‘De Oost-Vlaming is geen tafelspringer’

Herman Van de Velde belichaamt de typische Oost-Vlaamse ondernemer. Hij is geen tafelspringer en blijft liever low profile. De baas van de lingeriegroep Van de Velde en voorzitter van VKW is willens nillens ook een expert in tewerkstelling in de regio.

Herman Van de Velde, sinds midden 2010 voorzitter van de werkgeversorganisatie VKW, leidt al zowat drie decennia de gelijknamige lingeriegroep uit Schellebelle. Het maakt de 57-jarige Van de Velde een bevoorrechte getuige van het ondernemersklimaat in Oost-Vlaanderen, en vanzelfsprekend van de Oost-Vlamingen zelf. Die zijn atypisch, vindt Van de Velde. “We hebben geen echt Oost-Vlaams samenhorigheidsgevoel. Limburgers en West-Vlamingen bijvoorbeeld hebben dat wel. De Oost-Vlaming is vergeleken met West-Vlamingen en Antwerpenaren gemiddeld genomen ook eerder bescheiden, geen tafelspringer.”

Wat zijn de troeven van de regio?

HERMAN VAN DE VELDE. “De grote troeven liggen toch wel in Gent. De provinciehoofdstad heeft een zeer sterk imago, een universiteit, de Arteveldehogeschool waar veel dynamiek in zit, en een intens cultureel leven. In Gent is de jongste twintig jaar veel gerealiseerd, ook in urbanisatie. Knap werk, ook al was het een socialistisch beleid (lacht). Ook de haven van Gent mag je niet onderschatten als aantrekkings- en groeipool. En we hebben natuurlijk ook sterke bedrijven zoals Barry Callebaut, Lotus Bakeries, Volvo en ArcelorMittal Gent (ex-Sidmar).

“Ik heb wel de indruk dat de Universiteit Gent achterop hinkt bij de KU Leuven. De cultuur van spin-offbedrijven is daar de voorbije decennia enorm gestimuleerd, met fantastische resultaten. De KU Leuven heeft waarschijnlijk de juiste mensen gehad die daar impulsen aan hebben gegeven. Gent heeft dat gelukkig ook gedeeltelijk gedaan, en dat straalt nu af op de regio rond Zwijnaarde met onder meer de biotechcluster. Maar de universiteit zou onderzoek dat kan worden toegepast in de industrie, meer moeten stimuleren. Ons bedrijf is altijd vragende partij om met een universiteit samen te werken.”

Gebeurt dat dan niet?

VAN DE VELDE. “Het zou veel intensiever kunnen. Niet alleen op universitair niveau. Vroeger werkten we heel nauw samen met confectiescholen in Wetteren. De meisjes uit de snit-en-naadafdeling kwamen bij ons stage lopen en werden nadien aangeworven. De school is al vijftien jaar gesloten.

“Maar wat de economie betreft, ben ik absoluut een optimist. Het bedrijfsleven doet het niet slecht, hé! Herstructureringen zoals Bekaert er recent een aankondigde, komen altijd zeer uitgebreid in het nieuws. Logisch, het is een drama voor de mensen die daar werken. Maar ze vergeten al die andere bedrijven die smeken om arbeiders. De arbeidsmarkt is nog altijd ongelofelijk krap. De toekomst van de jeugd ziet er rooskleurig uit. Ik zeg dat ook aan mijn dochters. Flexibel zijn, is wel een must. En er moet ook gedrevenheid zijn.”

Gouverneur André Denys wijst dan ook op een tewerkstellingsparadox in de provincie. Genoeg jobs maar een probleem om gekwalificeerd personeel te vinden.

VAN DE VELDE. “U spreekt over gekwalificeerd personeel, maar wij ondervinden dat het zelfs moeilijk is laaggeschoold en niet-gekwalificeerd personeel te vinden. Van de Velde is altijd op zoek naar stiksters. We hebben hier nog een atelier met vijftig mensen waarvoor we geen personeel vinden. Gelukkig is er een zekere instroom van Hongaarse mensen. Vandaag werken we met een vijftiental Hongaarse vrouwen.”

Van de Velde was een pionier in de verhuis van productie naar het buitenland.

VAN DE VELDE. “Dat is voor ons een heel positief verhaal. Je hebt bedrijven die niet weten hoe ze moeten omgaan met de lagelonenlanden. Maar je hebt ook bedrijven, zoals het onze, die dat als een gigantische opportuniteit beschouwen. We hebben productie verschoven, maar dat is niet ten koste gegaan van de tewerkstelling in België. Wij behuizen maar een heel klein stukje in de ketting, het arbeidsintensieve deel. Ik ben niet beschaamd om te zeggen dat we daarmee geld hebben verdiend. Dat hebben we geïnvesteerd in een betere marketing, producten, kwaliteit en design. Die gedeeltelijke verhuizing is dus ten voordele van de tewerkstelling in België geweest.”

Wat waren de gevolgen geweest indien u dat niet had gedaan?

VAN DE VELDE. “Ik denk dat wij dan niet meer hadden bestaan. Maar voor alle duidelijkheid, de oorspronkelijke incentive om te verhuizen had weinig met kosten te maken. De motivatie was dat wij niet snel genoeg geschikte mensen konden vinden. Dat was al in de jaren tachtig het geval.”

Bestaat het gevaar dat de productie volledig verdwijnt naar het buitenland?

VAN DE VELDE. “Je hebt in onze contreien geen standaardproductie meer nodig, maar een industrie die nauw aanleunt bij onderzoek en ontwikkeling. Bij ons is dat een designafdeling. Maar stel dat wij geen stiksters meer kunnen vinden, dan weet ik niet of mijn designafdeling in België kan blijven. Want nu is dat juist onze sterkte: de styliste die samen met de stikster en patroonmaakster samen de dingen bekijkt.”

Oost-Vlaanderen worstelt ook met een tekort aan geschikte bedrijventerreinen buiten het havengebied.

VAN DE VELDE. “Ik denk dat daar inderdaad een tekort aan is. In Wetteren is enkele jaren geleden een nieuwe industriezone gecreëerd aan de autosnelweg. Ondanks de hoge prijzen is die zone intussen volgebouwd. De provincie kan daarin zeker nog meer doen. Zeker langs de E40 en E17 zijn er mogelijkheden om geschikte terreinen te ontwikkelen.”

VAN DE VELDE. “Natuurlijk. De loonkloof met Oost-Europa en met het Verre Oosten kunnen we toch niet dichten. Je moet er wel voor zorgen dat het verschil met je gelijkaardige concurrenten niet te groot wordt. Ook wij verstoppen ons niet achter de loonkosten. Je moet maar voldoende innovatief zijn om producten op de markt te brengen waarvoor de consument bereid is een prijs te betalen.”

‘Het label made in Belgium heeft voor mij geen enkele waarde’, zei u eerder.

VAN DE VELDE. “Dat klopt, als het gaat over assemblage. ‘Made in’ gaat over de plaats waar iets geproduceerd is, in ons geval waar het gestikt is. Dat staat zo in de wet. Maar je kan een product stikken in België met de meest waardeloze rommel die je in het Verre-Oosten misschien vindt, en je zou er ‘made in Belgium’ op mogen zetten. Een absurde wetgeving.

“Wij doen onze assemblage wel in het buitenland, maar alles wordt hier gecreëerd. Wij gebruiken ook vooral Europese materialen. De kwaliteit van onze producten wordt dus veel meer bepaald door de creatie en door de materialen dan door dat naadje dat in het buitenland gestikt is. Wat dus wel waarde heeft, is ‘made by Marie Jo’. Wij garanderen dat het beantwoordt aan de strengste kwaliteitseisen.

“Het maakt dus in feite niets uit of de stikster een Chinese of een Belgische is. Sorry dat ik het zeg, maar ik denk dat die Chinese stikster het misschien zelfs beter zal doen. In die landen zit meer knowhow en zijn er veel meer mensen in dat vak bezig dan in België.”

Dus ‘made in Oost-Vlaanderen’ zegt u ook niets?

VAN DE VELDE “Nee, dat is te bekrompen, net als het concept provincie. Wat betekent dat? Mijn vrouw werkt voor de provincie en ik heb daar dagelijks met haar discussies over. Schaf dat toch af, of probeer de overheidsstructuur tenminste simpeler te maken. We creëren altijd maar niveaus bij. We moeten veel ruimer denken. Mijn boodschap is ‘meisjes en jongens, ga weg van onder die kerktoren, maak gebruik van Erasmus-programma’s, en reis tijdens uw vakanties’. Het is belangrijk onze kijk op de wereld te verbreden.”

BERT LAUWERS EN DÉSIRÉE VAN DEN EYNDE

“Het concept provincie is te bekrompen. We moeten veel ruimer denken”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content