De man die elk jaar 1,5 miljoen euro wegschenkt
Al vier jaar zet Luc Verelst zich voltijds in voor de Derde Wereld. Jaarlijks besteedt de ex-topman van de gelijknamige bouwgroep 1,5 miljoen euro aan ontwikkelings-hulp. Hij ergert zich aan het gebrek aan professionaliteit van de NGO’s en hun houding tegenover het bedrijfsleven. “Zo bereiken ze alleen maar de klassieke antikapitalisten, die niet meteen tot de meest gegoede klassen behoren.”
In een gerestaureerd winkelpand aan de IJzeren Leen in Mechelen huist de Association Verelst. De glazen deur is open. Af en toe stapt een toevallige voorbijganger binnen om even te genieten van de kleurrijke foto’s uit ontwikkelingslanden. Gelukkige gezichten – wit, geel, bruin en zwart – spreken boekdelen. Wie net als Luc Verelst (50), de voormalige topman van de bouw- en vastgoedgroep Verelst, bij de schrijnende armoede op deze aardbol stilstaat, wil onmiddellijk de handen uit de mouwen steken.
“De oorsprong van het initiatief ligt in mijn kindertijd, toen ik voor het eerst ‘Het Eiland Amoras’ van Suske en Wiske las,” legt Verelst uit. “De strijd tussen de Vetten en de Mageren bestaat nog altijd. Tegen dit onrecht vecht ik. Als je nog een leefbare wereld voor je kinderen en kleinkinderen wenst, kan je je hoofd niet meer in het zand steken. Als er niets gebeurt – en dat meen ik uit de grond van mijn hart – gaat alles stuk. Het kan toch niet blijven duren dat 500 miljoen mensen het zeer goed hebben, terwijl de andere 5,5 miljard amper dagelijks brood op hun plank krijgen. Wapens of protectionisme lossen dit probleem niet op. Vroeg of laat staan die mensen voor onze deur – en het zal eerder zijn dan we denken. De tijdbom tikt.”
Vier jaar geleden voegde Verelst de daad bij het woord. Hij verkocht de meerderheid van de aandelen in zijn aannemersbedrijven aan het management en gaf het dagelijks beleid van zijn bouwgroep aan Bart Verhaeghe (zie curriculum vitae). Zijn filosofie indachtig – eerst twintig jaar studeren, dan twintig jaar keihard werken, vervolgens twintig jaar maatschappelijk werk verrichten en dan het leven contemplatief afsluiten – verhuisde Luc samen met echtgenote naar Zwitserland en richtte Association Verelst op met een maatschappelijk kapitaal van 6,2 miljoen euro en een jaarlijkse dotatie van 1,5 miljoen euro. De stichting steunt vijftien projecten in tien landen, inclusief België. De Mobiele School geniet dankzij de VRT-reportage ‘Napels zien’ de meeste bekendheid. Telkens werkt Verelst met een lokale of internationale NGO samen.
Onmiddellijk botste hij echter op het wantrouwen van de klassieke ontwikkelingshelpers tegenover het bedrijfsleven. Verelst stoorde zich dan weer mateloos aan het gebrek aan professionaliteit bij veel NGO’s. Verelst: “Ze hebben vaak geen kaas gegeten van budgettering, planning, openbare aanbestedingen, rapportering, factsheets of boekhouding. Niet dat ik pretendeer het allemaal beter te weten. Maar ik wil toch graag weten wat er met mijn geld gebeurt.”
TRENDS. Waarom laat iemand alles achter om zich uit te sloven voor het goede doel?
LUC VERELST (ASSOCIATION VERELST). “Ik wil alleen bewijzen dat ontwikkelingshulp wel degelijk kan werken. Tegelijkertijd hoop ik mijn steentje te kunnen bijdragen aan de professionalisering van de sociale sector, want daar is dringend nood aan. Bijna drie miljard mensen op deze aardbol leven van minder dan 2 euro per dag. Ruim één miljard moet zelfs met 1 euro rondkomen. Dat kan gewoon niet. Als we niet bereid zijn een stuk van onze luxe af te staan – en dat hoeft niet eens veel te zijn – stuikt alles in elkaar. Als we nu 10 % van onze luxe-uitgaven (etentjes, reizen, feesten en dergelijke) in een ontwikkelingsfonds zouden stoppen, levert dat 160 miljard dollar op. Dat is meer dan het dubbele om de hele wereld te voorzien van onderwijs, gezondheidszorg en om de ergste armoede te lenigen. Daar hoeft niemand een boterham minder voor te eten. In Europa alleen al drinken wij jaarlijks meer dan 105 miljard dollar aan alcoholische dranken.”
In haar bestseller ‘De Stille Overname’ beschuldigt de andersglobaliste Noreena Hertz de nieuwe filantropen dat zij hun liefdadigheid misbruiken om personeelsleden te winnen en klanten te verleiden.
VERELST. “In de ogen van de andersglobalisten is het kapitalisme nog altijd des duivels. Natuurlijk verzet ik mij ook tegen de uitwassen van de vrije markt. Maar je kan toch de voordelen van dit systeem niet ontkennen. Het geeft iedereen de kans zijn talenten te ontplooien. Als arbeiderszoon heb ik daar de vruchten van geplukt. Wel moeten er duidelijke normen komen. Ook vind ik het schrijnend dat de tien rijkste mensen ter wereld evenveel bezitten als de 45 armste landen samen. Ieder mens moet zijn verantwoordelijkheid nemen, want vroeg of laat staan al die arme mensen voor je deur. De ontevredenheid stijgt. Kijk maar naar het toenemende terrorisme. Hoe je het ook draait of keert, je krijgt ooit de rekening gepresenteerd.”
Mikken de NGO’s dan niet op de verkeerde vijand? Nog altijd stelt 11.11.11 in haar campagnes het bedrijfsleven als grote boeman voor.
VERELST. “Spijtig genoeg bezondigen veel ontwikkelingshelpers zich nog aan deze fout. Zij menen nog altijd meer geld in te kunnen zamelen als ze op hun affiches de industrie zwart maken. Maar zo bereiken ze alleen maar de klassieke antikapitalisten, die niet meteen tot de meest gegoede klassen behoren. Jaarlijks levert de 11.11.11-campagne in ons land zo’n 5 miljoen euro op. Met permissie: dat is niet veel. Wij alleen spenderen dit jaar bijna 2 miljoen euro. Als al die vrijwilligers hun energie nu ook eens positief tegenover de bedrijfswereld aanwenden, kan je een veelvoud realiseren. Er zijn nog veel rijke mensen op de wereld die iets willen doen. Die kan je niet over de streep halen door ze af te schilderen als kapitalisten die profiteren van de armen.”
Hoe krijg je die vermogende ondernemers warm voor ontwikkelingshulp?
VERELST. “Ik ga zeker niet beginnen met geldinzamelingen op grote schaal, maar ik wil me in de nabije toekomst toch meer gaan toeleggen op een beperkt publiek van bedrijfsleiders. Als je de mensen kan overtuigen dat ze structureel hulp kunnen bieden, ben je goed bezig. Geef geen vis, maar leer ze vissen. Het is een cliché zo oud als de straat, maar het klopt nog altijd. Het probleem van de donormoeheid kan je oplossen door het soort project dat je voorstelt. Daarom geven wij onze kapitaalkrachtige schenkers de zekerheid dat hun geld goed gebruikt wordt. Geen eurocent verdwijnt in de zakken van tussenpersonen of de organisatie. Wij financieren onze werkingskosten zelf. Alle schenkingen gaan rechtstreeks naar de betrokken projecten.”
Maar zijn dat geen druppels op de hete plaat?
VERELST. “Je hebt natuurlijk nooit genoeg om alles in één keer op te lossen. Daarom werken we nu een nieuw concept uit. De ervaring bij onze vijftien projecten leert dat we te versnipperd te werk gegaan zijn. Ondanks de kleinschalige aanpak kan je niet efficiënt werken in tien verschillende landen. Te veel vaste kosten gaan naar de reizen. Nu denken we eraan de bestaande projecten verder af te werken en ons te concentreren op één bepaalde regio in het Zuiden. We hebben een aantal landen geselecteerd, waar de nood het hoogst is. We hebben een aantal criteria opgesteld. Het kan cru klinken, maar die hebben allemaal te maken met de doeltreffendheid van de aangewende middelen. We gaan geen project starten in bijvoorbeeld Somalië of Ethiopië, waar om de zoveel jaar een krijgsheer alles vernietigt. Politieke stabiliteit is één punt. Grote natuurrampen zijn een tweede. In Orissa (India) weet je op voorhand dat een tyfoon gemiddeld om de zeven jaar alles omverblaast wat er gebouwd is. Er zijn nog zoveel gebieden in de wereld waar de mensen in grote armoede leven en je effectief iets kunt doen. Onze middelen zijn helaas ook maar beperkt en dus is een selectie onvermijdelijk. Het komt erop neer dat we een modelproject willen realiseren. We willen in een bepaalde regio, zo groot als Vlaanderen, van a tot z het bewijs leveren: je kan mensen een duurzame ontwikkeling geven.”
Hoe gaat u dat aanpakken?
VERELST. “Met microkredieten. Persoonlijk vind ik dat een van de beste middelen om aan ontwikkelingssamenwerking te doen. Het systeem geeft de mensen de kans hun eigen lot in handen te nemen en zelf een activiteit op te starten. Zonder middelen kan je niets. Dat heb ik zelf ook ondervonden. Ik had niets toen ik begon. Waren er geen staatswaarborgen of rentetoelagen geweest, dan zou ik nooit voldoende geld hebben kunnen lenen om een bouwonderneming op te richten. Zelf was ik trouwens een van de eerste leden van Company Partnership Plan, nu Incofin, waarmee Vlaamse bedrijfsleiders initiatieven nemen om collega’s in het Zuiden te financieren.
“Maar zulke leningen zijn niet voldoende. Je moet er ook een opleiding bij geven. Nu gebruiken de mensen het geld om gewassen te planten, maar ze veranderen hun slechte gewoonten niet. Bovendien houdt dit middel nagenoeg geen risico voor de financier in. Gemiddeld 96 % van de microkredieten worden tegen een dure, lokale rente terugbetaald. Dat is meer dan bij ons in het Westen. Dat komt door de fierheid en de groepsdrang van de mensen. Maar minder dan de helft van de microkredietnemers gaat een tweede lening aan. Ze zien namelijk alleen de nadelen – een jaar hard zwoegen om de aflossingen te betalen – en veel te weinig de voordelen van de financieringstechniek. Je moet ze leren omgaan met dat geld om een duurzaam inkomen te creëren, zodat ze onafhankelijk worden en niet meer hoeven te bedelen.”
Gelooft u in een ethische gedragscode voor bedrijven die in het buitenland investeren?
VERELST. “Niet de ondernemingen, maar de particulieren of de aandeelhouders van de bedrijven zelf moeten zo’n sociaal charter ondertekenen. Vennootschappen zijn per definitie gericht op het maken van winst. Daar ligt hun doelstelling. Het zijn de aandeelhouders die hun verantwoordelijkheid moeten nemen en een gedeelte van hun dividenden of meerwaarden in ontwikkelingsprojecten moeten steken. Als je vandaag een bedrijf gaat verplichten om een percentage van zijn bedrijfsmiddelen zomaar af te staan aan de Derde Wereld, hol je het meest essentiële zakelijke principe uit en breng je de onderneming in gevaar. Ook het bijna gratis verdelen van generische geneesmiddelen ten koste van de farmaceutische industrie biedt geen oplossing, want dan verdwijnt binnen de kortste keren onderzoek & ontwikkeling naar nieuwe producten. Geneesmiddelen ter beschikking stellen tegen betaalbare prijzen is een taak van de internationale gemeenschap, niet van de bedrijven.
“Wij hebben dat zelf ondervonden tijdens onze investering in het biotechbedrijf Tibotec-Virco. Om hun twee aidsremmers tegen 2007 op de markt te kunnen brengen, is een budget van 500 miljoen euro nodig. Zoveel geld hadden de Vlaamse aandeelhouders niet. Daarom zijn we achteraf toch blij dat het Amerikaanse conglomeraat Johnson & Johnson vorig jaar voor 330 miljoen euro Tibotec-Virco overnam.”
Nochtans stort elke Belg trouw zijn bijdragen aan Broederlijk Delen of Artsen zonder Grenzen en koopt elk jaar een sticker van het Rode Kruis.
VERELST. “Ja, maar dat is niet genoeg. In totaal halen alle NGO’s in ons land jaarlijks amper 35 miljoen euro op. Dit is 3,5 euro per Belgische inwoner, evenveel als een glas wijn op een terras. Daarom moet je gaan schudden aan de bomen waar de meeste appels aan hangen. Jammer genoeg zeggen veel mensen dagelijks wakker te liggen van de hongersnood in de wereld, maar ze zijn niet bereid een substantiële bijdrage te leveren. Het hoeft niet altijd geld te zijn. Vrijwilligerswerk is ook heel nuttig. Wie geen middelen heeft, kan zich ten dienste stellen van de talrijke NGO’s hier of in het Zuiden. Wat overheidssubsidies betreft, houden wij de boot af. We willen geen tijd en energie verliezen aan administratieve rompslomp die uiteindelijk toch niets oplevert.”
Wat is de rol van de overheid?
VERELST. “Ze kan het goede voorbeeld geven. Ons land belooft al meer dan tien jaar om 0,7 % van zijn bruto binnenlands product – dat zou 1,86 miljard euro zijn – aan ontwikkelingslanden te besteden. Maar tot nu toe hebben we maximaal 0,42 % in 2002 bereikt. Bovendien gaat het grootste deel van dit geld naar de financiering van diverse ministeries en studies. Uiteindelijk komt nu amper 15 % bij de doelgroep terecht. Dat moet veranderen.”
Eric Pompen
“De oorsprong van het initiatief ligt in mijn kindertijd, toen ik voor het eerst ‘Het Eiland Amoras’ van Suske en Wiske las. De strijd tussen de Vetten en de Mageren bestaat nog altijd.”
“Veel NGO’s hebben geen kaas gegeten van budgettering, planning, openbare aanbestedingen, rapportering, factsheets of boekhouding.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier