DE MIGRANTEN MET DE MILJARDEN
In Molenbeek, Borgerhout en aan de Gentse Dampoort ziet Vlaanderen het miserabilistische beeld van de migratie. In Antwerpen, Beerse en binnenkort Zelzate ziet Vlaanderen het even reële gezicht van de migratie: internationale Indiërs die welvarend hun nieuwe land mee opbouwen.
Ajit Shetty van Janssen Pharmaceutica is Manager van het Jaar 2004, Dilip Mehta is de baas van Rosy Blue in Antwerpen, Lakshmi Mittal is de toekomstige eigenaar van Sidmar in Zelzate. Aan de Antwerp-British School op Zurenborg in Antwerpen rijden ‘s morgens en ‘s avonds de BMW’s, Porsche Cayennes en Mercedessen aan en af voor de kinderen van de nieuwe diamantairs. Shetty, Mehta, Mittal en de scholieren van Zurenborg zijn leden van de internationale Indiase diaspora die vandaag met 25 miljoen is in Noord-Europa, de VS, Afrika en Zuidoost-Azië. De mannen van deze diaspora zijn geen muurbloempjes. Ajit Shetty wil de werkgeverskoepel van de Belgische farmabranche hervormen, Dilip Mehta wil hetzelfde met de Hoge Raad voor Diamant, Lakshmi Mittal wil de integratie van Sidmar in Mittal Steel door de overname van Arcelor.
Dezelfde Indiërs waarvoor ngo’s tot voor kort zilverpapier verzamelden werden een globaltribe die de wereld beïnvloedt. Dilip Mehta is een Jain. De ascetische sekte van de Jains is in een kwarteeuw opgebloeid tot de tweede belangrijkste groep, na de Joden, in de internationale diamanthandel. Jains zijn onderling nauw verbonden, iedereen kent iedereen. Rond het Nachtegalenpark in Antwerpen ziet men de beschermde villa’s van deze commerciële topkaste.
De wereld buiten Laken. De eenentwintigste eeuw is ingezet met een grotere macht voor rassen, etnieën en religie, en dat staat in tegenstelling tot de oogmerken van de utopieën van de twintigste eeuw. De komst van de Elysese velden van het natieloze universalisme is verder weg dan ooit. De queeste naar de herinnering en de gemeenschap hernieuwt zich. Als de Belgische vorst Albert de groepsvorming rond taal, cultuur en herinnering ridiculiseert, dan bewijst hij zijn onkunde over de wereld buiten Laken. Stammen, gemeenschappen, met een kosmopolitische roeping worden opvallender en machtiger in de wereld. De globaltribe van nu is gegroeid op eigen kracht en in contact met andere zeden, waarden en genen. Joden, Indiërs en de imperialistische Britten zijn raskundig van de meest verscheiden volkeren ter wereld.
Na de Britten, Chinezen en Japanners hebben de Indiërs sterke werelddiaspora gesticht. De macht van wereldstammen steunt op twee beginselen: enerzijds, een unieke geschiedkundige en etnische identiteit én anderzijds de soepelheid om zich aan te passen aan de internationale economie. De Joden combineren hun gettodenken met openheid naar de buitenwereld. Zij blijven trouw aan hun identiteit, zelfs als hun invloed de sterkste expressie krijgt door hun uitzwerming. De Joodse filosoof Martin Buber schreef over de “roeping van uniciteit”: opgebouwd rond een oorsprongsmythe die dient als een gemeenschappelijke band tussen de leden van de gemeenschap. Voor de Indiërs is de oorsprongsmythe afgeleid uit de verhalen van de Veda, de Bijbel van de Hindoes.
De middeleeuwse Arabische geschiedkundige Ibn Kaldoen tekende op: “Alleen stammen die samensmelten door groepsgeest kunnen overleven in de woestijn.” Vervang woestijn door de hitte en het vuur van de internationale negotie. In een zwakkere mate vindt men dergelijke saamhorigheid en stamgeest bij de zakendynastieën van het Franstalige Belgische establishment en bij het jaarlijkse familiesouper van de West-Vlaamse fabrikanten.
Met dank aan het kolonialisme. Shetty, Mehta en Mittal illustreren een omslag in het wereldkapitalisme. Tot het midden van de twintigste eeuw waren de Aziaten, met uitzondering van de Japanners, verdreven naar de rand van de wereldeconomie als makelaars en ambachtslui. De internationale ontwikkeling onder de Britten, Amerikanen en Fransen leverde de infrastructuur voor de expansie van Japan, India en China. Onze kennis en technologie stimuleerden de sluimerende technische, industriële potentie van de Aziaten.
Die pluim mag het kolonialisme op zijn hoed steken. In tegenstelling met wat de nationalisten van de ontwikkelingslanden en de marxisten kraaien, hebben de westerlingen technische kundigheid, wetten, mobiliteit en kapitaal aangevoerd, waardoor de koloniën gekoppeld werden aan de wereld. Zonder deze fase van veroverend kapitalisme had die ontwikkeling niet of later plaatsgevonden. In 1757 vergeleek de Britse veroveraar Lord Clive de zijdeproducerende stad Murshidabab, bij Calcutta, goedkeurend met Londen in grootte, bevolking en vaardigheid van zijn handelaars. Hij betreurde wel haar isolement. Murshidabab staat vandaag ook in Vlaanderen.
De auteur is directeur van Trends. Reacties: frans.crols@trends.be
Frans Crols
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier