De renaissance van het Vlaamse wandtapijt
Vlaamse wandtapijten zijn terug van weggeweest. Wat eeuwen geleden een van Vlaanderens belangrijkste exportproducten was, maar later een stille dood stierf, wekte Flemish Tapestries weer tot leven. De wereldleider probeert nu zijn navolgers af te schudden.
“We worden steeds sneller bijgehaald, zodat we proactief het verschil moeten blijven maken met originaliteit en exclusiviteit in motieven en door de kwaliteit van onze producten,” zegt Persyn. De voorbije dertig jaar lijmde hij uit verschillende faillissementen een handvol overblijvers aan elkaar, uit wat ooit het belangrijkste en meest befaamde Vlaamse ambacht was. Onder het label Flemish Tapestries herwon het Vlaamse wandtapijt internationale faam.
De merknaam Flemish Tapestries slaat tegenwoordig aan bij de Marubeni‘s van Japan, bij gerenommeerde luxehotels en nog het meest van al in privé-interieurs van gefortuneerde Amerikanen waar de metershoge doeken in chique villa’s tot hun recht komen. “Zowel boven als onder de Rio Grande, in de Verenigde Staten en in heel Latijns-Amerika symboliseren Vlaamse wandtapijten een terugkeer naar de Europese roots,” vertelt Persyn. “De rijke jachtscenes of galante taferelen aan koninklijke hoven weerspiegelen een verleden en een cultuur waarin de nazaten van de pioniers van de Far West en van de conquistadores zichzelf graag herkennen.”
Op dit punt aangekomen, verandert de zakenman in een gepassioneerd historicus en kunstliefhebber: onstelpbaar zijn de anekdotes over Vlaamse weversfamilies die zowat in heel Europa het textielgebeuren op gang hebben gebracht. Omdat de belangrijkste deviezenbron voor de Nederlanden in de 17de eeuw hem een doorn in het oog was, lokte de Franse Zonnekoning Lodewijk XIVCoomans en Van der Planken naar Parijs, waar ze Les Manufactures Royales des Gobelins oprichtten; de Vandergoten en andere Vlaamse wevers deden hetzelfde in Madrid. Hun ontwerpen en een honderdtal andere motieven uit vooraanstaande musea als het Louvre, l’Hermitage, het Prado of het Metropolitan Museum worden bij Craye sa in Roubaix nog altijd met de hand nagetekend en in de computergestuurde weefmachines van Flemish Tapestries ingevoerd.
Het peloton rukt op
“Precies dit ambachtelijke proces, dat aan de elektronische fase voorafgaat en soms maanden in beslag neemt, geeft onze tapijten hun scherpe koloriet. Voeg daar de verfijning van de weeftechniek aan toe en het verschil is overtuigend,” zegt Persyn. Hij verwacht niet dat de namaakproducten van Chinese imitatoren, waar ook Vlaamse groothandelaars mee uitpakken, het echte werk snel zullen bijbenen. Hoewel hun techniek erop vooruitgaat, en hij een rechtszaak won, ziet Persyn maar één uitweg: koploper blijven met een haut-de-gamme-product. “De ervaring leert dat de gerechtelijke kosten soms dubbel zo hoog liggen als de som die we, na jaren procederen, terugkrijgen.”
Marketing is het antwoord, via een opvallende showroom in Sint-Niklaas langs de autoweg Antwerpen-Gent met reuzentapijten achter een monumentale glazen gevel en meertalige, fraai geïllustreerde catalogi. Bovendien heeft Flemish Tapestries exclusiviteitsovereenkomsten met topmusea en erfgenamen van kunstenaars, zodat geregeld nieuwe motieven op de markt komen. Zo is er het derde luik uit een reeks van de vijf wandtapijten “Zoektocht naar de Graal” van John Dearle en William Morris, waarvan het origineel uit 1895 te zien is in het Birmingham Museum.
Voeg daar een stelselmatige aanwezigheid op een vijftigtal vakbeurzen in de wereld aan toe (met internationale uitschieters als Decosit, de trekpleister voor meubelstoffen in Brussel; Heimtex in Frankfurt; Maison & Objets in Parijs en dé vakbeurs bij uitstek voor stoffen en meubilair, High Point, in North Carolina) plus een netwerk van al dan niet exclusieve verkooppunten in 40 landen. Driekwart van de verkoop ligt buiten de Belgische en Franse thuismarkt van Flemish Tapestries, vooral in de Verenigde Staten en Japan. Ook Duitsland en Italië zijn belangrijke afzetmarkten.
Opkopen en fuseren
Behalve een label is Flemish Tapestries ook de familiale holdingstructuur. Daaronder bracht Hendrik Persyn de laatste wandtapijtwevers samen die hij gedurende dertig jaar opkocht. Omdat het product niet langer in de smaak viel, verkeerden ze in acute ademnood of waren ze over de kop gegaan. Het was een algemeen verschijnsel, ook elders in traditionele productiegebieden rond Rijsel of het Italiaanse Comomeer.
In 1965 begon de jurist Persyn, na een korte omzwerving in Congo, een goedlopend handeltje in meubelen, en botste zo op Metrax in het Waalse Ottignies. Metrax was een groothandel in wandtapijten met een naambekendheid tot in Japan. Voor Persyn was dat een toevalstreffer waarin hij zijn belangstelling voor geschiedenis in het algemeen en voor Vlaanderen in het bijzonder kon uitleven. Hij komt uit een Vlaams nest, zijn grootoom werd door Hugo Verriest geboekstaafd als één van de “Twintig Vlaamse Koppen”.
In 1973 kocht hij het bedrijf. Vanaf 1985 stapte hij met de overname van de afdeling wandtapijt van AFW ( Algemeen Fluweel Weverij) uit Ledegem in de productie. Begin de jaren negentig volgden Tissage Bruggeman uit Sint-Niklaas en het vierdegeneratiebedrijf Craye in Roubaix, dat ook stoffen maakte voor Dior. Met Comag, eveneens in Sint-Niklaas, verwierf Persyn in 1996 de laatste mechanische jacquardweverij voor het maken van Vlaamse wandtapijten in België ( De Wit in Mechelen is specialist in handgeweven tapijten en vooral in restauratie van oude wandtapijten).
Persyn geloofde in een heropleving van het Vlaamse wandtapijt. “In het begin hebben we ons toegelegd op bloemstillevens en -motieven, en dat sloeg goed aan. Met een Brussels wandtapijt uit 1660 van het Alcazar in Sevilla waren we erin geslaagd om voor de eerste keer op moderne weefgetouwen een wandtapijt te maken dat de grote maten uit de Middeleeuwen benadert. We zijn de enige weverij ter wereld die uit één stuk doeken van 4,70 bij 2,80 meter aankan,” zegt Persyn trots. Het bedrijf werkt nauw samen met de Kortrijkse fabrikant Picanol.
Vorig jaar werden alle Belgische afdelingen gegroepeerd in Metrax-Comag in Sint-Niklaas. Craye in Roubaix blijft de belangrijkste productiepoot van Flemish Tapestries, omdat daar nog heel wat productieruimte beschikbaar is, onder andere voor zijn nieuwste initiatief: het museum La Manufacture des Flandres. De groep Flemish Tapestries draaide vorig jaar een omzet van 12,39 miljoen euro (500 miljoen frank), tegen 1,98 miljoen euro in 1991 toen Metrax de Oscar van de Export won. Metrax-Comag heeft 30 werknemers, Craye 35. Daarnaast stelt Flemish Tapestries ongeveer tweehonderd mensen tewerk in een eigen Poolse fabriek, voor de afwerking van zijn producten. Het gamma wandtapijten werd geleidelijk aangevuld met een breed assortiment bedspreien, tapisseriekussens, gordijnen, tafellopers en tafelkleden in savonnerie, aubusson en andere klassieke motieven. En ook de laatste concurrenten _ twee in Frankrijk en twee in Italië _ sloegen de door Persyn aangegeven weg in. Het Vlaamse wandtapijt kent een renaissance.
Erik Bruyland
Tien jaar geleden was het Vlaamse wandtapijt dood. Vandaag is “tapisserie flamande” en “tejedores flamencos” weer een begrip.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier