De parel aan de Moezel
Over weinig wijnen heerst zoveel verwarring als over crémant. Aan de Luxemburgse Moezel werd het jongste aanbod voorgesteld. De hoogste tijd om meteen een drievoudig onrecht uit de wereld te helpen : crémant, Luxemburgse wijn en Moezeltoerisme kunnen ook de meest veeleisende Bourgondiërs bekoren.
TEKST : LUC DE DECKER
Het Luxemburgse Moezellandschap vernauwt het leven tot een glimmende ansichtkaart. Op de slome rivier glijden witte zwanen, als slagroom op een mierzoete Sachertorte, terwijl de haast onmerkbaar wuivende wijngaarden op de steile oevers zich spiegelen in de golven achter een stomp cruiseschip. Het tableau vivant verleidt verrassend veel toeristen, die neerstrijken op het taartglazuur. Hetzelfde beeld voedt echter even hartstochtelijk de hardnekkige vooroordelen, die vele anderen doen kokhalzen. Kitsch, suiker en slappe wijn, zo vullen ze hun norse Moezelrebus in. Ook ik zakte wat sceptisch af naar het Concours des crémants, dat deze nazomer voor het eerst buiten Frankrijk gehouden werd. Kon de organisatie aan de Moezel wel toeval zijn ? Behalve bij een kransje connaisseurs, kampt crémant met hetzelfde stigma als de toeristische troeven van de Luxemburgse Moezelzoom. Buiten de kennerskring worden crémants steevast over dezelfde kam geschoren als tal van fletse schuimwijnen, als nepchampagne, als fruitsap met belletjes.
In het wijndorp
Bech-Kleinmacher introduceerde Prosper Kaiser me in de tumultueuze geschiedenis van de Luxemburgse crémants. De anesthesist richtte er een kwarteeuw geleden het folklore- en wijnmuseum A Possen op. Inmiddels kan hij rekenen op overheidssteun en een brede schare medewerkers. Terwijl we door het oude wijnboerhuis schuifelen, legt hij uit dat de crémant-traditie wortelt in de 19de eeuw. Centraal staat de douane-unie die het groothertogdom tot 1918 vormde met Duitsland. Omdat de Duitsers hoge tol hieven op champagne, arriveerden de manipulants met stille wijn in Luxemburg. Daar pasten ze de méthode champenoise toe, waardoor de flessen met een flinke meerwaarde vrij Duitsland binnen konden. Toen de Luxemburgers na de Eerste Wereldoorlog de Duitsers ruilden voor de Belgen, was de omweg voor de champagneboeren niet langer zinvol. Maar aan de Moezel kenden ze de kneepjes van het vak nu ook.
Het geheim van champagne schuilt in de spontane (lees : gestimuleerde) tweede gisting op fles. Aan de doopvont staat vreemd genoeg een benedictijner monnik van de abdij van Hautvillers bij Epernay, Dom Pierre Pérignon. Hij wist dat kwaliteitswijn ook kwaliteitsdruiven vergde. Al op het eind van de 17de eeuw ontdekte hij dat je een bepaalde smaak kon verkrijgen door het mengen van diverse druivensoorten van diverse wijngaarden en zelfs van diverse oogstjaren. Hij voerde de blend in, een vloek in andere appellations, maar door bijna elk champagnehuis toegepast. De druivensoorten van champagne blijven wel beperkt tot de drievuldigheid pinot noir, pinot meunier en chardonnay.
In de gure Champagne, waar druivelaars karakter moeten tonen om te overleven, ging nieuwe wijn bij de stijgende temperatuur in de lente vaak gisten in de fles. Soms bleef die tweede gisting uit, soms ontploften de flessen massaal. Niet zelden vielen er gewonden in de kelders. Vandaag explodeert er nog wel eens een fles, maar een truc beperkt het verlies. De tweede gisting wordt immers bevorderd door, net voor het bottelen, een snuifje suiker en gist toe te voegen. Pas na een jaar (het voorgeschreven minimum) wordt het bezinksel verwijderd, alweer een delicate operatie. De flessen worden in pupitres gekanteld (op houten rekken, de jongste tijd steeds vaker computergestuurde metaalconstructies) tot de droesem in de flessenhals komt. Bij de verwijdering wordt dat bezinksel bevroren. De flessen worden geopend en de moer plopt eruit.
Méthode champenoise
zou ik graag gebruiken om crémant te typeren. De wet verbiedt het. Niet alleen de naam Champagne, maar ook de methodebenaming is sinds 1994 strikt voorbehouden aan wijnboeren op de 35.000 ha kalkrijke bodem nabij Reims en Epernay. Crémant synoniem maken met champagne is bovendien te gemakzuchtig. Er worden immers ook andere druiven gebruikt. En een crémant staat onder nauwelijks de helft van de druk in vergelijking met champagne. Hij blijft ook minder lang op fles in de kelder, doorgaans negen maanden.
Jarenlang deemsterde de naam crémant weg. Het bleek lucratiever om méthode champenoise op het etiket te laten pronken. Het labelverbod zorgt nu voor een renaissance. De producenten dromen zelfs van een even rigide bescherming. Ze hadden al besloten om het etiket te beperken tot een select groepje uit de Elzas, Bordeaux, Bourgogne, Die, Jura, Limoux, Loire en Luxemburg. Dat de Moezelboeren zich tussen de Fransen nestelden, getuigt van geraffineerde diplomatie. Kwatongen beweren dat Fransen zelfs liefst de naam wijn zouden verbieden buiten de eigen landsgrenzen. Het klassieke bewijs van kwade trouw : toen de Duitse en Luxemburgse riesling de châteaus naar de kroon stak, brachten ze hem in diskrediet door het aanplanten van de druivensoort riesling in eigen land te verbieden (behalve in de grensstreek). Met de afscherming van de crémant loopt het echter niet zo lekker. Spaanse, Italiaanse en Duitse producenten staan klaar om de naam te gebruiken en kregen van het Europees Hof al groen licht.
Le crémant de Bourgogne
blijft de parel aan de crémantkroon, tot spijt van wie het benijdt. Tijdens de degustaties in Schengen, Wormeldange en Grevenmacher (een Madurodamversie van Brugge) koesterde ik twee lievelingen : een Vignoble de Molesmes (met een ongewoon krachtige, rijk geschakeerde smaak en vooral een stevige egale lengte) en een blanc de blancs van Cave de Lugny (met wat minder body, maar een gul en intens esprit). Beide wonnen een gouden medaille op het concours, dat afgerond werd aan de roulettetafels van het casino in het mondaine kuuroord Mondorf.
Een boogscheut verder, in Frisange, tafelde ik bij Léa Linster. Ze bezit niet alleen een Michelin-ster, maar palmde ook als eerste vrouw de prestigieuze Bocuse d’Or in. “Vele mannen reageerden wat geschokt”, zegt ze met een stralende lach als ze me begroet tussen de groenteterrine met tomaat en aubergine, en haar befaamde galette de saumon mariné au caviar. Linster bewijst dat ook Moezelwijnen niet uit de toon vallen in een sterrenkeuken. Bij de zalmentree schenkt ze een Elbling 1996 uit haar eigen domein Scheierbierg. De lichte zuurte verfrist, de nadronk is verwonderlijk matuur. Bij het afscheid verbaast ze met een unieke madeleine, warm met een knapperige korst en zacht binnenin. Dit is de madeleine die zelfs Proust moest missen. Ze veegt eventuele navrante vooroordelen over Luxemburgs toerisme en gastronomie voorgoed weg. Proust én Goethe revisited.
Info : Office National du Tourisme, Boîte postale 1001, L-1001 Luxemburg. Tel. : (00352) 40.08.08.25. Fax : (00352) 40.47.48. Of bij het Belgische filiaal : Louizalaan 104, 1050 Brussel.
Het Luxemburgse Moezellandschap vernauwt het leven tot een glimmende ansichtkaart, waar het evenwel excellent vertoeven is.
Sterrenkok Léa Linster schenkt Elbling uit haar eigen domein Scheierbierg.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier