De slappe begrotingskost van Verhofstadt
Volgens premier Guy Verhofstadt en minister van Begroting Johan Vande Lanotte haalde België in 2001 een begrotingssurplus van 0,4%. In werkelijkheid was er een deficit van 0,3%. Bovendien daalt de overheidsschuld niet langer. Is het tijd om de noodrantsoenen aan te spreken?
De regering- Verhofstadt I stak enkele weken geleden, bij monde van minister van Begroting Johan Vande Lanotte ( SP.A), enkele budgettaire pluimen op haar hoed. Op basis van de nationale rekeningen van de Belgische economie voor 2001 bleek het begrotingsoverschot niet uit te komen op de voorziene 0,2% van het bruto binnenlands product (BBP), maar wel op 0,4%. Meteen kon Vande Lanotte een aanzienlijk bedrag overhevelen naar zijn troetelkind: het Zilverfonds, een spaarpotje waarmee tegen de achtergrond van de vergrijzende bevolking de pensioenvoorziening moet worden veiliggesteld.
Goed gewerkt dus, of misschien toch niet? Ten eerste moet het in 2001 gerealiseerde begrotingssurplus van 0,4% economisch worden gezien als een deficit van 0,3%. De automatische positieve impact van een beter dan verwachte conjunctuurevolutie enerzijds en de eenmalige ingrepen anderzijds zorgden in 2001 volgens het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO) – berekeningen die ook zijn bevestigd door diverse onafhankelijke begrotingsspecialisten – immers voor een positieve bijdrage aan het finale begrotingsresultaat van 0,7 procentpunt. Het zogenaamde structurele primaire saldo (het uitgezuiverde begrotingsresultaat van de overheid, exclusief rentelasten) daalde in 2001 voor het derde jaar op rij (zie grafiek 1: Sanering mislukt). Hoewel de rentelasten verder afnamen van 7,5% van het BBP in 1998 naar 6,5% in 2001 slaagde de regering-Verhofstadt I er dus niet in om de openbare financiën verder te saneren.
Dat de structurele begrotingsingrepen nagenoeg tot stilstand kwamen, blijkt ten tweede ook uit de evolutie van de staatsschuld. Binnen het eurogebied staan Italië en België nog altijd aan de leiding ter zake. Eind 2001 haalde ons land een schuldratio van 107,1% van het BBP. De daling van de schuldgraad zette zich, onder meer door het gunstige rentegesternte, in de tweede helft van de jaren negentig versneld door. Zowel de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) als het Internationaal Monetair Fonds ( IMF) stelden evenwel vast dat die evolutie in 2000 en 2001 aanzienlijk vertraagde (zie grafiek 2: Schuldafbouw sputtert). Volgens het IMF is de afbouw van de staatsschuld tot onder de 60% nochtans “de meest voor de hand liggende” strategie om het vergrijzingsprobleem aan te pakken.
De IMF-economen verwachten dat de dalingscurve van de Belgische staatsschuld dit jaar nagenoeg volledig zal worden uitgevlakt. Maar die stelling wordt op het kabinet van minister van Begroting Vande Lanotte betwist: “We zullen niet uitkomen op een deficit van 0,7%, zoals het IMF eerder dit jaar vooropstelde, maar wel op een begroting in evenwicht”. Toch ligt volgens het IMF in Washington een begroting in evenwicht voor 2003 alleen binnen de mogelijkheden als er “in de tweede helft van het jaar een uiterst spectaculaire groeiherneming zou plaatsvinden en/of een aantal eenmalige ingrepen zouden worden doorgevoerd”. Ook de Nationale Bank bevestigt dat zonder kunst- en vliegwerk veeleer een deficit van om en bij de 0,5% mag worden verwacht dan wel een begroting in evenwicht. Maar ook dit wordt door het kabinet van Begroting ontkend: Vande Lanotte vindt dat de door de Nationale Bank gebruikte indicator in verband met de evolutie van het netto te financieren saldo van de federale overheid in de eerste maanden van dit jaar onbetrouwbaar is, want te zeer onderhevig aan occasionele en eenmalige factoren.
Geschenk uit de hemel
De regeringsploeg is intussen volop bezig met de voorbereiding van de begroting 2003. Die wordt in september ingediend. De ploeg van Verhofstadt gaat er nog altijd van uit dat een groeiprognose voor volgend jaar van 3% of zelfs iets meer niet al te optimistisch is. Een cijfer van 3% zou betekenen dat we tegenover 2002 een toename van de economische groei kunnen inschrijven van ongeveer 2 procentpunt. Voor het begrotingssaldo zou dit een automatisch effect van 0,8% tot 1% van het BBP genereren. Als het onderliggende reële deficit van dit jaar op de al vermelde 0,5% zou uitkomen en er geen spontane ontsporing van de uitgaven meer plaatsgrijpt, zou dit betekenen dat de regering 0,3% tot 0,5% van het BBP of 750 miljoen tot 1,3 miljard euro kan ‘aanwenden’ zonder dat ze daarvoor in het rood moet gaan op de lopende begroting van 2003.
Zeker in de aanloop naar de verkiezingen is dit zelfs voor deze niet-confessionele regering een geschenk uit de hemel. Geen mens die nog zal verwijzen naar het feit dat het IMF in zijn jongste beoordeling van de Belgische economie sterk aandrong op een systematisch begrotingsoverschot van 1% van het BBP én op de integrale en onverkorte uitvoering van de bestaande belastingverlagingen.
Als het een troost mag wezen: de problematiek van de publieke financiën is in nagenoeg het hele eurogebied opnieuw brandend actueel. Portugal moest in 2001 een begrotingstekort van 3,9% inschrijven en is daarmee het eerste land dat de fameuze 3%-limiet uit het Stabiliteitspact overschrijdt. Ook de twee eurogrootmachten Duitsland en Frankrijk blijven met de 3%-norm flirten. En de derde grote euro-economie, Italië, kreeg van de Europese Commissie een publieke vermaning omdat het allerhande hocus-pocuspraktijken toepast. Yves Franchet, de directeur van Eurostat, vergeleek de Italiaanse handelwijze met de fraude van Enron. Voorwaar mooi gezelschap.
Johan Van Overtveldt [{ssquf}]
Binnen het eurogebied is België, samen met Italië, nog altijd het land met de grootste staatsschuld.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier