De mythe doorprikt

Heeft u meerwaarden op aandelen? Weet dan dat die in bepaalde omstandigheden – en in tegenstelling met wat meestal wordt aangenomen (zie Trends, 4 mei 2000, blz. 53) – wel degelijk belastbaar kunnen zijn.

Meerwaarden kunnen worden belast tegen 33% op voorwaarde dat de fiscus kan bewijzen dat de belegger een speculatief inzicht had. Zo behandel ik in mijn praktijk een dossier waarin beursmeerwaarden worden belast (tegen 33%) wegens 22 transacties op drie jaar tijd. Professionele beleggers lopen zelfs het risico te worden belast tegen het hoogste tarief van de personenbelasting (tot 55%). Laten we de verschillende mogelijheden eens op een rijtje zetten.

Privé-vermogen.

Meerwaarden die worden behaald bij een normaal beheer van het privé-vermogen zijn vrijgesteld van belastingen. Dit is geen regel maar een uitzondering. Een meerwaarde behoort immers tot het normaal beheer van een privé-vermogen als ze betrekking heeft op waarden in portefeuille; bovendien moet het gaan om handelingen die een goede huisvader gewoonlijk stelt met het oog op de waardevermeerdering of de instandhouding van het privé-vermogen.

Het normaal beheer van een privé-vermogen kan worden omschreven als het beleid dat een doorsnee burger voert met betrekking tot zijn privé-goederen. Dat iemand rijker wil worden, is niet abnormaal; integendeel, het behoort tot een gezond beheer. Essentieel bij een normaal vermogensbeheer is het afstoten van bestanddelen die niet optimaal renderen. Dit beheer hoeft zeker niet passief te zijn. Alleen transacties stellen, noodzakelijk voor het instandhouden en het verbeteren van het algemeen vermogen, maakt van uw activiteit nog geen beroepswerkzaamheid.

Speculatief inzicht.

Zodra er echter een louter speculatief inzicht aan de grondslag ligt van de verrichting, kan ze niet meer kaderen in het normaal beheer van het privé-vermogen maar wordt ze beschouwd als een divers inkomen (art. 90, 1, a W.I.B. 1992). De meerwaarden zijn dan niet langer vrijgesteld, maar onderworpen aan een afzonderlijke taxatie van 33% (art. 171, 1, a W.I.B. 1992).

Met speculatie wordt bedoeld het opzettelijk kopen om binnen relatief korte tijdspanne met winst te verkopen (Cass. 18 mei 1977). Het speculatief karakter wordt onder meer afgeleid uit de snelheid van een dergelijke reeks transacties of uit het feit dat de beleggingen met geleende gelden gebeurden (Brussel, 7 mei 1999 en Brussel, 17 oktober 1997). Bij de beoordeling wordt ook rekening gehouden met de vraag of de belegger zich heeft laten omringen door gespecialiseerd personeel (Antwerpen, 18 november 1997). Er wordt eveneens gekeken naar de verhouding tussen de aan- en verkoopprijs. De winst uit de wederverkoop van een aandelenpakket wordt niet beschouwd als het resultaat van een normaal beheer van een privé-vermogen, maar als zijnde behaald uit speculatieve verrichtingen wegens de wanverhouding tussen de aankoopprijs (1 miljoen frank) en de verkoopprijs (2 miljoen frank) op een tijdspanne van ongeveer één jaar zonder dat de belastingplichtige enig dividend had ontvangen (Luik, 19 december 1991).

Dit strenge arrest is koren op de molen van de fiscus. Maar hij zal zeer moeilijk het speculatief inzicht kunnen bewijzen. De geciteerde rechtspraak toont aan dat de bewijsvoering een ingewikkelde feitenkwestie is.

Om de bittere pil wat te verzachten voorziet de wet ook dat de meerwaarden slechts voor het nettobedrag in aanmerking worden genomen. Het brutobedrag kan worden verminderd met de kosten die men tijdens de belastbare periode heeft gemaakt om die inkomsten te verkrijgen. Daarnaast kunnen geleden verliezen worden afgetrokken van die inkomsten in één van de vijf volgende belastbare tijdperken.

Beroepswerkzaamheid.

In de mogelijkheden die de wet biedt om gedane kosten of geleden verliezen in aftrek te brengen van de meerwaarden schuilt het gevaar dat onwillekeurig een beroepswerkzaamheid aan het licht komt (art. 23 W.I.B. 1992). Het aftrekken van kosten en geleden verliezen veronderstelt het bijhouden van een boekhouding. Wie anders dan personen die een beroepswerkzaamheid uitoefenen, houden een boekhouding bij?

Uitvoerige rechtspraak werd geveld om uit te maken of een door een belastingplichtige uitgeoefende (neven)activiteit al dan niet een beroepsmatig karakter had en eventueel aanleiding kon geven tot het ontstaan van belastbare bedrijfsinkomsten. Ondanks het enorme aantal arresten en feitensituaties (gaande van duivenmelkers tot speculanten in onroerend goed) vindt men in deze rechtspraak toch een paar constanten terug. Er is sprake van een beroepswerkzaamheid wanneer men te doen heeft met een geheel van verrichtingen die onderling met elkaar verbonden zijn en zich vaak genoeg voordoen om een voortdurende en gewone beroepsbezigheid uit te maken ( Sablon, S., o.c., 103). Sablon merkt op dat het voor de fiscus mogelijk is de inkomsten uit activiteiten die een belastingplichtige bijvoorbeeld als hobby uitoefent, te onderwerpen als winst tegen tarieven tot 55% in de personenbelasting. Tot overmaat van ramp zal ook de sociale zekerheid om het hoekje komen kijken.

Daytraders spelen gevaarlijk spel. Hun activiteit beantwoordt aan de definitie van beroepswerkzaamheid die de rechtspraak hanteert. Ze zijn professioneel en fulltime met hun beleggingen bezig.

Minister Reynders.

Dat beleggers tot nog toe niet op systematische wijze werden belast op grond van een uitgeoefende beroepswerkzaamheid hebben we te danken aan het beleid dat de ministers van Financiën hieromtrent sinds decennia uitstippelen. Onlangs heeft de huidige minister van Financiën Didier Reynders (PRL) het principe bevestigd dat meerwaarden op aandelen niet belastbaar zijn (Antw. nr. 849 van 25 januari 2000). Dit ongenuanceerde antwoord mag echter niet op gejuich worden onthaald als zou het een bevestiging zijn van een algemene regel. Meerwaarden zijn slechts belastingvrij als ze passen in het normale beheer van een privé-vermogen! Ongeacht het antwoord van de minister.

In zijn antwoord laat de minister trouwens de deur open voor de fiscus. Hij besluit: “Het belastingstelsel van meerwaarden op aandelen maakt het voorwerp uit van administratieve circulaires en commentaar met betrekking tot de toepasselijke wetsartikelen. Het komt in de eerste plaats aan de bevoegde taxatieambtenaar toe om de fiscale bepalingen toe te passen op grond van de gegevens waarover hij beschikt.”

In de administratieve circulaires en commentaar omtrent het belastingstelsel van meerwaarden, waar de minister in zijn antwoord naar verwijst, citeert de fiscus het verloop van de parlementaire debatten (Com.IB., 90/8, 5°). Luidens de parlementaire handelingen zijn de aan- en verkoop van roerende waarden, zowel op termijn als contant, te beschouwen als normale beheersverrichtingen van een privé-vermogen; tenzij zij door hun herhaling een winstgevende bezigheid vormen (Senaat, Zitting 1961- 1962).

De administratie heeft er zich bij neergelegd dat zij desgevallend het bestaan van een professionele aanpak zal moeten kunnen aantonen (Com.IB., 90/5). Bijkomende elementen om tot belastbaarheid te besluiten zal de administratie afleiden uit het nagestreefde winstoogmerk, de wijze waarop de beleggingsactiviteit wordt georganiseerd en de middelen die worden ingezet om dat doel te bereiken (Brussel, 23 januari 1998).

Het geciteerde antwoord van de minister van Financiën zet niet bepaald een rem op de interpretatie van de bevoegde taxatieambtenaar. Huidige minister van Begroting Johan Vande Lanotte (SP) heeft al publiekelijk aangedrongen op de invoering van een belasting op meerwaarden. Wie durft nog gissen naar het optreden van de fiscus indien hij de volgende minister van Financiën zou zijn?

Goede-huisvaderaandelen.

Problematisch wordt het wanneer de belastingplichtige zijn aandelen met gigantische meerwaarde heeft kunnen verkopen en met de opbrengsten een snelle sportwagen en een riante villa kocht. Als zulke bestedingen niet in verhouding staan met de aangegeven inkomsten kan dit de aandacht trekken van de fiscus. De fiscus kan in voorkomend geval de belastingplichtige een bericht van wijziging sturen in het kader van een taxatie op tekenen en indiciën (art. 341 W.I.B. 1992) waarbij het indiciair tekort wordt belast tegen de progressieve tarieven van de P.B. Dit is een machtig wapen in handen van de fiscus.

De wet staat niettemin toe dat de belastingplichtige het tegenbewijs levert. Met borderellen op naam kan de belastingplichtige aantonen dat de grotere graad van gegoedheid voortspruit uit de verkoop van roerende waarden en financiële instrumenten (art. 341, 2° lid W.I.B. 1992). Wie ervan uitgaat dat de behaalde meerwaarden belastingvrij zijn kan voor onaangename verrassingen komen te staan. Hier loert de valkuil van de belastingvrije mythe.

De borderellen kunnen immers aantonen dat de gekochte aandelen op korte tijd met winst werden verkocht; of dat de beleggingen met geleend geld gebeurden in het kader van de beleggingshypotheek. Voor de fiscus is dat dus voldoende om te besluiten dat de transacties werden uitgevoerd met speculatief inzicht en om een taxatie aan 33% door te voeren.

Bovendien zal uit de borderellen ook blijken in welke financiële producten werd belegd. De fiscus zal kunnen uitmaken of de belegger opteerde voor goede-huisvaderaandelen, dan wel voor speculatieve put- en callopties, of warrants, waarmee werd gespeculeerd “à la baisse of à la hausse” ( Meerwaarden op aandelen – een polemiek, Belasting- & Beleggingsgids 2000, blz. 108). Zulke verrichtingen wijzen volgens de fiscus op speculatie van particuliere beleggers; want ze hebben, volgens het hof van beroep in Brussel, als enig doel te gokken op verwachte stijgingen of dalingen op beurzen om op zeer korte tijd belangrijke winsten te behalen (Brussel, 17 oktober 1997).

Wie dus zonder meer ingaat op reclameslogans als warrants: de veerkracht in uw portefeuille neemt een serieus fiscaal risico. Niet altijd wijzen de betrokken financiële instellingen op de mogelijke fiscale gevolgen van zulke operaties.

Maar er is meer.

Uit de voorlegging van de borderellen op naam kan de fiscus het aantal transacties afleiden. Dit kan dan weer worden geïnterpreteerd als zodanig onderling verbonden dat de activiteiten als beroepswerkzaamheid worden beschouwd zodat men een aanslag kan heffen tegen de hoogste tarieven van de P.B.

Daytraders zullen worden geconfronteerd met andere problemen. Aangezien ze hun orders via internet aan on-linebeursmakelaars doorgeven, zullen zij niet over borderellen op naam beschikken. In hun geval zal het zeer moeilijk zijn bij een eventuele aanslag op tekenen en indiciën enige vorm van tegenbewijs te leveren. De kans is zeer groot dat zij zo’n aanslag dan lijdzaam moeten ondergaan; tenzij ze een boekhouding van hun verrichtingen bijhouden. Maar, dan komen ze van de regen in de drop. Want wie een boekhouding bijhoudt…

Besluit.

Hierboven werd aangetoond dat de fiscus veel juridische argumenten kan sprokkelen – van recente rechtspraak tot parlementaire handelingen – om meerwaarden op aandelen te belasten. De belegger kijkt dan tegen een lastig en langdurig verweer aan. Om aan taxatie te ontsnappen zal hij moeten aantonen dat zijn verrichtingen deel uitmaakten van het normale beheer van zijn privé-vermogen. De ervaring met de bezwaarprocedure heeft uitgewezen dat – voor principiële gevallen – de gewestelijke directeur meestal zijn administratie volgt. Dit betekent dat de belastingplichtige waarschijnlijk naar de rechtbank zal moeten stappen om zijn verdediging hard te maken. Het is niet zeker dat de rechter hem in eerste aanleg in het gelijk zal stellen. Uiteraard kan hoger beroep en Cassatie worden aangetekend. Maar dit betekent een slopende procedure en jarenlange onzekerheid.

Rechtszekerheid is nochtans wat de burger – dus ook de belegger – verwacht en nodig heeft. De belegger kan tegen een al te voortvarend optreden van de fiscus misschien nog het best worden beschermd met een wetgevend initiatief waarbij zijn speculatief inzicht wordt vrijgesteld. Ook moeten hem voldoende mogelijkheden worden geboden om vlug te kunnen inspelen op de beursschommelingen. Tot zolang bent u best heel voorzichtig.

werner niemegeers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content