DE OUDE KONING EN HET KLEINE LANDJE
Er was eens een oude koning die sukkelde met zijn gezondheid. Dat is normaal, want koningen leiden ongezonde levens: veel statiediners, grote verantwoordelijkheid en veel liefde voor hun onderdanen.
En deze koning had nog andere problemen. Zijn onderdanen maakten voortdurend ruzie in zijn kleine landje. En er was zelfs geen regering meer. Ach, zuchtte de koning, het is zoals in een huwelijk: hij wil veel vrijheid (en hij monkelde en dacht aan zijn jonge jaren) en zij wil alles samen doen. Je vindt dan wel een manier om samen te leven, al was het maar voor de kinderen. Maar de koning schrok van zijn eigen analyse. Misschien zijn er geen kinderen in dit huwelijk? Of toch, mijmerde hij voort: een nationale voetbalploeg, hmm, laten we zeggen, hockey-ploeg, de nationale feestdag, mijn zoon die zo graag koning wil worden. De oude koning was een vriendelijke man. Hij had niet graag ruzie. Kon hij de ruzie tussen zijn onderdanen niet stoppen? Wat was eigenlijk het probleem?
Hij raadpleegde zijn persoonlijke adviseurs. Hij zag die niet veel, want om gezondheidsredenen verbleef de koning meestal in het buitenland. Maar nu was het crisis. De koning schrok wel hoe oud die adviseurs waren. Hier en daar was er zelfs een lid van zijn entourage dat tachtig geworden was. Ach, zo mijmerde de oude koning, wanneer ben je oud? Als men je met pensioen stuurt? Er zijn nog periodes geweest dat men 49-jarigen met pensioen stuurde. Ben je oud als je 73 bent? En wat is er fout met oud zijn? Ik drink nog graag een glas, ik kan nog zeilen, ik kan nog verre verplaatsingen maken naar Zuid-Frankrijk. Wat is er eigenlijk verkeerd aan oud zijn? Hij raadpleegde zijn ministers van staat, zogezegd voor advies rond het ruziemaken in zijn land, maar in werkelijkheid om van hen te vernemen wat er verkeerd zou kunnen zijn met ‘oud’ zijn.
De meesten van die ministers van staat waren geboren toen er nog geen tv was. Over het ruziemaken zeiden al die oude adviseurs hetzelfde: ze hadden mij maar moeten vragen, majesteit, in mijn tijd ging dat beter. Wij zorgden tenminste voor evenwichtige stabiele langetermijnoplossingen, maar die jonge snotapen hebben geen geduld en geen respect meer. Sire, geef ze duizend dagen en het komt wel in orde. Duizend dagen, dacht de vorst, dat is toch wel heel lang. Hoe oud ben ik dan? 76! En een land bijna drie jaar zonder regering, kan dat wel?
Bijna alle adviseurs hadden lijstjes gemaakt met de belangrijkste problemen. Globalisering (dat begreep de oude koning goed, want in zijn jeugd had hij veel gereisd) werkloosheid (dat begreep vooral zijn zoon zeer goed, merkte de koning monkelend op) en vooral vergrijzing. Dat waren de echte problemen. De opsplitsing van kieskringen en overheveling van bevoegdheden, dat waren maar kleine bijkomstigheden. En de oude koning zag zich bevestigd in zijn analyse: vergrijzing is een ernstig probleem! Er deugt iets niet met oud zijn. Dus stelde hij aan al die wijze adviseurs de rechtstreekse vraag: mijnheer de minister van state, vertel mij eens: wat is er verkeerd met ‘oud’ zijn?
Alle adviseurs zegden hetzelfde: oh sire, wijze vorst, er is niets verkeerds met oud zijn, en sommigen durfden er zelfs aan toe te voegen: kijk naar uzelf, kijk naar mij … Na lang aandringen durfden sommigen toch ook wel opperen dat ouderen misschien wat trager zouden kunnen zijn, misschien wat meer last hebben met verandering.
De koning deed toen iets dat hij nog nooit gedaan had. Hij zocht, zonder zijn adviseurs te raadplegen, in zijn grote bibliotheek een boek over vergrijzing. Hij vond er snel eentje. Niet te dik. En geschreven door iemand die geboren was in 1969 (mooi jaar mijmerde de vorst, twee jaar na de summer of love). Mooie titel: Naar Grijsland. Mooie omslag. Helemaal grijs. Dat kon de vorst waarderen. En de vorst begon te lezen; hij had geen adviezen nodig van al die oude mannen die het allemaal al zovele malen hadden meegemaakt. Hij zou zich nu zelf en onafhankelijk informeren. Hij begon te lezen en werd steeds ongeruster. Een economie loopt groot gevaar als de bevolking vergrijst. Kon die jonge man dat goed uitleggen. Over zijn eigen pensioen maakte de vorst zich geen zorgen – hij had wel wat gespaard, een koning heeft immers geen pensioen – maar hij maakte zich wel zorgen over het pensioen van zijn landgenoten. Er moest dringend een regering komen.
Toen riep hij alle adviseurs en staatshoogwaardigheidsbekleders samen. Hij schatte hun gemiddelde leeftijd op 71 jaar. Hij vroeg: wie heeft er een Blackberry? Eén man haalde hem boven, net geleend van een Ieperse werkloze vriend. Alle overigen hadden nog zo’n ouderwets notaboekje. “Willen jullie allemaal noteren: de koningin is weldra jarig, ze geeft een groot feest. Er is een tijd om hard te werken en een tijd om te feesten. Ik heb hard genoeg gewerkt in mijn leven. En jullie ook. Nu is het aan de volgende generatie. Ik denk dat zij de dingen totaal anders zien. En ik wil dat respecteren.”
De auteur is hoofddocent aan de Universiteit Gent en partner van de Vlerick Leuven Gent Management School
Reacties: marc.buelens@trends.be
Marc Buelens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier