‘De rekening van de Brusselaars klopt niet’

Alain Mouton

Het Brusselse gewest plant in 2011 een begrotingstekort van 313 miljoen euro, evenveel als dit jaar. Voor de Brusselse regering het bewijs dat ze dringend 500 miljoen euro extra nodig heeft. “Ze houden alleen rekening met hun extra lasten, maar niet hun specifieke opbrengsten”, klinkt het bij VOKA.

Een begrotingstekort van 313 miljoen euro. Dat lijkt niet zo indrukwekkend, maar dat is het wel. Het deficit van de Brusselse regering komt overeen met 10 procent van het totale budget van het Brusselse gewest. Minister-president Charles Picqué (PS) en zijn ministers komen bovendien terug op hun belofte om het tekort af te bouwen naar 254 miljoen euro in 2011.

Een begrotingsevenwicht in 2014 lijkt voor de Brusselse regering nu al een onhaalbare doelstelling. Tenzij Brussel geherfinancierd wordt en 500 miljoen euro extra krijgt, zo benadrukt Picqué. “Want wij zullen nooit aanvaarden dat de Brusselse bevolking moet op-draaien voor de onderfinanciering van het gewest.”

Jan Van Doren, adjunct-directeur van het VOKA-Kenniscentrum en bestuurder bij VOKA-Brussel betwist niet dat er geld moet worden geïnvesteerd in Brussel. Tegelijk vraagt hij zich af of die vraag naar 500 miljoen euro wel gefundeerd is.

In de nota ‘Hoe zwaar weegt de vraag naar 500 miljoen?’ komt Van Doren tot de vaststelling dat de Brusselse beleidsmakers vooral focussen op de extra lasten voor hoofdstad en worden de extra opbrengsten te weinig in rekening gebracht.

Vastgoedopbrengsten

De Brusselse regering pleit voor een herfinanciering van 500 miljoen euro op basis van onderzoeken van de ULB en van het Facultés Universitaires Saint-Louis. De studies brengen de bijkomende kosten in kaart die het Brusselse gewest moet dragen, voor mobiliteit en als klein, tweetalig, grootstedelijk gebied; bijvoorbeeld taalkaders, het schaalnadeel en de grotere investeringen voor armoedebestrijding.

De Franstalige studies wijzen ook op de gederfde inkomsten door de fiscale vrijstelling voor de Europese ambtenaren en de overheidsgebouwen. Dat laatste wordt slechts gedeeltelijk gecompenseerd door een federale dotatie. Volgens de onderzoeken samengeteld goed voor 500 miljoen euro.

Ze wijzen ook op de gemiste inkomsten uit de personenbelasting van de 300.000 pendelaars. Die betalen belastingen in hun woonplaats in plaats van hun werkplaats. Zo loopt Brussel nog eens 650 miljoen euro mis.

“Indrukwekkende bedragen, maar de rekening klopt niet”, zegt Van Doren. Zo zouden de mobiliteitskosten voor een derde aan de pendelaars te wijten zijn. Volgens VOKA is dat fel overdreven, aangezien het grootste deel van de Brusselse mobiliteit te maken heeft met verplaatsingen binnen het gewest.

De kosten voor het tweetalige karakter hebben eerder te maken met het falende beleid van het Franstalig onderwijs om tweetalige jongeren af te leveren op de Brusselse arbeidsmarkt. “We mogen ook niet uit het oog verliezen dat de eurocraten wel lokale belastingen betalen aan de gemeenten waar ze wonen en dat zijn nog altijd vooral Brusselse gemeenten.”

“De Brusselse rekenkunde om personenbelasting op basis van werkplaats toe te bedelen, loopt al evenzeer mank. Belastingen dienen voor de financiering van publieke voorzieningen (onderwijs, welzijn, cultuur, mobiliteit, sociale huisvesting, enzovoort). Het overgrote deel van die voorzieningen wordt nog altijd gebruikt in de regio van de woonplaats. Of gaat het Brusselse gewest dan met de belasting die ze van de pendelaars int ook hun onderwijs financieren?”

Van Doren ergert zich vooral aan het feit dat er in de studies waarop de Brusselse regering zich beroept amper aandacht is voor de meeropbrengsten voor het Brusselse gewest en de gemeenten. Om te beginnen zijn er de bijkomende federale dotaties, aan het gewest via Beliris (125 miljoen in 2008), de dotaties aan gemeenschapscommissies (117 miljoen in 2007) en de dotaties aan de stad Brussel en bepaalde Brusselse gemeenten (123 miljoen in 2007).

Daarnaast haalt het gewest relatief meer middelen uit de gewestbelastingen en de dotaties uit de financieringswet dan de andere gewesten. Per hoofd beliepen deze meerontvangsten 16 procent (cijfers 2008), wat neerkomt op een hoofdstedelijke bonus of dividend van zo’n 300 miljoen euro.

Die bonus is het gevolg van de relatief hoge Brusselse fiscale capaciteit in de gewestbelastingen, vooral successierechten, registratierechten, onroerende voorheffing, verkeersbelastingen. Deze belastingen zijn vooral gerelateerd aan vastgoed en dat heeft in Brussel een hogere waarde dan in de andere gewesten, precies omwille van zijn hoofdstedelijke en internationale centrumfunctie.

Dankzij de hogere onroerende voorheffing pikken ook de Brusselse gemeenten hun graantje mee. Een fiscale bonus van 270 miljoen euro ten opzichte van de Vlaamse en Waalse gemeenten, berekende VOKA.

De demografie als alibi

De Brusselse vraag naar een herfinanciering gaat al ruim tien jaar mee, maar Van Doren stelt de jongste weken wel een wijziging van het discours vast. De bevolkingsexplosie wordt meer en meer als argument gehanteerd. Tussen nu en 2020 stijgt de Brusselse bevolking met 13 procent tot 1.230.000 inwoners. Dat is het gevolg van de toestroom van nieuwe migranten en van het relatief hoog geboortecijfer bij de allochtone bevolking.

Van Doren geeft toe dat die demografische evolutie in Brussel kosten met zich brengt. “De vraag is: wie gaat dat betalen? Dat is een opdracht voor de gemeenschappen, bevoegd voor onderwijs en kinderopvang. Daarnaast ook voor de federale overheid via de kinderbijslag. Als die zou worden overgedragen naar de gemeenschappen, wat de logica zelve is omdat het een persoongebonden materie betreft, dan moeten ook hiervoor de gemeenschappen meer investeren.”

De demografische boom in Brussel is voor Van Doren een zwak argument om voor Brussel een herfinanciering te vragen. Of men zou het gewest ook bevoegd moeten maken voor onderwijs, gezinsbeleid, kinderbijslag.

“Het is ook zeer de vraag of de Brusselaars daarmee beter af zouden zijn. Is het Brusselse gewest beter in staat om kwalitatief onderwijs te organiseren voor Franstaligen, Nederlandstaligen en anderstaligen?

Allicht niet. We kunnen ons dan eerder verwachten aan het kwaliteitsverlies waarmee het Franstalige onderwijs al jaar en dag kampt, met bovendien een totale marginalisering van het Nederlands.”

“Brusselaars zijn gediend met de aanwezigheid van een sterk Nederlandstalig onderwijs georganiseerd door de Vlaamse gemeenschap. Net zoals ze beter gediend zijn met de keuzemogelijkheid voor een Vlaams stelsel van kinderbijslag met een gezonde financiële basis, gevoed door de solidariteit van heel Vlaanderen.”

alain mouton

De demografische evolutie in Brussel brengt kosten met zich, maar daar draaien vooral de gemeenschappen voor op.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content