DE MELKKOE VAN DI RUPO I
Het voorbije anderhalf jaar heeft vooral de middenklasse geleden onder de besparingen van de regering-Di Rupo. Zelfs maatregelen die lovenswaardig lijken, zoals de loonstop en de hervorming van de index, doen die inkomensgroep pijn.
Belgen die werken maar weinig spaargeld en vermogen hebben, nemen het beste een voorbeeld aan Bernard Arnault. Maar terwijl die — samen met veel andere steenrijke Fransen — naar België trok omdat hier geen vermogensbelasting bestaat, doet een werkende Belgische middenklasser er goed aan zich bij de zuiderburen te vestigen. Frankrijk mag dan voor gefortuneerde mensen een fiscale hel zijn, wie vooral leeft van zijn inkomen uit arbeid, betaalt er minder belastingen dan in ons land. Een Belg met een jaarlijks belastbaar inkomen van 25.000 euro wordt al belast tegen het marginale tarief van 45 procent. In Frankrijk is dat slechts 30 procent, in Nederland 10,8 procent.
Ook op elke extra euro die hij verdient, draagt deze Belg het tarief van 45 procent af. En zodra zijn belastbare inkomen de grens van 37.730 euro (geïndexeerd bedrag voor het inkomstenjaar 2013) overschrijdt, zit hij al in de hoogste belastingschijf van 50 procent. Bijna nergens in West-Europa kom je zo snel in het hoogste belastingtarief terecht als in België (zie tabel De drempels voor de hoogste belastingvoet). In Frankrijk bijvoorbeeld ligt die bovenste grens op 70.830 euro en bedraagt de marginale belastingvoet 41 procent. Mensen uit de middenklasse — gezinnen met een netto belastbaar inkomen tussen 50.000 en 100.000 euro per jaar — worden hier belast alsof ze een hoog inkomen hebben.
Mes in de belastingvoordelen
Tegenover die hoge belastingvoeten staan allerlei aftrekken, belastingvoordelen en fiscale kredieten. Maar daar heeft de regering-Di Rupo het voorbije anderhalf jaar drastisch het mes in gezet. Vooral tweeverdieners uit de middenklasse ondervinden daar de gevolgen van. Afhankelijk van zijn inkomen kan de extra belasting voor een middenklasser al gauw oplopen tot ettelijke honderden euro’s. Een gezin waarvan elke partner een belastbaar inkomen van 45.000 euro heeft, betaalt bijna 600 euro extra per jaar. Een koppel met een laag belastbaar inkomen — ieder zo’n 15.000 euro per jaar — betaalt niet extra, maar draagt daarentegen 50 euro minder belastingen af.
Premier Elio Di Rupo ontkent dat de middenklasse het gelag betaalt. Hij verwijst daarvoor naar de fiscale behandeling van de klassieke spaarrekening. Terwijl de voorheffing op roerende inkomsten werd opgetrokken van 21 tot 25 procent, blijven de eerste 1880 euro intresten op een spaarrekening fiscaal vrijgesteld — voor een koppel bedraagt die grens 3760 euro. Tegen de huidige lage rente moet een spaarder al een kapitaal van 180.000 euro hebben om belastingen te betalen op de opbrengt van zijn spaarboekje. Maar het spaarboekje is natuurlijk niet het enige product waarin Jan Modaal zijn centen belegt. Veel middenklassers zijn kleine beleggers. Zij zagen de belasting op hun roerende inkomsten buiten de spaarrekening stijgen (zie tabel Belastingmaatregelen van Di Rupo I treffen de middenklasse).
Een veelzeggend voorbeeld van hoe de regeringsmaatregelen de middenklasse raken, is de uniformisering van het tarief van de belastingvermindering voor het langetermijnsparen, zoals voor de persoonlijke bijdragen aan een aanvullend pensioen (tweede pensioenpijler), de stortingen voor het pensioensparen (derde pensioenpijler), de kapitaalaflossingen voor een hypothecaire lening voor de niet-enige woning (zoals een tweede verblijf), de premies van individuele levensverzekeringen en de uitgaven voor PWA-cheques. Tot het inkomstenjaar 2011 (aanslagjaar 2012) werd dat tarief berekend tegen een bijzondere gemiddelde aanslagvoet tussen 30 en 40 procent, die afhing van het belastbare inkomen. Vanaf dit jaar geldt er een vast tarief van 30 procent, ongeacht de hoogte van het inkomen. Volgens fiscalist Jef Wellens van Kluwer is deze ingreep budgettair neutraal voor wie een bruto-inkomen van minder dan 32.000 euro per jaar heeft. Wie meer heeft — de middenklasse dus — moet rekenen op een lagere belastingvermindering.
Belastingaftrek wordt belastingvermindering
Een andere truc die de regering gebruikt, is de vervanging van belastingaftrekken door belastingverminderingen. Terwijl een aftrek een fiscaal voordeel oplevert tegen een marginaal belastingtarief van 50 procent, is dat niet het geval voor een belastingvermindering. Die wordt berekend tegen een vast tarief tegen 30 of 45 procent. “Dat leidt tot wat ik fiscale collateral damage noem”, zegt Jef Wellens. “Fiscaal is het geen neutrale operatie. Bepaalde uitgaven worden niet meer afgetrokken van het inkomen, waardoor het belastbare netto-inkomen stijgt. En dat belastbare inkomen is het criterium om een groot aantal andere fiscale voordelen te bepalen.”
Dat heeft bijvoorbeeld gevolgen voor de berekening van de belastingvrije basissom en de bijzondere bijdrage aan de sociale zekerheid, en voor de toekenning van een belastingkrediet voor dienstencheques. Het belastbare inkomen is ook de basis voor het toekennen van premies, zoals de Vlaamse renovatiepremie of de school- en studietoelagen. Die maatregel raakte niet enkel de middenklasse, maar zowat elke inkomenscategorie. Ook gezinnen met lage en middelgrote inkomsten dragen extra belastingen af. Door de verhoging van de belastingvrije som loopt die groep belastingbetalers de aangekondigde nettokoopkrachtverhoging voor 2013 mis.
Reële loonstop
Een vaak vergeten aanslag op de middenklasse is de reële loonstop die de federale regering voor de volgende twee jaar heeft afgekondigd. Om de concurrentiekracht van de Belgische bedrijven te stimuleren, worden de lonen in 2013 en 2014 enkel nog aangepast aan de index. Dat is een lovenswaardige maatregel, aangezien die ertoe bijdraagt dat de loonkosten van de bedrijven onder controle worden gehouden. Maar economen stellen dat het bijvoorbeeld beter was geweest een substantiële verlaging van de werkgeversbijdrage door te voeren. Fiscaal expert Michel Maus spreekt onomwonden over een ‘loonsverlaging’ in plaats van over een ‘lastenverlaging’. De werkgevers krijgen een loonkostenverlaging, maar de werknemers zien hun loon minder snel stijgen, terwijl de belastingdruk hoog blijft.
Het is uiteraard koffiedik kijken hoeveel de lonen in 2013 boven op de index zouden zijn gestegen, als de loonstop niet was ingevoerd. Maar als de reële loonstijging met 0,3 procent in 2012 ook dit jaar zou worden toegekend, betekende dat voor een gezin met een inkomen van 50.000 euro een stijging van 150 euro. Dat valt nu weg. Bovendien heeft de regering beslist de indexkorf te herzien en tellen ook huismerken en koopjes mee. Het gevolg is dat de index minder snel wordt overschreden en dat de aanpassing van de lonen aan de kosten van levensonderhoud trager verloopt.
Geen werkbonus
De middenklasse wordt dubbel geraakt, aangezien zij geen beroep kan doen op de aantrekkelijke werkbonus. Dat is een systeem om de werknemersbijdragen voor de sociale zekerheid te verminderen. Het wil werknemers met een laag loon een hoger nettoloon garanderen, zonder het brutoloon te verhogen. Het doel van die maatregel is mensen aan te moedigen om te werken in plaats van in de werkloosheid te blijven. De vermindering bestaat uit een forfaitair bedrag dat vermindert naarmate het loon stijgt. Werknemers met een maandloon van maximaal 2385,41 euro kunnen er gebruik van maken.
De werkbonus bestaat al meer dan tien jaar, maar hij werd door de regering-Di Rupo uitgebreid. Hij is het hoogst voor werknemers met een refertemaandloon dat kleiner of gelijk is aan het gewaarborgde minimummaandinkomen — sinds 1 december 2012 vastgelegd op 1501,82 euro. De vermindering bedraagt maximaal 175 euro per maand voor bedienden en 189 euro voor arbeiders. De werkbonus vermindert naarmate het refertemaandloon van de werknemer omhooggaat. Als dat loon uitkomt boven 2385,41 euro, verdwijnt de bonus volledig.
Gepensioneerde middenklasse
Ook de gepensioneerde middenklasse blijft niet buiten schot. Jef Wellens geeft het voorbeeld van 65-plussers die hun aanvullend pensioen laten uitkeren in de vorm van een lijfrente: een bedrag dat levenslang — meestal maandelijks — wordt uitbetaald. Wie voor zo’n lijftrente kiest, wordt zwaar geraakt door de verhoging van de roerende voorheffing. Voor lijfrentres die worden uitgekeerd sinds 1 januari 2013, stijgt het belastingtarief dit jaar van 15 naar 25 procent.
Jef Wellens: “Neem iemand die een aanvullend pensioenkapitaal van 300.000 euro netto ontvangt. Dat is voor een aanvullend pensioen geen fenomenaal hoog bedrag. Als die som wordt omgezet in een levenslange rente van 15.000 euro per jaar, hield die persoon voor de verhoging van de roerende voorheffing netto 13.650 euro over. Vanaf dit jaar is dat 12.750 euro of 900 euro minder.” Mensen uit inkomenscategorieën die niet echt een hoog wettelijk pensioen hebben, kiezen vaak voor een lijfrente. Ook na hun pensionering gaat de middenklasse dus gebukt onder de maatregelen van de regering-Di Rupo.
ALAIN MOUTON EN MATHIAS NUTTIN
Wie een bepaalde inkomensgrens overschrijdt, betaalt meer pensioenbijdragen, maar die leveren later geen hogere pensioenuitkering op.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier