De loonnorm verzwakt België
De globalisering of mondialisering kent euforische voorstanders en rabiate tegenstanders. Philippe Naert en andere befaamde academici en politici onderzoeken de vele aspecten van het politiek gevoelige fenomeen.
De Vlaamse decaan van de Tilburgse Tias Business School (Katholieke Universiteit Brabant) Philippe Naert laakt “het periodiek terugkerende Belgische circus van interprofessionele sociale onderhandelingen en het vastleggen van een loonnorm.” Deze gestolde alliantie tussen syndicale en politieke wereld wordt weliswaar mee in het zadel gehouden door de werkgevers, maar verstikt de economische dynamiek in een smog van verkeerd begrepen belangen.
Zo’n potpourri van hardnekkig instandgehouden opvattingen overstemt momenteel ook elke poging tot een sereen debat over de gevolgen van de globalisering (lees: de mondialisering in het zog van de technologische evolutie en het economische antwoord daarop). Op initiatief van de christelijk geïnspireerde werkgevers- en kaderledenvereniging VKW kwamen een lezingencyclus en de essaybundel Globalisering – Zegen en vloek tot stand. Philippe Naert en Bruno Coppieters (verbonden aan het Strategisch Plan Regio Antwerpen) namen de hoofdredactie op zich. Ze kregen teksten van indrukwekkende tenoren als Roger Blanpain (die het heeft over de globalisering van werk en arbeidsrecht), Ruud Lubbers (die de sociale cohesie zoekt) en Karel Van Miert (die het Europese mededingingsbeleid in het licht van de globalisering plaatst). De Leuvense specialist in internationaal recht Jan Wouters bekijkt de globalisering vanuit zijn vakperspectief, terwijl de Brusselse advocaat Eric Bodson inzoomt op corporate governance. Antropoloog Eugen Roosens kijkt naar de multiculturele aspecten en historicus Erik Buyst wijst erop dat de globalisering al verrassend lang aan de gang is.
Bruno Coppieters heeft het over de concurrentie als “de vader van alles” en werkte mee aan de algemene afweging die Philippe Naert schreef. Vooral in die synthese (opgevat in een onvervalste these-antithesestructuur) schuilen talrijke gevoelige sociaal-economische en politieke mijnen.
Lokale keuze. Al gauw klinkt er een ironische noot in het globaliseringsdebat: veel fenomenen die toegeschreven worden aan de mondialisering, blijken het gevolg van lokale beslissingen. Dat geldt onder meer voor de discussie over de werkloosheid en de kloof tussen arm en rijk. In die context heeft Naert het ook over “het Belgische circus van de interprofessionele sociale onderhandelingen” en de loonnorm. Hij verwerpt ze, omdat ze de verschillende stadia van economische gezondheid in de sectoren negeren. Naert pleit voor loondifferentiatie: “In de ene sector of onderneming valt loonsverhoging omwille van de sombere toekomstverwachtingen absoluut af te raden, in de andere sector of onderneming maakt groei loonsverhoging betaalbaar en zinvol.”
Wat nu beschouwd wordt als een algemene solidariteit onder werknemers, draait uit op het verzwakken van de zwaksten, waardoor sommige sectoren of bedrijven geen kans krijgen om lucht te happen. Zelfs een conjuncturele put kan dan ontaarden in een structureel dal en de teloorgang van hele sectoren. Je maakt de loonkosten immers te duur, waarop bedrijven arbeid uitstoten door automatisering of ze verhuizen naar andere landen (wat even goed andere Europese regio’s dan lagelonenlanden kunnen zijn). De werkloosheid die daarop volgt, wordt toegeschreven aan de globalisering, terwijl ze voortvloeit uit een lokale beleidskeuze.
Zo ook hecht het Rijnlandmodel meer waarde aan inkomen dan aan werk, terwijl het Angelsaksische model de loonkosten goedkoper maakt, de minimumlonen lager legt en de arbeidsmarkt soepeler kneedt. In de VS is er bijgevolg een hogere inkomensongelijkheid en een lagere werkloosheid dan in West-Europa.
Het grijze goud. Werk geeft mensen meer zelfvertrouwen en waardigheid. Het staat dan ook buiten kijf welk model Naert naar voren schuift. Voor het individu geldt doorgaans dat werk een voorwaarde is voor succes, al waarschuwt Naert wel dat alleen maar werken ook geen garantie op succes vormt. We moeten immers ook de vindingrijkheid stimuleren. In dat verband heeft Naert het over het grijze goud (de hersenen). Na de dominantie van het gele goud (het edelmetaal) en het zwarte goud (olie), is nu het grijze goud de belangrijkste bron van welvaart.
Door prestatiedruk en vereiste beschikbaarheid dreigt het evenwicht tussen werken en privé-leven verstoord te worden. Burn-out slaat steeds vaker toe. Dit moet vermeden worden vanuit een menselijk standpunt, maar evenzeer vanuit een economisch. Zonder creatieve en alerte mensen valt immers de innovatiemolen stil en vertraagt op de duur de productiviteit.
Temeer omdat kennis de enige Belgische grondstof is, moeten we het onderwijs verbeteren. Ook op dat vlak schat Naert de Belgische situatie niet zo rooskleurig in. Het middenniveau ligt immers niet zo hoog als vaak wordt aangenomen. Ook hiervoor zullen lokale initiatieven nodig zijn om mondiaal mee te kunnen.
Philippe Naert & Bruno Coppieters (red.), Globalisering – Zegen en vloek. Lannoo/Scriptum, 233 blz., 1530 fr.
Luc De Decker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier