De megafoon

Een heethoofd, die Moens? Weinig mensen uit de catacomben van het Riziv of op de directieverdiepingen van de ziekenfondsen zullen hem zo beschrijven. Volgens dokter Louis Beckers, tot 1995 de voorzitter van de BVAS, is hij helemaal niet de opvliegende jongen die hij soms lijkt. “Hij heeft me dikwijls genoeg gezegd dat ik veel te hard omsprong met politici,” aldus Beckers. Anderen vinden hem een uitgesproken syndicalist. Een harde onderhandelaar. Ze zeggen dat hij de jongste jaren beter heeft leren relativeren en dat de uitschuivers op radio en televisie vooral te maken hebben met het medium. Moens komt niet zo vlotjes over. “Hij voelt dat hij het pleit niet met inhoudelijke argumenten kan winnen en speelt op de man,” zegt een insider. Maar over één element is iedereen het eens: Moens heeft een uitmuntende dossierkennis.

Dat het nooit zal boteren tussen Vandenbroucke en Moens is ondertussen wel duidelijk. “Allebei uiterst principieel,” zegt een topman van een van de ziekenfondsen. De ene is pragmatisch ingesteld en de andere veeleer theoretisch-filosofisch, zegt iemand bij het Riziv over de botsende ego’s. Natuurlijk is die situatie niet erg bevorderlijk in tijden dat een compromis de enige uitweg is voor de budgetproblemen in de ziekteverzekering.

Moens is afkomstig uit Dendermonde, waar hij in 1950 werd geboren. Hij liep er school in het Heilige-Maagdcollege, studeerde daarna geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Gent (1975) en specialiseerde in de klinische biologie aan de KU Leuven (1980). “Ik koos voor de klinische biologie omdat ik daarin laboratoriumgeneeskunde en direct contact met de patiënt kon combineren,” legt Moens uit.

De eerste jaren die volgden, wijdde de kersverse specialist zich vooral aan zijn carrière als klinisch bioloog in het Imeldaziekenhuis in Bonheiden. Daar werkt hij vandaag nog altijd. Hij gaf in die periode ook een paar uur les aan de Katholieke Hogeschool De Nayer in Sint-Katelijne-Waver. Ergens halverwege de jaren tachtig engageerde hij zich in de syndicale verdediging van het artsenberoep. De directe aanleiding was, zo beweert hij zelf, de toenemende commercialisering van de klinische biologie. Zegt Moens: “Vanaf eind de jaren zeventig liep het grondig mis. Ziekenhuizen gebruikten de klinische biologie om financiële tekorten op te vangen. Toen topindustrieel André Leysen in 1985 schreef dat voor hem de kostprijs van een leukemiediagnose gelijk was aan de halve frank die het glazen microsoopplaatje kost, was ik zo verbolgen dat ik me in de beroepsverening engageerde.”

Toch trad Moens pas vanaf 1988 almaar meer op de voorgrond. In die periode tekende ULB-professor ?? Francson de forfaitarisering van de klinische biologie in de ziekenhuizen uit. Daarbij werd een dagbudget voor klinische proeven per patiënt bepaald. De wet maakt daarbij een aanzienlijk onderscheid tussen Vlaamse en Waalse ziekenhuizen. “De verschillen zijn vandaag kleiner, maar ze bestaan nog steeds. Ik wil binnen de BVAS de Vlamingen een stem geven,” verduidelijkt Moens. “Het stoort me trouwens mateloos dat de BVAS nog steeds wordt afgeschilderd als het bastion van de Franstalige specialisten.”

De BVAS staat op haar onafhankelijkheid. Er zijn wel eens voorstellen geweest om artsensyndicaten te subsidiëren zoals de traditionele vakbonden. Uiteindelijk liep dat altijd stuk op het onafhankelijkheidsstreven van de artsensyndicaten. “Wij zijn een ledenorganisatie,” benadrukt Moens. Het is overigens duidelijk dat daar wel eens de achilleshiel van de BVAS zou kunnen liggen. De debatten over een splitsing van de ziekteverzekering trekken ook binnen het artsensyndicaat een communautaire breuklijn. De Franstalige artsen verzetten zich naar verluidt harder tegen de besparingsmaatregelen van het ministerie.

De diversiteit van de BVAS (het syndicaat moet de belangen van 27 verschillende specialismen en bijna de helft van de huisartsen verdedigen) dwingt Moens ertoe gespierde taal te gebruiken. Hij moet die verscheiden achterban immers overtuigen van elk compromis dat hij sluit. “Je hoeft maar naar de problemen in het onderwijs te kijken om te beseffen dat niet alleen artsen moeite hebben om verworven rechten op te geven,” zegt een huisarts.

In ieder geval hebben zijn tegenstanders aan de onderhandelingstafel respect voor dokter Moens. Al schatten ze hem ook duidelijk minder in als grote visionaire leider. “Hij reageert vooral op korte termijn en ontwikkelt weinig visie op de toekomstige knelpunten,” zo heet het. Maar dat is ook logisch, want in de eerste plaats is Moens natuurlijk aangesteld als “vakbondsman”. Al is hij dan de verdediger van de belangen van een leger zelfstandige artsen.

Roeland Byl

Een heethoofd? Een harde onderhandelaar? Over één element is iedereen het eens: Moens heeft een uitmuntende dossierkennis.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content