De hele discussie tussen KBC en de Belgische staat draait om de vraag of de fiscus het zogenaamde bankgeheim op een al dan niet gerechtvaardigde manier heeft opgeheven.
Volgens artikel 318 van het Wetboek op Inkomstenbelastingen ( WIB) mag de administratie gegevens over bankklanten opvragen als er een gemotiveerd vermoeden bestaat van het opzetten of voorbereiden van een mechanisme om belastingen te ontduiken. Het probleem is echter dat veel banken hun klanten zand in de ogen strooien. Als een spaarder met zijn zuurverdiende centen advies komt vragen, stellen de financiële instellingen allerlei constructies voor om maximaal aan de Belgische fiscus te ontsnappen. Tegelijk stellen ze hun rekeninghouders gerust dat het Belgisch bankgeheim hen dekt.
Maar niets is minder waar. Het WIB hangt als een zwaard van Damocles boven alle Belgen die jarenlang de fiscus een loer hebben gedraaid. En ook hun bereidwillige bankdirecteuren, die aan al die operaties een mooie cent verdienden, zijn medeplichtig aan deze fiscale misdrijven. Meer zelfs: ze hebben de onwetende spaarder jarenlang voor hun eigen gewin naar allerlei op de rand van de wettelijkheid balancerende constructies gelokt, zelfs tot expliciete ontduiking toe. Verblind door hun hebzucht speelden de belastingplichtigen het lucratieve spel mee. Maar ondanks alle fiscale verjaringstermijnen blijft de fraude tot het einde der tijden strafrechtelijk vervolgbaar. Theoretisch kunnen deze oplichters van de gemeenschap nooit op beide oren slapen. Een sluitend bankgeheim bestaat niet. Zelfs de Zwitsers laten, weliswaar in uitzonderlijke omstandigheden, buitenlandse parketten in hun rekeningen kijken. Alleen een eenmalige bevrijdende aangifte (EBA) – lees: fiscale amnestie – kan wettelijk gezien een volledige gemoedsrust garanderen.
In zijn vonnis stelt de Gentse rechter echter dat de fiscus in deze zaak terecht de discretieplicht van KBC heeft opgeheven. Als argumentatie verwijst hij naar het artikel van Alain Zenner in het wetenschappelijke tijdschrift R.G.F. van oktober 2002. Daarin komt de voormalige regeringscommissaris, bevoegd voor de strijd tegen de fiscale fraude, tot het besluit dat er in België geen bankgeheim bestaat. Volgens Zenner kan de fiscus perfect vragen stellen aan een bankier tijdens de controle van een belastingplichtige. De fiscus moet zich wel aan bepaalde voorwaarden houden. Bij ‘gemotiveerd vermoeden’ kunnen drie topambtenaren van Financiën een fiscale inspecteur de machtiging verlenen om uit de rekeningen, boeken en documenten van een financiële instelling inlichtingen te plukken, om zijn fiscaal onderzoek uit te oefenen en de door de belastingplichtige verschuldigde belastingen te heffen.
Werner Niemegeers – Eric Pompen