De opties in Irak

Een vergelijk, de impasse of een burgeroorlog? Welk toekomstscenario wacht Irak in 2007?

Er liggen, ruim gesproken, drie mogelijkheden open voor Irak in 2007. De eerste – en meest hoopgevende – optie is dat een stevig verankerde en grootmoedige, door de sjiieten geleide regering, een sterke soennitische leider vindt met invloed op een voldoende groot aantal opstandige groeperingen om de bloedige impasse te doorbreken. Het moet daarbij de bedoeling zijn om tegemoet te komen aan een flink deel van de overwegend soennitische opstandelingen. Op die manier kan men de rest in toom houden en beginnen ontmantelen, vooral dan de jihadstrijders die aanleunen bij Al Qaeda.

De tweede mogelijkheid is dat de impasse moeizaam doorheen 2007 gesleept wordt. Dezelfde overwegend sjiitische regering zal dan trachten de inheemse Irakese strijdkrachten en politiediensten verder te versterken. Maar in feite zal ze, om zichzelf overeind te houden en de veiligheidskring in stand te houden, enorm afhankelijk blijven van de steun van de buitenlandse troepen. Met andere woorden: geen verandering.

Het derde en meest beangstigende vooruitzicht is dat de regering van nationale eenheid uit elkaar valt. En dat de Amerikanen en andere belangrijke geallieerden, meer bepaald de Britten, de moed verliezen en zich naar de uitgang reppen. Waarna er een regelrechte burgeroorlog uitbreekt. Die zou dan nog meer bloedvergieten veroorzaken dan de sektarische herrie die 2006 kenmerkte. Het land zou nog duidelijker opgesplitst worden in geografische zones, vol met prikkeldraadversperringen en betonnen afsluitingen. De verdeelde hoofdstad Bagdad zou gelijken op Beiroet tijdens de 15-jarige burgeroorlog die de stad vanaf 1975 teisterde.

Al die opties liggen open. De meest waarschijnlijke koers, op dit ogenblik althans, is de tweede: een bloedige patstelling die nog maar eens een jaar aansleept, maar dan in 2008 waarschijnlijk zal wijken voor de eerste of de derde mogelijkheid. Voorlopig lijkt de meest hoopgevende oplossing ook de minst waarschijnlijke, zeker voor 2007.

Sjiitische tegenstellingen

De algemene verkiezingen van begin 2006, bezorgden Irak voor het eerst in een halve eeuw een echt representatieve volksvertegenwoordiging en regering. Maar de democratische impuls kwijnde weg omdat het opkomend sjiitische leiderschap niet in staat bleek om snel genoeg een regering van nationale eenheid te vormen. Bovendien is er nog geen aanwijzing dat de soennieten, die 20 % van de Irakese bevolking uitmaken, zich (voor het eerst sinds het ontstaan van Irak tachtig jaar geleden) met een tweede plaats in de hiërarchie zullen tevreden stellen.

De sektarische gruweldaad in februari in een van de belangrijkste sjiitische heiligdommen in Irak, vormde een keerpunt in het conflict. Wat aanvankelijk vooral leek op een nationalistische rebellie tegen buitenlandse bezetters, werd nu eerder een sektarische oorlog tussen sjiieten en soennieten. Het aanhoudende bloedbad dat daarop volgde, kostte naar schatting elke maand 3000 Irakezen het leven. Ook onder de sjiieten onderling is de spanning gestegen en dat zou best nog wel eens kunnen doorgaan. Drie groepen zullen strijden om de heerschappij. De eerste is de Dawa-partij van premier Nuri al Maliki. De tweede is de Hoge Raad voor de Islamitische Revolutie in Irak. Deze groep, beter bekend als SCIRI, is goed georganiseerd en leunt sterk aan bij Iran. De soennieten stellen SCIRI grotendeels verantwoordelijk voor de sektarische moorden door doodseskaders. En dan is er nog de beweging van de volgelingen van Muqtada al-Sadr, de klerikale stokebrand wiens Mahdileger vooral in het zuiden op vaak gewelddadige wijze de wet uitmaakt, hoogstwaarschijnlijk eveneens onder Iraanse aanmoediging.

Een van de kernvragen voor 2007 is in hoeverre Maliki voldoende sterk en kalm zal zijn om de doodseskaders van de SCIRI en het Mahdileger te beteugelen. Immers, als die niet aangepakt worden, lijkt een vergelijk met een voldoende groot aantal soennieten onmogelijk. Binnen die context zal de 82-jarige grootayatollah Ali al-Sistani een cruciale rol blijven spelen, al kan zijn invloed als vredestichter – tussen de sjiieten en de soennieten, tussen de sjiieten onderling en tussen de Irakese regering en de Amerikanen – zorgwekkend tanen.

Wat doet Bush?

Intussen zal de autonomie van het Irakese Koerdistan versterkt worden. De sjiitische leiders van het land lijken er zich bij neer te leggen en de soennieten zouden zich verplicht kunnen voelen om hen te volgen, zij het iets meer schoorvoetend. Het naburige Turkije heeft zijn antagonisme tegenover de Irakese (maar misschien niet tegenover zijn eigen) Koerden wat verzacht. Discussies over de status van Kirkuk, met een rijk olieveld onder de controle van de Koerden, dreigen nog altijd de vrede te verstoren. Maar de Koerden maken een behoorlijke kans om hun zin te krijgen, vooral als ze ermee akkoord gaan om hun olie op een rechtvaardiger manier te delen dan ze tot nu toe lieten uitschijnen.

Al die voorspellingen worden gemaakt in de veronderstelling dat de Amerikaanse president George Bush zal kunnen weerstaan aan de steeds luidere oproepen om ‘de trossen los te gooien en te gaan lopen’, dan wel besluit om de Amerikaanse troepen in Irak drastisch in te krimpen. Hoogstwaarschijnlijk zal hij echter ‘blijven en bidden’, al zal dat gebeuren met minder troepen dan de Irakese regering nodig heeft. Xan Smiley

De auteur is redacteur Midden-Oosten en Afrika van The Economist.

Xan Smiley

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content