De reguleringsneurose
A ls een Europese regeringsleider dezer dagen zijn of haar mond opendoet over de financiële en economische crisis kan je er gif op innemen dat binnen de 30 seconden het woord ‘regulering’ valt. En dat woord blijft maar opduiken tijdens de speech. Voor, tijdens en na de G20-top in Londen was het weer van dattum. Angela Merkel in haar wat onderkoelde Germaanse stijl, Nicolas Sarkozy met de hem eigen Latijnse exuberantie.
Na de mistoestanden in de financiële sector van de voorbije jaren kan je er zeker begrip voor opbrengen dat de autoriteiten willen optreden. Ze willen een herhaling voorkomen van de desastreuze ontwikkelingen die ons onderdompelden in de zwaarste financiële crisis sinds de jaren dertig. Simplistische redeneringen zijn echter niet aan de orde. Ondoordachte regulering brengt ons immers van de klaveren naar de biezen. Voor ik inga op wat vier basisprincipes voor een verbeterde regelgeving zouden moeten zijn, formuleer ik vier bemerkingen die elke rechtgeaarde reguleringsfan toch minstens in zijn of haar achterhoofd zou moeten houden.
T en eerste is het volstrekte onzin dat er in het verleden geen of onvoldoende reguleringsmechanismen bestonden. Al te vaak zat de regulering zeer inefficiënt in elkaar en werd ze ook nog eens slecht of zelfs helemaal niet toegepast en uitgevoerd. De crisis heeft zeker met tekortkomingen van de markt te maken. Minstens evenveel ook met falende regulering.
Ten tweede, de Europese sturm-und-drang voor meer regulering spant de kar voor het paard. Laten we er eerst voor zorgen dat de financiële sector weer echt werkt en weer voor een normale kredietverlening naar de rest van de economie kan zorgen. Pas dan lijkt de zorg om tot strakkere regulering te komen echt aan de orde.
Ten derde, laat ons het kind niet met het badwater wegkieperen. Het heeft allicht voor velen vandaag een wat surrealistisch bijsmaakje, maar toch is de naakte realiteit dat de sociaaleconomische vooruitgang van de voorbije decennia in belangrijke mate gediend werd door financiële innovatie. We ontkennen de speculatieve en zelfs ronduit frauduleuze mistoestanden niet, maar tegelijk zorgden innovaties op de geld- en kapitaalmarkten, ook via de nu zo vermaledijde ‘securisering’ en derivaatproducten, voor een efficiëntere omzetting van spaargelden in productieve investeringen en tewerkstelling.
Onze vierde en laatste voorafgaandelijke bemerking slaat op de vaststelling dat regulatoren nooit uit het oog verliezen dat elke nieuwe regelgeving allerhande mechanismen in gang zet om die gloednieuwe regulering te omzeilen of minstens handig te gebruiken. Verstandige regulatoren calculeren deze reacties in en proberen er zinvol op te anticiperen.
Wat zouden de hoofdlijnen van nieuwe regelgeving voor de financiële sector moeten zijn? Daarover circuleren letterlijk honderden ideeën. Erg boeiende gedachten staan te lezen in The Fundamental Principles of Financial Regulation, het elfde Geneva Report on the World Economy (januari 2009). Auteurs van dit rapport zijn de Princeton-professoren Markus Brunnermeier en Hyun Shin, Andrew Crocket (topman van JP Morgan Chase), Charles Goodhart (London School of Economics) en Avinash Persaud (topman van Intelligence Capital Limited). Ook Ben Bernanke, de voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, ontvouwde bijzonder waardevolle inzichten en adviezen in de speech die hij op 10 maart hield voor de Council on Foreign Relations in Washington.
Voor nieuwe regulering lijken twee elementen absoluut bovenaan de agenda te moeten staan. Ten eerste, het zo helder mogelijk in kaart brengen van de zogenaamde ‘systemische risico’s’. De huidige financiële crisis toont aan dat het niet meer volstaat naar de toestand van individuele instellingen alleen te kijken. Beheersing van de systemische risico’s vereist horizontale en verticale aandacht. Het eerste is aandacht voor grensoverschrijdende risicoposities. Bij verticale aandacht gaat het om de noodzaak om aandacht te besteden aan risicoposities in het geheel van een financiële instelling met zijn vaak erg vertakte net van holdings en zuster- en dochtermaatschappijen.
Het tweede prioritaire aandachtspunt voor de regulatoren gaat over de ‘procyclicaliteit’ van de meeste van de huidige reguleringsregimes. De voorschriften voor kapitaalverhoudingen (eigen vermogen als procent van het balanstotaal) en de boekhoudkundige regels leiden er vandaag toe dat de banken aangezet worden om in boomperiodes de kredietverlening steeds verder te versoepelen en bij een teruglopende conjunctuur dezelfde kredietverlening stelselmatig terug te schroeven. Het spreekt voor zich dat zowel voor de stabiliteit van het financiële systeem als voor de impact op de conjunctuurbeweging deze dynamiek ronduit pervers werkt en dus niet alleen moet worden stopgezet, maar ook omgekeerd moet worden.
Bovengaande basisprincipes omzetten in meer verfijnde en praktisch goed hanteerbare reguleringsrichtlijnen is een complexe en veeleisende opdracht. De knowhow om tot een efficiënte regulering te komen, is echter zeer zeker aanwezig, zowel in de nationale als in de internationale instellingen. Hopelijk gunt de politiek aan de vakbekwame technici de ruimte (en de tijd) om deze knowhow ook in de praktijk te brengen. (T)
DE AUTEUR IS ALGEMEEN DIRECTEUR VAN HET VKW.
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier