DE REKENING WORDT DUUR BETAALD. Groen lachen met fiskale verplichtingen

Alles heeft zijn tijd. Er is een tijd om te werken, en een tijd om te slapen. Een tijd om te vieren en een tijd om droef te zijn. Een tijd van hoge belasting en een tijd van lage belasting. Een tijd van kumuul en een tijd van dekumuul. En zo is er ook ooit een tijd geweest waarin de roerende inkomsten van de Belgen gezamenlijk werden belast. Samen met hun inkomsten uit onroerende goederen en uit hun beroepswerkzaamheden. Samen tegen het progressief tarief van de personenbelasting.

GEWICHT.

Die tijd is lang voorbij. Meer dan tien jaar zijn inmiddels verstreken. Jonge mensen zullen niet eens beseffen dat er ooit iets anders dan de “bevrijdende roerende voorheffing” is geweest. Vroeger was de roerende voorheffing niet bevrijdend. De roerende inkomsten werden aan de bron (zoals nu) aan roerende voorheffing onderworpen. En moesten daarna zoals de andere inkomsten op het aangifteformulier worden vermeld. Om nadien het volle gewicht van de personenbelasting te ondergaan, waarmee de ingehouden roerende voorheffing vervolgens verrekend kon worden.

NEIGING.

Maar men weet hoe de Belgen zijn. De dappersten van alle Galliërs. Maar tegelijk ook wereldwijd bekend voor hun lekkere pralines en voor hun neiging om de fiskus, waar mogelijk, een loer te draaien. Zeker als het om de belasting op hun spaarcenten gaat. Van de verplichting om de roerende inkomsten op het aangifteformulier te vermelden, kwam in de praktijk dan ook niet veel terecht. Roerende inkomsten aangeven, werd alleen gedaan door fiskale kwezels, puur civiek denkenden, een handvol altruïsten die met hun geld niets beters te doen hadden, en enkele ongelukkigen die bij de fiskus tegen de lamp gelopen waren en hun roerende inkomsten bijgevolg niet meer deftig konden verstoppen.

SPORT.

De niet-aangifte was de nationale sport numero uno geworden, met een straatlengte voorsprong op het overdrijven van aftrekbare beroepskosten.

Maar zoals men weet, is de honger van de fiskus onstilbaar. Dat is nu nog steeds het geval en het was begin de jaren tachtig niet anders. Integendeel zelfs.

Het probleem was alleen dat je niet-aangegeven inkomsten moeilijk zwaar kunt belasten. Wat de toenmalige minister van Financiën en liberale voorman Willy De Clercq daarop vond, was tegelijk geniaal en eenvoudig : schaf de aangifteplicht af en duw er als pasmunt een lichte verhoging van de (vanaf dan bevrijdende) roerende voorheffing door. Het gejuich over het eerste zal gegarandeerd de pijn over het tweede verzachten, zoniet volledig teniet doen. En voor de fiskus brengt het per saldo meer op.

MARE.

En zo gebeurde ook. De belastingplichtigen kregen de blijde mare te horen dat zij zich niet meer zondig moesten voelen als zij hun roerende inkomsten niet meer aangeven. En de prijs voor het wegvallen van de schaamte, voor het afkopen van het schuldgevoel was niet eens zeer hoog : vijf procentpuntjes meer roerende voorheffing. 25 % in plaats van (tot dan toe) slechts 20 % (tarieven die tegenwoordig ook al voor een groot deel voorbijgestreefd zijn ; de roerende voorheffing is immers in de meeste gevallen alweer verlaagd naar op dit ogenblik 13,39 %).

Zoals gezegd, was de niet-aangifte weliswaar de nationale sport bij uitstek. Maar dat nam niet weg dat een aantal belastingplichtigen zijn roerende inkomsten wél aangaf. Belastingplichtigen die door het wegvallen van de aangifteplicht plots veel minder belasting zouden moeten betalen.

GESCHIEDENIS.

En dat kon de fiskus niet verkroppen. Alhoewel de geschiedenis zal moeten uitmaken wie in dit verband met de vinger gewezen moet worden. Kwatongen beweren dat het eigenlijk niet de schuld van de “echte” fiskus was, maar wel van bepaalde drukkingsgroepen die een beetje verder in de Wetstraat tronen.

Wat er ook van zij, het bevrijdend worden van de roerende voorheffing, ging gepaard met de introduktie van een nieuwsoortige belasting die de geheimzinnige naam “biezondere kompenserende heffing” kreeg. Een heffing die dus als kompensatie moest dienen voor het wegvallen van de progressieve belasting op de roerende inkomsten en de vervanging ervan door de roerende voorheffing als bevrijdende eindbelasting.

INGEWIKKELD.

In het begin was die biezondere kompenserende heffing een zeer ingewikkelde aangelegenheid. Met verschillende inkomensgrenzen naargelang van de soorten roerende inkomsten en met ook een heel raderwerk van tarieven dat bedoeld was om het effekt van de progressieve personenbelasting opnieuw zoveel mogelijk te benaderen.

Maar na verloop van enkele jaren bleek dat allemaal onverstaanbaar complex en in de praktijk nauwelijks toepasbaar te zijn. Vandaar dat naar het einde van de jaren tachtig besloten werd die heffing te vereenvoudigen. Nog slechts één tarief (op dit ogenblik 25,75 %). En nog slechts één inkomenskategorie die aan de heffing onderworpen is : de interesten van Belgische oorsprong die onder de bevrijdende roerende voorheffing vallen. En ook nog slechts één inkomensplafond. De heffing geldt als, en in de mate dat die Belgische interesten hoger zijn dan (op dit ogenblik) 539.000 frank.

AANGIFTE.

Wat bleef, was de verplichting voor belastingplichtigen die de gestelde grens overschrijden, om ter zake een biezondere aangifte in te dienen. En de mogelijkheid om aan de heffing te ontsnappen door het bedrag van de interesten dat in principe aan de heffing onderworpen is, op passende wijze te herbeleggen. Bijvoorbeeld door deel te nemen aan een kapitaalverhoging van een Belgische vennootschap (die trouwens perfekt de eigen professionele of patrimoniumvennootschap mag zijn). Of door in te tekenen op overheidsobligaties, enzovoort.

Wat ook bleef, was de hogervermelde neiging van de Belgen om elke belasting op hun spaargeld maar niets te vinden. En om zich bijgevolg niets of toch niet al te veel aan te trekken van de biezondere aangifteverplichting die voor de toepassing van de biezondere kompenserende heffing in het leven geroepen was. Wat meteen ook mee uitlegt waarom heel die kompenserende heffing in de praktijk amper iets opbrengt.

GROEN.

Maar wie met de kompenserende heffing en met de daarmee gepaard gaande aangifteverplichting al te zeer lacht, kan het meemaken dat hij uiteindelijk groen lacht. Weliswaar zijn er geen aanwijzingen dat de toepassing ervan zwaar gekontroleerd wordt. Maar af en toe gebeurt het dat de fiskus toch roerende inkomsten op het spoor komt die in principe onder de toepassing van de kompenserende heffing vallen, maar die in het kader daarvan nooit aangegeven zijn. En dan heb je de poppen aan het dansen. Navorderingen. Bezwaarschriften. Betwistingen. Tot voor de rechtbanken en de hoven van beroep. De eerste vonnissen en arresten zijn inmiddels geveld.

ARBITRAGEHOF.

Zo kwam onlangs voor de korrektionele rechtbank van Brussel het geval ter sprake van drie bestuurders van vennootschappen die nagelaten hadden de biezondere aangifte in te dienen, alhoewel zij Belgische interesten genoten hadden die de gestelde inkomensgrens ruim overschreden. Zij werden (onder meer) daarvoor strafrechtelijk vervolgd.

De uitspraak van de Brusselse rechtbank is nog niet bekend. De rechter heeft immers ter voorbereiding van zijn beslissing een prejudiciële vraag aan het Arbitragehof gesteld. De in staat van beschuldiging gestelde bestuurders hadden immers opgemerkt dat zij zich “gediscrimineerd” voelen. En zoals men weet, zijn alle Belgen gelijk voor de wet. Dat staat in de Grondwet. Een belasting die daarmee (volgens het Arbitragehof) strijdig is, kan door de rechter opzij worden gezet.

In wat bestaat de (mogelijke) discriminatie ? In het feit dat alleen de genieters van Belgische interesten de biezondere kompenserende heffing verschuldigd zijn, terwijl hun kollega’s die zich beperken tot buitenlandse interesten volledig buiten schot blijven. Afwachten wat het Arbitragehof daarover zegt.

VOORSCHOT.

De zaak van de drie bestuurders is inmiddels geen alleenstaand geval. Begin dit jaar kwam de biezondere kompenserende heffing ook al ter sprake voor het Hof van Beroep in Antwerpen. Daar ging het om interesten die blijkbaar betaald waren aan enkele vennoten van een bvba die aan hun vennootschap een voorschot hadden toegestaan. Met die interesten was alles fout gegaan. Ten onrechte was geen roerende voorheffing ingehouden, zodat die nadien in hoofde van de vennootschap ingekohierd werd. En bovendien hadden de vennoten geen aangifte ingediend alhoewel de interesten blijkbaar wel onder toepassing vielen van de biezondere kompenserende heffing (die uiteraard niet betaald was). Zij krijgen nu het deksel op de neus.

TIP.

De twee gevallen leren dat men in de praktijk toch wel erg voorzichtig moet zijn met het wegwuiven van fiskale verplichtingen. De rekening wordt soms duur betaald. En in het geval van de biezondere kompenserende heffing is dat des te droeviger, omdat er perfekt legale manieren bestaan om op een zeer eenvoudige wijze aan de heffing te ontsnappen. Tip één : mijd Belgische interesten. Tip twee : als u toch Belgische interesten hebt van meer dan 539.000 frank, doe dan aangifte en herbeleg op de voorgeschreven wijze. De fiskus wordt er dan wel geen frank beter van. Maar u ook niet slechter.

Jan Van Dyck

Jan Van Dyck is fiskalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content