt voor de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Zelfs als de recessie voorbij is, blijft de werkloosheid stijgen. Volgens schattingen van de Economist Intelligence Unit (EIU) zijn er in 2010 wereldwijd 60 miljoen werklozen meer dan in 2008. De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) gaat ervan uit dat zo’n 200 miljoen arbeiders met minder dan 2 dollar per dag moeten rondkomen.
De daling van de inkomens wordt niet altijd gevolgd door politieke instabiliteit. De kwetsbaarheid voor onrust hangt af van een heleboel factoren. De graad van inkomensongelijkheid, de bewindvoering, het niveau van de sociale voorzieningen, etnische spanningen, het vertrouwen van de bevolking in de instellingen, een voorgeschiedenis van beroeringen en het soort politiek systeem – ‘tussenliggende’ regimes die geen gevestigde democratieën maar ook geen autocratieën zijn, zijn het kwetsbaarst.
Zowat de helft van alle landen die door de EIU beoordeeld worden – 77 van de 166 – lopen een zeer hoog of hoog risico op sociale onrust in 2010. 22 zitten in de hoogste categorie. In 52 landen wordt het risico op onrust als gematigd en voor de overblijvende 37 landen als laag getaxeerd.
Sub-Saharaans Afrika is goed vertegenwoordigd in de categorie met het hoogste risico: het vertegenwoordigt ongeveer een derde van de hele groep. Bijna een kwart van de landen met een hoog risico bevindt zich in Oost-Europa, de regio die het hardst getroffen werd door de crisis en die ook vele van de onderliggende kenmerken vertoont. Een redelijk aantal landen met hoog risico bevindt zich in Latijns-Amerika en Azië, ‘s werelds grootste en meest succesvolle ontluikende markt, China, inbegrepen.
Het is echter niet alleen een probleem voor arme landen. In Europa hebben protesten al regeringen ten val gebracht in Letland en IJsland. Frankrijk is, historisch gezien, onrust onder de bevolking niet vreemd. En in 2010 loopt ook Groot-Brittannië gevaar. In heel de wereld wordt het dan ook een jaar voor woedebeheersing.
DE AUTEUR IS DIRECTEUR LANDENPROGNOSES VAN DE ECONOMIST INTELLIGENCE UNIT.
y Door Laza Kekic
2010
In 2010 zijn er wereldwijd 60 miljoen werklozen meer dan in 2008.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier