“De situatie blijft delicaat”
Peter Praet heeft geen tijd om ontgoocheld te zijn over de gemiste topbenoeming bij de Europese Centrale Bank. En daarbij, er komen nog kansen. Intussen heeft Praet de handen vol met het voorkomen van een volgende crisis. Trouwens, eerst nog de recessie zien door te komen. Want dit gedrocht is taai en laat zijn prooi moeilijk los.
“Neen, ik ben niet ontgoocheld”, oreert Peter Praet. “Echt waar. Ik wist dat mijn kansen klein waren. Ik ben gelukkig als ik een marathon kan lopen, ik hoef hem niet te winnen.” De directeur van de Nationale Bank was voor de Belgische regering de kandidaat om de Griek Lucas Papademos op te volgen als vicevoorzitter van de Europese Centrale Bank (ECB). Maar de baan gaat naar Vitor Constancio, de gouverneur van de Portugese Centrale Bank.
Het schoentje had Peter Praet gepast. De vicevoorzitter van de ECB is immers verantwoordelijk voor de financiële stabiliteit in het eurogebied. Laat dat net de specialiteit van Praet zijn, waarvoor hij internationaal aanzien geniet. Maar je moet als kandidaat ECB-bestuurder ook het geluk hebben in het plaatje te passen.
De verdeling van de Europese monetaire macht is een evenwichtsoefening van jewelste. De mix tussen de haviken (die een orthodox monetair beleid willen) en de duiven (die wat losser durven te zijn om de economie vooruit te helpen) moet goed zitten. De mix tussen nationaliteiten moet evenwichtig zijn en de politieke mix moet een mooie regenboog vormen. En liefst moeten er ook een paar vrouwen in de raad van bestuur, het hoogste beslissingsorgaan van de ECB.
Op de koop toe werd ook nog eens de opvolging van voorzitter Jean-Claude Trichet in de discussie gemengd. Als ‘havik’ Axel Weber volgend jaar Trichet wil opvolgen, is het voor hem geen slechte zaak dat de ‘duif’ Constancio aan boord kwam. En dat onlangs België met Herman Van Rompuy al een Europese topfunctie kreeg, speelde ook niet in de kaarten van Praet.
Peter Praet stelt voorzichtig vragen bij deze benoemingscarrousel: “De benoemingen bij de ECB beginnen een complexe zaak te worden, bijna zoals in de Belgische politiek. Maar het gaat nog, want de competentie lijdt er niet onder. Toch is de speculatie over de opvolging van Trichet spijtig voor het eurosysteem.”
Volgend jaar komt er weer een zitje vrij in de raad van bestuur van de ECB, als de Oostenrijkse Gertrude Tumpel-Gugerell afzwaait. Bent u dan opnieuw kandidaat?
PETER PRAET. “Ik heb nu al een interessante baan. Het is voor mij geen obsessie om in Frankfurt te geraken. Waken over de financiële stabiliteit is mijn ding, en we leven in een bijzondere periode na een historische ramp. De heropbouw van de financiële sector is een missie. Het werk gaat door, en ik steun graag Vitor Constancio. Aan volgend jaar denk ik niet. De inhoud van het werk interesseert me meer dan de locatie.”
Bent u voor quota voor vrouwen op belangrijke posten?
PRAET. “Ja. Het is goed dat er minstens een vrouw zit in de raad. Dat ondermijnt natuurlijk mijn kansen. Maar een vrouw zou ook aan boord van de raad kunnen komen als Trichet afzwaait. En vergeet niet dat de ECB werkt als een netwerk van de nationale centrale banken. De quota kun je dus ook op nationaal niveau bekijken in het eurosysteem.”
Bent u te veel havik om in het plaatje te passen?
PRAET. ( lacht) “Ik dacht dat ik mijn plaats had om wat meer diversiteit te brengen in de raad van bestuur van de ECB. Als het gaat tussen een havik en een duif, dan kan ik misschien de compromiskandidaat zijn. Internationale kranten schreven dat ze mijn positie niet kenden. Maar dat komt door de communicatiepolitiek in het eurosysteem. Ik heb altijd vermeden om iets te zeggen over het monetaire beleid omdat het de rol is van de gouverneurs.”
Hoe staat het met de wederopbouw en de nieuwe regelgeving van het finan-ciële systeem?
PRAET. “Hoe concreter de zaken worden, hoe moeilijker het wordt. Maar de doelstelling is om de financiële cyclus te verzachten, en vooral om de boom-bust-cyclus te vermijden. De centrale banken hielden tot nu vooral de economische cyclus in de gaten, maar we hadden ook meer oog moeten hebben voor de financiële cyclus, die veel langer kan duren dan de economische cyclus. Kijk maar naar de langdurige golven op de vastgoedmarkt. We moeten ook meer rekening houden met de collectieve gevolgen van individueel gedrag van financiële instellingen. Hoe beter het gaat, hoe meer krediet er wordt verleend. Dat zweept de economie op, wat opnieuw meer krediet uitlokt. Tot het deksel van de pan vliegt en het systeem in elkaar stort.”
Hoe kan dit vliegwiel in de toekomst tijdig afgeremd worden?
PRAET. “Met het Bazelcomité willen we de banken verplichten meer kapitaal aan te houden in de goede tijden, als buffer voor de slechtere tijden. Dat remt de kredietverlening af in de goede tijden, en ondersteunt de kredietverlening in de slechte tijden. Maar wat zijn goede tijden?
“Om een tegenreactie voor te zijn, moeten we dus een minimum aan regels vastleggen die bepalen wat goede tijden zijn. Regels zullen nooit optimaal zijn, maar wel noodzakelijk. Ons basisvoorstel is om per land te kijken naar de kredietgroei in verhouding tot het bruto binnenlands product (bbp). Hoe groter de trendgroei van het krediet in verhouding tot de trendgroei van het bbp, hoe meer kapitaalbuffers het banksysteem moet aanhouden.
“We willen nog twee nefaste ontwikkelingen van de jongste jaren vermijden. Het kan niet meer dat banken bepaalde obligaties – de zogenaamde hybride kapitaalinstrumenten – nog meetellen als kapitaal. Die obligatiehouders delen immers niet in het verlies, en worden de facto beschermd door de overheid. Dat is onaanvaardbaar. Ambigue kapitaalproducten mogen niet meer meetellen als kernkapitaal. Sommige van die producten zijn een typische vondst van de investeringsbanken om obligaties te laten meetellen als kapitaal, zonder verwatering voor de aandeelhouders en met behoud van fiscale aftrekbaarheid van de intrestaflossingen.
“Een andere achterdeur die we sluiten: banken kunnen niet langer illiquide activa onderbrengen in het tradingbook. Als activa in dat boek staan, hoeven de banken daar weinig kapitaal voor aan te houden, omdat de filosofie is dat je die posities indien nodig snel kunt verkopen. Veel gestructureerde producten werden daar ten onrechte geparkeerd. Er was echter geen secundaire markt en dus geen liquiditeit voor deze producten. De banken hadden daar dus veel kapitaal voor moeten opzijzetten. Hadden ze dat gedaan, dan was de crisis nooit zo erg geweest.”
Hoe wilt u het probleem aanpakken van instellingen die te groot of te verweven zijn met het financiële systeem, zodat de overheid ze niet failliet kan laten gaan?
PRAET. “Dat is die andere grote werf in de heraanleg van het financieel systeem. De discussie gaat er vooral over welke instellingen systemisch belangrijk zijn. Het basisidee is wat de bijdrage van een instelling is tot het systemische risico. Hoe groter de bijdrage, hoe meer kapitaal de instelling moet opzijzetten.
“Bovendien moeten banken ook op papier zetten hoe ze een crisis kunnen overleven, of hoe ze op een ordentelijke manier vereffend kunnen worden. Het is meer dan een testament schrijven. Soms moeten banken zich nu al reorganiseren om potentiële stressituaties beter door te komen. Heel belangrijk daarbij is de rol van de raad van bestuur. De raad van bestuur van veel banken was veel te zwak en blijft te zwak. De bestuurders hebben een enorme verantwoordelijkheid. Veel bestuurders nemen hun taak wel ernstig, maar we staan ver van hoe het zou moeten zijn.”
Waar loopt het mis in de raad van bestuur van de banken?
PRAET. “Er is een goede mix van expertise nodig, en bestuurders moeten genoeg tijd hebben. Daar knelt het schoentje vaak. De raad van bestuur moet ook veel meer over de strategie spreken. Dat is hun rol, maar ze doen het te weinig. Een cruciaal element in die strategie is het herstelplan. Vaak komen risicomanagers op de vergadering zeggen dat de bank voor 99,9 procent veilig is. Ons interesseert natuurlijk die 0,01 procent. Wat als het echt misgaat op de markten en met de bank, met alle gevolgen voor de overheid en samenleving? We willen daar op voorhand zoveel mogelijk antwoorden op krijgen. Sommigen zeggen daarom dat de overheid zitting moet hebben in de raad van bestuur, als vertegenwoordiger van het algemeen belang. Dat zou te ver gaan. Die rol moet gespeeld worden door de onafhankelijke bestuurders. Zij zijn er vooral om het algemene belang in de gaten te houden.
“Daarnaast moeten de overheden de instrumenten hebben om snel en efficiënt een omvallende bank op te vangen. Vandaar de nieuwe wetgeving in België. Een belangrijke discussie daarbij: bekijk je dit op het niveau van een land of van de wereld? Bij leven zijn we globaal, in dood handelen we nationaal. De nationale grenzen hebben hun comeback gemaakt in het toezicht en de regelgeving. Er moeten daarom akkoorden komen wie de last draagt bij een faillissement van een grensoverschrijdende instelling. België moet daar straks als voorzitter van de Europese Unie op hameren.”
Stel er komt een Belgische dochter van een grote bank in de problemen? Wie komt te hulp? De moedermaatschappij of de nationale overheid van de dochter?
PRAET. “De onduidelijkheid blijft. De moedermaatschappij kan nog zeggen dat ze haar filialen die in moeilijkheden komen zal steunen. Maar wat als de moeder zelf in de problemen komt? Niemand garandeert dat de overheid van die moeder ook de buitenlandse filialen zal helpen. Dus vragen steeds meer toezichthouders dat de filialen over een voldoende grote kapitaalbuffer beschikken, dat ze over eigen controlesystemen beschikken en dat ze dus op eigen benen kunnen staan. Dat is een probleem in die zin dat het een fragmentatie van de Europese financiële markt veroorzaakt. Veel internationale banken zeggen dat deze fragmentatie te duur is.
“Daarom zijn duidelijke afspraken over wie welke lasten draagt als het misgaat, van cruciaal belang zijn voor de goede werking van de interne markt. Vandaag hebben we alleen de Europese mededingingsautoriteit. Die heeft ten dele de rol van een resolution authority (een overheid die de afwikkeling van een bankencrisis tot een goed einde brengt) gespeeld. Europa kijkt nu naar de leefbaarheid van de banken. Ze verplicht hen tot herstructureringen, en heeft goed werk geleverd, gegeven de omstandigheden. Er was niks anders. We moeten van de ervaring van de mededingingsautoriteit gebruik maken om op Europees niveau een Resolution Authority te bouwen, die over een eigen noodfonds beschikt. Vandaar het idee om grensoverschrijdende banken een Europese bijdrage te laten betalen om dit fonds te stijven.”
De Belgische regering heeft Fortis Bank verkocht om van de risico’s af te zijn, maar helemaal weg zijn die risico’s dus niet?
PRAET. “Neen, dat is juist. Maar je kunt het ook anders zien. De economische situatie blijft heel moeilijk. We gaan door een diepe structurele crisis die nog jaren zal aanslepen, met een financiële sector die kwetsbaar blijft. De conjuncturele vooruitzichten zijn opnieuw wat somberder, met een oplaaiende vrees voor een nieuwe terugval. Ons basisscenario is er een van trage groei met weinig inflatierisico’s, maar de toekomst blijft zeer onzeker.
“In die omstandigheden denk ik persoonlijk dat de beslissing om Fortis Bank te verkopen de juiste was. De groei belooft traag te blijven en de limieten van de overheidsfinanciën zijn bereikt in België en veel andere landen. Dat is nieuw, en we zijn veel sneller in die situatie beland dan gedacht. Ierland bijvoorbeeld begon met een uitstekende begrotingssituatie aan de crisis, maar steekt nu diep in de schulden. De situatie is delicaat. Er is geen marge meer. Wat als het nog eens misgaat? Dat scenario spookt rond op de markten. Is er hoop? Ja, op middellange termijn kan nieuwe technologie de economie opnieuw vleugels geven. En de overheid kan nu al maatregelen nemen die de geloofwaardigheid van haar financiën een boost geven, zonder nu al geld uit de economie te moeten halen. Het optrekken van de pensioenleeftijd is zo’n maatregel.”
Voorlopig hebben de obligatiemarkten nog het nodige geduld met de overheidstekorten?
PRAET. “In een aantal landen zijn de limieten bereikt, maar er is nog fundamenteel vertrouwen. Dat moet je koesteren en voeden met positieve signalen. Je kunt de schulden niet oneindig hoog opstapelen. Japan heeft weliswaar ongestraft een schuldgraad van 200 procent kunnen opbouwen, maar de nettoschuld is er veel lager, en Japan kan terugvallen op binnenlands sparen. Japan heeft ook een netto vordering op het buitenland. Landen met een tekort op de lopende rekening kunnen zich zo geen hoge schuld veroorloven. Spanje heeft netto een grote schuld aan het buitenland, en is daarom met een veel lagere schuldgraad al op de radar van de obligatiemarkten gekomen.”
Veel banken maken van de goedkope herfinancieringsmogelijkheden bij de ECB gebruik om beter rentend overheidspapier te kopen. De rentemarge strijken ze op, maar is het banksysteem nu niet kwetsbaar voor landen die hun schulden niet kunnen aflossen?
PRAET. “Een laag rentebeleid verhoogt de rentemargevoor het bankwezen. Eind de jaren tachtig heeft zo’n beleid ook geholpen om de savings and loans-crisis te verteren in de VS. In 1994 heeft de Amerikaanse Centrale Bank een einde gemaakt aan dat lage rentebeleid, met een obligatiecrash als gevolg. Een goede exitstrategie blijft dus van essentieel belang.”
Welke exit heeft prioriteit: die uit de fiscale stimuli, of die uit het expansieve monetaire beleid?
PRAET. “Moeilijke vraag. Enkele maanden geleden was het antwoord gemakkelijker. Het monetaire beleid leek vanzelf naar exit te gaan, omdat de noodprogramma’s afliepen. De opstekende zorgen over de staatsschulden maken dat minder evident.”
Een groot deel van het financiële systeem ontsnapt aan de regelgevende paraplu. Het is daar dat de crisis ontstond. Hoe krijgt u dat ‘schaduwsysteem’ onder controle?
PRAET. “De hefboomfondsen bijvoorbeeld spelen vandaag een grote rol in de markten. Door grote bonussen uit te keren, verplichten ze de klassieke banken om ook grote bonussen te geven. Tegelijk hebben de hefboomfondsen ook de disciplinerende functie van de markten versterkt. Er is altijd al een spanningsveld geweest tussen het algemeen belang en marktdiscipline.
“Een democratie moet de tijd krijgen om beslissingen te nemen, maar de marktdiscipline maakt dat soms onmogelijk. De hefboomfondsen hebben die spanning nog opgedreven. Sommigen suggereren nieuwe taksen op marktransacties. Ik ben daar niet enthousiast over, maar de crisis heeft ons geleerd dat we alle argumenten moeten onderzoeken.
“Ik vrees dat een Tobin-taks het gedrag van de markten niet fundamenteel zal veranderen, maar hij moet daarom niet a priori van tafel geveegd worden. De cruciale vraag is tot hoever we ongereglementeerde marktspelers aanvaarden. Willen we een wereld met langs de ene kant goed gereglementeerde banken en langs de andere kant casino’s die doen wat ze willen? Ik vind van niet. Die casino’s beïnvloeden de hele functionering van de economie. Het is naïef om ze hun gang te laten gaan.
Door Daan Killemaes
“De situatie is delicaat. Er is geen marge meer om tegenslagen op te vangen. Wat als het nog eens mis-gaat? Dat scenario spookt rond op de markten”
“Als het gaat tussen een havik en een duif, dan kan ik misschien de compromiskandidaat zijn” Peter Praet, directeur Nationale Bank
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier