De pleinvrees van het onderwijs
De kwaliteit van ons initieel onderwijs is heel goed. Dat werd onlangs bevestigd in de PISA-studie. Maar ons onderwijs houdt ook te veel afstand van de arbeidsmarkt. Het kampt met pleinvrees. Dat zie je in het secundair en in het hoger onderwijs.
In het secundair onderwijs probeert de VDAB zich een weg te banen als intermediaire partij. De VDAB wil de trajectbepaling naar en op de arbeidsmarkt tijdens de schoolfase op gang brengen en jongeren in samenwerking met de onderwijspartners begeleiden in hun studie- en beroepskeuze. Met het lessenpakket ‘De start van een loopbaan’ wil de VDAB onder meer de leerkrachten wijzen op hun ondersteunende rol bij de eerste stappen op de arbeidsmarkt. De respons van de leerkrachten blijft echter bijzonder lauw.
Dat is jammer. Kennis van de arbeidsmarkt is belangrijk. Jongeren kiezen hun opleiding en hun loopbaan al te vaak op basis van vertrouwdheid. Omdat die baan in de infobrochures staat als een typisch aansluitend beroep. Omdat familie, een buur of een kennis er zijn boterham mee verdient. Omdat de stiel als cool wordt voorgesteld op tv. Jongeren selecteren potentiële werkgevers op grond van affiniteit. Omdat ze het product lusten. Omdat het merk de media domineert. Omdat het bedrijf weleens een spreker heeft gestuurd. Jongeren die hun droomjob niet of te laat ontdekken en werkgevers die lang onzichtbaar blijven: het zijn simpele oorzaken van de moeilijke aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt.
De geslotenheid van het onderwijs blijkt ook uit de positie van ‘leren en werken’. Die leerweg combineert een opleiding in een bedrijf met enkele dagen scholing. Diverse landen tonen aan dat die duale leervormen een krachtig onderwijsconcept vormen voor technisch en beroepsgeoriënteerd onderwijs. Wij zien duaal leren echter vooral als de ultieme remedie voor schoolmoeë jongeren, als bekken helemaal onder aan de waterval. Schrijnend is dat veel jongeren in dit traject er zelfs niet in slagen een werkplek te vinden, terwijl de regisseurs van de arbeidsmarkt die wellicht met gemak kunnen aanleveren.
Hetzelfde verhaal in het hoger onderwijs. Onze faculteit startte vorig jaar een hechte samenwerking met een uitzendkantoor. Studenten worden, als ze dat willen, begeleid om op basis van hun interesses en sterktes zicht te krijgen op een waaier van geschikte loopbanen. Ze krijgen aangepast aan hun profiel en specialisatie studierelevante bijbanen zodat ze een cent bijverdienen op een manier die oriënterend werkt én het studie- en leerproces versterkt. Zo leren ze ook de onbekende gazelle en de innovatieve start-up om de hoek kennen. Zonder de expertise van een intermediair zouden veel kansen goed bewaarde geheimen blijven.
Maar de reacties zijn typerend. Applaus van de arbeidsmarkt, maar ook enige scepsis in onderwijskringen. Een enkeling vindt dat we onze ziel verkopen aan de ‘markt’. Sommigen beweren dat voorbereiding op de arbeidsmarkt geen centraal doel is van academisch hoger onderwijs (sic). Anderen wijzen erop dat het onderwijs zelf moet instaan voor toeleiding en oriëntatie. Want wat we zelf doen, doen we beter.
Diezelfde pleinvrees zie je in de terughoudendheid ten aanzien van stages en werkplekleren. Alsof een academische opleiding plots haar onderzoeksgerichtheid, kritische oriëntatie en analytische diepgang verliest zodra studenten een voet buiten het auditorium zetten en het plein opgaan. De Universiteit van Utrecht, toch alom geroemd om haar academische standaard, stimuleert een vrij omvangrijke werkervaringsstage al vanaf het tweede of derde jaar in de bachelor, ook in de geesteswetenschappen.
Hoewel er vooruitgang is, zien we ‘professioneel’ nog te veel als antipode van ‘academisch’ onderwijs. Professionele opleidingen zijn er veel meer op gericht studenten tot een zelfstandige uitoefening van een beroep te brengen. Maar laat ons daar niet uit concluderen dat academisch onderwijs afstand moet houden van het werkveld. Als academische opleidingen de stap doen naar stages, studentconsulting of stimulering van ondernemerschap, klagen sommige behoeders van professionele opleidingen meteen de ‘professionalisering van het academisch onderwijs’ aan. Ze vinden steun bij de bepleiters van een zuivere akademeia. Die lag niet toevallig buiten de muren van Athene.
De auteur is decaan van de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen aan de KU Leuven.
LUC SELS
We zien ‘professioneel’ nog altijd te veel als antipode van ‘academisch’ onderwijs.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier