De magere jaren

Cockerill Sambre denkt aan trouwen en heeft zichzelf een strenge vermageringskuur opgelegd om zo aantrekkelijk mogelijk te zijn voor de huwelijkskandidaten. Het Waalse staal wordt volledig buitenlands.

De Europese staalbedrijven leggen contacten en zoeken toenadering : ze streven naar bondgenootschappen. De fusie van Thyssen met Krupp heeft de spanning vergroot. En het Waalse Cockerill Sambre is misschien wel één van de bedrijven die het ijverigst op zoek zijn naar een partner. De wereld verandert : tien jaar geleden produceerden slechts drie Europese staalfabrikanten, telkens overheidsbedrijven, meer dan 10 miljoen ton ruw staal per jaar. Nu overschrijden in Europa vijf bedrijven de 10 miljoen ton en worden ze allemaal gecontroleerd door privé-aandeelhouders.

Twee van die groepen hebben de jongste maanden hun positie versterkt. Vorige lente, na een openbaar bod van Krupp op Thyssen, hebben de twee Duitse staalfabrikanten beslist om samen in zee te gaan ; en enkele weken geleden hebben het Luxemburgse Arbed en het Spaanse Aceralia (het vroegere CSI) elkaar een aanzoek gedaan. Voor veel waarnemers is deze consolidatie noodzakelijk : een fusie maakt het mogelijk om sneller te rationaliseren, de productiviteit te verbeteren en de kosten te drukken. Zo zal de nieuwe Duitse reus Thyssen-Krupp ettelijke fabrieken sluiten, 5500 werknemers laten afvloeien en 500 miljoen mark per jaar besparen dankzij nieuwe synergieën, maar zal hij ook investeren en zich verder ontwikkelen.

Walen onder buitenlandse vlag

De golf van fusies en toenaderingen is niet aan België voorbijgegaan. Usines Gustave Boël is nu een joint venture met het Nederlandse Hoogovens met 20 % minder banen als gevolg. Fafer is in handen gekomen van het Franse Usinor. Maanden nadat het de boeken heeft neergelegd, zou Forges de Clabecq overgenomen moeten worden door Duferco, een Italiaanse trader in staalproducten. En er is meer. Cockerill Sambre is weliswaar de grootste Waalse onderneming, maar begint naast de belangrijkste Europese staalfabrikanten op Klein Duimpje te lijken (zie grafiek : Europa’s grootste staalbedrijven). Zelfs in het plaatstaal, zijn specialiteit, produceert Cockerill Sambre slechts de helft van Thyssen-Krupp of Usinor. De directie van Cockerill heeft dus beslist om een bondgenootschap grondig te bestuderen. Op het einde van het jaar zou ze haar conclusies moeten neerleggen, zodat eventuele onderhandelingen in 1998 kunnen beginnen.

Het streven naar meer omvang

komt niet toevallig : vandaag is de sector nog steeds weinig geconcentreerd. Met een productie van 26,4 miljoen ton ruw staal (1996) levert wereldleider Nippon Steel slechts 3,5 % van het totale verbruik, dat 752 miljoen ton bedraagt.

Schaalgrootte is een belangrijke factor. Ten eerste omdat ze de ondernemingen in staat stelt efficiënter grondstoffen aan te kopen en te produceren, de nodige investeringen te doen, te werken aan onderzoek en ontwikkeling (in een sector waar de producten steeds meer geavanceerd worden) en indien nodig over te schakelen van het ene instrument op het andere. Ten tweede, omdat het ze sterker maakt tegenover de kopers, die zich eveneens hebben geconcentreerd en hun bevoorradingspolitiek hebben geglobaliseerd. Twee voorbeelden : de Europese staalbedrijven zijn voor het eerst in hun geschiedenis naar Detroit gemoeten om met Ford over de verkoop van staal voor 1997 te onderhandelen ; Crown Cork, de wereldleider van de metalen verpakkingen, onderhandelt sinds vorig jaar wereldwijd over zijn bevoorrading.

Toegevoegde waarde

Ondanks zijn relatief bescheiden omvang beschikt Cockerill Sambre over verscheidene troeven. Het is gespecialiseerd in plaatstaal en verkoopt in verhouding meer beklede producten dan zijn concurrenten. Bovendien heeft het zijn klanten in nabijgelegen landen met een sterke munt. Cockerill Sambre verkoopt momenteel 27 % van zijn staalproductie aan de erg veeleisende autosector. Het heeft besloten zijn capaciteit voor gegalvaniseerd gehard staal te vergroten : deze herfst is in Ramet, aan de rand van Luik, de nieuwe Eurogal-fabriek in bedrijf genomen, terwijl bij Eko Stahl een tweede productielijn voorzien is. Enkele maanden geleden is een ander filiaal, gespecialiseerd in gelaste vlakplaten een van de toekomstige sterproducten voor de auto-industrie van start gegaan. Toch blijft de concurrentie hard, want vele Europese staalfabrikanten doen gelijkaardige investeringen.

Dankzij de overname

van Eko Stahl heeft Cockerill Sambre een meer comfortabele omvang gekregen in de eigenlijke staalproductie. Na de investeringen in Eisenhüttenstadt beschikt Cockerill Sambre over een hypermoderne geïntegreerde staalproductie, met een geavanceerde ertsvoorbereidingsinstallatie en een nieuwe hoogoven. Nog belangrijker : de vroegere leemte tussen de staalfabricage en het koudwalsen is gevuld door een breedband-walsgroep. Voor 1997 verwacht men nog verliezen, maar in 1998 zou Eko Stahl uit de rode cijfers moeten zijn en misschien zelfs een beetje winst maken. De situatie zou nog moeten verbeteren wanneer Eko Stahl zijn productiecapaciteit, die nu kunstmatig beperkt wordt door de voorschriften van de Europese Commissie, volledig zal kunnen gebruiken.

De ligging van Eko Stahl, op enkele kilometers van de Poolse grens, is ook beloftevol. Vroeger verkocht het bedrijf 95 % van zijn productie in Oost-Europa. Als de tijd rijp is, zou het Cockerill Sambre kunnen helpen om een plaats te veroveren in het Oostblok.

Maar Cockerill Sambre

worstelt ook met een reeks handicaps. In België zijn de productiesites geografisch verspreid, wat hoge transportkosten meebrengt. De ertsbevoorrading is bovendien duurder dan voor staalfabrieken die dicht bij zee liggen. En dan zijn er nog een paar tegenslagen geweest.

De overname van Ymos, de Duitse leverancier van auto-uitrustingen, werd een ramp. De balans bleek foute gegevens over de activa te bevatten. Tussen 1991 en 1997 heeft Cockerill nog eens 2 miljard in het bedrijf gestopt. Nu voert het, wat het zedig, een desinvesteringsbeleid noemt. De divisie Afsluitingen is aan het Franse Valeo verkocht, de divisie Plastics aan de Canadese groep Magna. Voor de rest van het bedrijf, de complete metaalactiviteit (voornamelijk deurlijsten), hoopt Cockerill Sambre vóór juni 1998 nog een koper te vinden. Hoeveel dit avontuur de Waalse staalfabrikant gekost zal hebben, zal pas duidelijk zijn wanneer alle activiteiten van de hand zijn gedaan, maar het zou in de buurt van de 2 miljard frank kunnen liggen.

Een ander probleem is het filiaal CMI, dat verlieslatend blijft.

Daarnaast heeft de fusie van Suez en Lyonnaise des Eaux Cockerill Sambre verplicht een oplossing te zoeken voor zijn milieufiliaal Page. Sita, een filiaal van Lyonnaise, bezit 49 % van Page, met Cockerill Sambre en de Waalse gewestelijke investeringsmaatschappij SRIW als andere aandeelhouders. Omdat de Europese Commissie bezwaren heeft tegen een uitbreiding van het aandeel van Sita in de Belgische afvalmarkt, staan de Fransen op het punt hun participatie in Page van de hand te doen. Cockerill zal dus een nieuwe partner moeten vinden, de participatie moeten overnemen of zelf zijn aandeel moeten verkopen.

Waalse aantrekkingskracht ?

Wallonië heeft vandaag een geringe aantrekkingskracht. De loonkosten voor het geheel van de groep Cockerill liggen boven het gemiddelde van die van zijn Europese concurrenten. De productiviteit is voor verbetering vatbaar. Erger is dat, hoewel Cockerill Sambre nu als een modern staalbedrijf naar voor komt, Wallonië sommige buitenlandse investeerders blijkt af te stoten de grote macht van de vakbonden staat hen niet aan. De wederwaardigheden van Forges de Clabecq hebben het imago van Wallonië geen goed gedaan, terwijl de participatie van de overheid in de grootste Waalse staalfabrikant een bijkomende hindernis kan vormen.

Met het plan Horizon 2000

wil Cockerill daar wat aan doen. Het plan, dat vooral op de eenheden Luik en Charleroi is gericht, zou de concurrentiekracht van de drie takken van de core business moeten verbeteren : geïntegreerde staalproductie, distributie en bouw. Het bedrijf wil 2000 van de 10.000 banen in België schrappen. De structuur wordt lichter en Cockerill mikt op een jaarlijkse besparing van 10 miljard frank door de aankoop- en productiekosten te drukken, met kortere termijnen te werken en de kwaliteit van de producten te verbeteren. De eerste gevolgen van het plan zouden vanaf 1998 voelbaar moeten worden.

Jean Gandois trachtte in het verleden Cockerill Sambre te koppelen aan Arbed-Sidmar. Hij denkt dat zijn bedrijf nog enkele jaren op eigen benen kan staan. Gandois is echter van plan om Cockerill Sambre in 1999 te verlaten, en zegt dat hij de toekomst wil voorbereiden : “Ik zal met een geruster hart vertrekken als ik Cockerill Sambre niet alleen achterlaat,” zegt hij zelf.

Wie zal koppelaar spelen ?

De timing lijkt goed gekozen, want de conjunctuur is gunstig. Het plan Horizon 2000 zou de groep nog aantrekkelijker moeten maken voor belangstellenden. Wie dat kunnen zijn, is een ander verhaal. Jean Gandois heeft de volgende mogelijkheden geopperd, in alfabetische volgorde : Arbed, British Steel, Hoogovens en Usinor. Allemaal zeggen ze in eerste instantie belangstelling te hebben, maar een antwoord geven op de vraag welk partnership het meest vruchtbaar zou zijn, lijkt niet evident.

Om alle elementen samen te brengen en binnen het management een consensus te bereiken vóór hij naar de aandeelhouders stapt, wil Jean Gandois, de voorzitter van Cockerill Sambre, eerst intern plannen maken. De SWS ( Société wallonne pour la sidérurgie), die meer dan 79 % van het kapitaal van Cockerill Sambre bezit, heeft geen zin om werkloos toe te kijken. “Het is best denkbaar dat de directie ons een lijst van mogelijke partners zal voorleggen, met argumenten voor elke optie,” zegt Pierre Lemercinier, de voorzitter van SWS. “Om die methodologie te kunnen toepassen, zal ze eerst met die partners moeten praten. En dat vind ik een probleem, gezien de sociale, politieke en financiële reikwijdte van het dossier.”

De SWS heeft dus besloten om, parallel met de ontwikkelingen binnen het bedrijf, zelf de toekomst van Cockerill Sambre te bestuderen. Als de tijd rijp is, wil het zijn eigen dossier naast dat van Cockerill Sambre op de tafel leggen van de Waalse minister-president. Is de SWS misschien bang dat Jean Gandois niet a priori de Franse oplossing zal kiezen ? Een toenadering tussen Cockerill Sambre en één van zijn concurrenten opent het debat over de volledige of gedeeltelijke privatisering van het bedrijf. Nu het aandeel op 185 frank genoteerd staat, bedraagt de totale waarde van Cockerill bijna 60 miljard, waarvan het Waals Gewest bijna 80 % bezit. Privatisering zou een manier kunnen zijn om een gedeelte te recupereren van de ongeveer 180 miljard die de overheid in het huidige Cockerill Sambre heeft geïnvesteerd…

CHRISTINE SCHARFF

JEAN GANDOIS (COCKERILL SAMBRE) Op zoek naar een partner voor Cockerill voor hij vertrekt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content