De ovens raken oververhit

Achter de schermen van de zaak-Falkenberg ontbrandt een hevige strijd tussen verbrandingsovens en cementbedrijven over de verwerking van gevaarlijk industrieel afval. Beide partijen verwijten elkaar concurrentievervalsing.

In het zog van het gerechtelijk onderzoek naar de illegale activiteiten van de gebroeders Falkenberg laait de discussie over de ecologische impact van verbrandingsovens weer fel op.

Gunther en Matthias Falkenberg zijn de gewezen zaakvoerders van Société de Traitement de Produits Industriels ( STPI), dat recentelijk werd overgenomen door Watco, Cockerill Sambre en CBR. Sinds twaalf jaar legt het Eupense milieubedrijf zich toe op de aanmaak van resofuel, een mengsel van hoog toxisch afval met zaagsel, dat vooral als alternatieve brandstof voor cementbedrijven wordt gebruikt en een energiebesparing van 30 % oplevert.

In haar afvalstoffenplan Horizon 2000 koos de Waalse regering voor deze oplossing. Maar de groene beweging gaat in de tegenaanval. Eind ’96 publiceerde Greenpeace een tegenexpertise van het Duitse Institut für Ökologie und Politik ( Ökopol). Daarin wordt brandhout gemaakt van de milieuvergunning voor CBR in Visé. Volgens de ecologisten ligt de uitstoot van stof, kwik, thalium en dioxine te hoog. Ook bestaande afvalverbrandingsbedrijven protesteren tegen de valse concurrentie van de cementindustrie, waar volgens hen minder strenge milieunormen worden gehanteerd.

“Onzin,” repliceert Patrick Verhagen, directeur-generaal van Ciments d’Obourg (groepsomzet van 15,5 miljard frank met 3228 medewerkers in ’96), dochter van de Zwitserse Holderbank : “Inzake emissies voldoen wij aan de Europese richtlijn CE/94/67 uit ’94. We vervuilen geen water en storten geen reststoffen. De traditionele firma’s vaak intercommunales of publiek-particuliere samenwerkingsverbanden zoals Indaver beseffen echter dat wij een goedkoper én ecologisch verantwoord alternatief aanbieden voor recyclage van gevaarlijk industrieel afval. Zij voelen zich in hun bestaan bedreigd en lobbyen sterk voor het behoud van hun bijna-monopoliepositie, hierin gesteund door hun politieke achterban. Zo tracht de Nederlandse regering nu ter bescherming van het overheidsbedrijf Afvalverwerking Rijnmond ( AVR) haar grenzen voor afvaltransport te sluiten. Maar dit initiatief is ten dode opgeschreven, net zoals de kortstondige Vlaamse afvalheffing, die niet het milieu maar de belangen van Indaver verdedigt. De Europese Unie waarborgt elk vrij verkeer van goederen. En de valorisatie van afval als vervanging van fossiele brandstoffen is waardevol.”

OVERCAPACITEIT.

Verhagen gaat zelfs een stap verder. Volgens de topman van Obourg zijn er in Noordwest-Europa te veel speciale afvalverbrandingsinstallaties. “Jaarlijks wordt 320.000 ton afval gebruikt als energiebron voor de Belgische cementindustrie. Daarvan is slechts 50.000 ton niet-gevaarlijk bedrijfsafval (vooral autobanden). Geëxtrapoleerd zal dit volume tegen de eeuwwisseling stijgen tot 700.000 à 900.000 ton. Ruim voldoende dus om alle toxisch en industrieel afval te verwerken. Zo hebben de Noorse en Portugese overheden onlangs nog besloten geen speciale verbrandingsinstallaties voor industrieel afval meer te bouwen, maar alles door de cementindustrie te laten verwerken.”

Ook maakt de manager van het Waalse cementbedrijf brandhout van de Ökopol-studie : “Dit propagandarapport heeft geen enkele wetenschappelijke basis. Volgens de milieubalans van de internationaal gereputeerde onderzoeksinstelling TNO Milieu, Energie en Procesinnovatie uit Apeldoorn (Nederland), gefinaliseerd in juni ’96, scoort de oven van Obourg op alle vlakken (solventen, filterkoek, verfresten en slib) beter dan de klassieke verbrandingsinstallaties. In drie van de vier gevallen wint het milieu er zelfs bij. Alleen inzake uitstoot van stikstof (NOx) en zwaveloxide (SOx) scoren de traditionele ovens iets beter. Maar onze emissies blijven ver onder de Europese norm.” Wel maakt Verhagen enig voorbehoud : “Natuurlijk kunnen wij niet alle afvalstoffen verwerken. Zo zijn kwikzilver, PCB’s en radioactief ziekenhuisafval uit den boze. Ook het gewone huisvuil wordt niet aanvaard. Anders kunnen we geen cement produceren of halen we de emissienormen niet.”

Volgens de topman van Obourg kunnen grote bedrijven het negatief imago van de milieubusiness uit de wereld helpen : “Vandaag vinden vele activiteiten nog plaats in kleine, obscure vennootschappen. Als onderdeel van een internationale groep hebben wij alle belang bij een professionele aanpak, kwaliteitscontrole en een open communicatie. Bovendien beschikken multinationals als Ciments d’Obourg en CBR over de nodige financiële mogelijkheden voor milieuverbeteringen. Zo is onze naverbrandingsinstallatie en slibdroger een investering van 600 miljoen frank sinds dit jaar operationeel. Ook bouwt dochter Scoribel het analysecentrum van Obourg een voorverwerkingsinstallatie van 200 miljoen om eigen mengsels als alternatieve brandstof aan te maken.”

ERP

PATRICK VERHAGEN (CIMENTS D’OBOURG) De traditionele verbrandingsfirma’s voelen zich in hun bestaan bedreigd en lobbyen voor het behoud van hun bijna-monopoliepositie, hierin gesteund door hun politieke achterban.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content