De lol van een pretpak is eraf
Elke zomer gaan miljoenen Belgen lol trappen in een pretpark. In de directiekantoren is de pret van het pretpark er anders allang af. Buitenlandse pretparkconglomeraten nemen hier de boel stilaan over. Maar het grootste gevaar komt van de consument: als zijn hoge eisen niet worden ingewilligd, gaat hij naar Technopolis of de dierentuin.
Zo nu en dan hoor je dat Bobbejaanland te koop staat. Ook dezer dagen verkondigt Jacky Schoepen – de zoon van stichter Bobbejaan – aan wie het horen wil dat alles voor de juiste prijs wel te koop is, maar dat tot nader order een verkoop niet aan de orde is. Hoeveel de koper voor het familiepark op tafel moet leggen, wil de zoon van de 78-jarige Bobbejaan Schoepen niet kwijt.
Enkele weken geleden op een persconferentie in Brussel wierp Olivier de Bosredon, topman van de Franse pretparkengroep Grévin & Cie, zijn volle gewicht in de schaal: de beursgenoteerde groep – bekend van het Parc Astérix – wil in België zijn stek. Een gedoodverfd huwelijk? “Bwa, niet meteen,” zegt Jacky Schoepen. “Wij willen niet tegen om het even welke prijs verkopen. Natuurlijk toonde de groep Grévin eerder al interesse, maar nu zijn er geen gesprekken meer.”
De groep Grévin zit nu al in Frankrijk, Duitsland, Zwitserland en Nederland. Zijn Belgen dan toch de dapperste van alle Galliërs? De Bosredon lacht: “We zijn wel gefrustreerd dat we onze plek in België nog niet hebben veroverd. Jullie hebben goede parken en een lange traditie in de pretindustrie. België is competitief en we kunnen hier nog heel wat leren.”
De Bosredon zoekt niet zomaar een park, maar eentje met loyale bezoekers en een eigen geschiedenis. Menig waarnemer uit de entertainmentsector stelt zich de vraag waarom Grévin & Cie het nodig vond om een steen in de kikkerpoel te werpen. Is het niet veel simpeler om in alle sereniteit met de mogelijke geïnteresseerden aan tafel te gaan zitten? “De bedoeling was om onze strategie via de pers bekend te maken en zo een discussie op te starten,” zegt de Fransman minzaam. “Wij willen niet op een arrogante manier ergens aankloppen met de boodschap: ‘wij hebben een zak geld en willen uw park kopen’. Dat is de Amerikaanse manier. Neen, wij willen op gelijke voet onderhandelen. En het werkt, want er zijn al een aantal mensen die contact hebben opgenomen. En nee, ik noem geen namen.”
Een overname van Bobbejaanland zou in die strategie passen, maar waarom wisselt het cowboypark dan niet van eigenaar? “Je kan ook te veel willen,” zegt de Franse topman. Hij zegt dit glimlachend, want het klimaat zit hem mee: schaalvergroting dicteert intussen de wetten in de entertainmentindustrie. In Europa is de tijd rijp voor consolidatie. Heel wat stichters op pensioenleeftijd zitten met een opvolgingsprobleem, bovendien is het plezieruniversum kapitaalintensief geworden – de verleiding om eindelijk al die energie en leningen in een familievermogen om te zetten is verleidelijk – zodat heel wat eigenaars geen zin meer hebben om hun missie als pretpausen voort te zetten. De familie Meeùs verkocht Walibi aan de Amerikaanse groep Six Flags, Michel Van Maele vermeed het bankroet van zijn Boudewijnpark door het te verkopen aan de Spaanse Aspro Ocio Group, en ook Robert Florizoone deed Meli van de hand.
Wie is de sheriff?
Is een familiepark runnen zoveel moeilijker vandaag? “Welnee,” zegt Bobbejaan Schoepen. Onmiddellijk reageert zoon Jacky: “Natuurlijk wel, pa.” Een goede verstaander begrijpt het meteen: de familie Schoepen houdt er een eigenzinnige verstandhouding op na. De aandelen in Bobbejaanland zitten nog allemaal in de familie. De eigenlijke macht is nog steeds in handen van de jodelende Bobbejaan en zijn vrouw Josee Jongen die – zoals in elk goed huishouden – eigenlijk de scepter zwaait. Intussen is Jacky van de vijf kinderen wel de gedoodverfde opvolger van zijn vader en heeft hij het dagelijkse bestuur van het park in handen.
“Weet je, ik ben hier geboren en ik ken hier elke boom. Je moet mij niets wijsmaken, ik weet hoe deze stiel in elkaar steekt,” zegt hij frank. Maar hij beseft hoe de markt steeds dwingender eisen stelt. Symbolisch heeft junior zelfs al afstand genomen door niet langer in het park te blijven wonen. Wat wel het geval is voor Bobbejaan en Josee.
Aan den lijve ondervonden we het generatieconflict: als vader wit zegt, preekt zoon onverwijld zwart. En omgekeerd. “Of wij het ergens wel over eens zijn? Misschien, maar het zal niet over veel zijn,” lacht Jacky Schoepen. Maar dat een attractiepark vandaag moeilijker te runnen is, staat buiten kijf als we de gedoodverfde overnemer De Bosredon mogen geloven. Een jaar geleden tijdens een studiedag van de belangenvereniging International Association of Amusement Parks and Attractions ( IAAPA), verkondigde de Franse topman een visie over de toekomst van de sector. “Van de tien pretparken zullen er drie onafhankelijk blijven, vijf gaan op in een grote groep en twee verdwijnen definitief,” oreerde De Bosredon.
De meeste sectorgenoten vinden De Bosredon een beetje hautain, maar geven toe dat hij gelijk heeft. “Wij willen natuurlijk bij dat groepje onafhankelijke parken zitten,” bevestigt directievoorzitter Ronald van der Zijl van de Efteling. Vorig jaar trok het Nederlandse sprookjespark 3,4 miljoen bezoekers, waarmee het een van de grootste onafhankelijke attractieparken in Europa is. Absolute publiekstrekker onder de Europese pretparken was Disneyland Parijs met 10,3 miljoen bezoekers, maar de Efteling is wel populairder dan bijvoorbeeld het Spaanse megapark Port Aventura van Universal Studios, dat in datzelfde jaar 3,2 miljoen bezoekers trok.
Daarmee haalde de thuishaven van reus Langnek en de papiervretende familie Holle Bolle Gijs een omzet van 90 miljoen euro. “Wij zijn een winstgevend bedrijf met een bedrijfsresultaat van 12 miljoen euro,” pronkt Van der Zijl. Het is ooit anders geweest. De aantrekkingskracht van het feeërieke park was tanende en er moest dringend gezocht worden naar een tweede adem. Die vond de directie in de uitbreiding van de openingstijden en het openstellen van het park voor nieuwe activiteiten. Een aantal attracties is nu ook in de wintermaanden open, en bedrijven kunnen bijvoorbeeld het park in zijn geheel afhuren voor een dag. “Op die manier zijn we van een seizoensgebonden activiteit naar een volwaardige toeristische bestemming geëvolueerd,” zegt Van der Zijl. “Meer exploitatiedagen verkozen we niet alleen om de infrastructuur te laten renderen, maar ook om het sociale aspect. Vroeger waren we zeven maanden open en moesten we onze werknemers vijf maanden per jaar naar huis sturen. Nu niet meer.”
Ook Jacky Schoepen speelt met het idee van langere openingstijden en een winterseizoen. “Dan moeten we hier wel eerst investeren in verlichting en andere infrastructuur,” zegt hij. Vader zit al heftig van neen te schudden. “Maar nee, alsof de mensen willen betalen om te bevriezen met handschoenen aan.”
De weergoden zijn baas
Naast de hoge investeringen zijn het aantal maanden waarin een pretpark die centen kan terugverdienen beperkt. “Ook wij zijn uitermate seizoensgebonden,” geven de directeurs Wim Wauters en Steve Van den Kerkhof van Plopsaland toe. “Daarom dromen we er bijvoorbeeld van om onze parking als openluchtbioscoop uit te baten.”
Dat seizoenskarakter heeft ook zijn repercussies op de langetermijnplanning. Maar die is afhankelijk van de marktomstandigheden, het weer en uiteindelijk van het bedrijfsresultaat. “Volgend jaar plannen wij voor 6,5 miljoen euro aan investeringen in nieuwe attracties,” blikt Wauters vooruit. Op een omzet van 14,7 miljoen euro (2002) is dat niet niks.
Ook bij Bobbejaanland is de investeringslast zwaar. Het park zelf haalt een omzet van circa 12 miljoen euro (zoveel als de winst van de Efteling) en ongeveer 6 miljoen euro komt van de pachtgelden die rentmeester Schoepen ontvangt van de horeca-uitbaters. Bobbejaanland pompte dit jaar 3 miljoen euro in het park – waarvan de nieuwe attractie Fly Away al 1,2 miljoen euro opslokte – en plant voor volgend jaar maar liefst 11 miljoen euro aan investeringen. Ter vergelijking: het grotere Six Flags in Waver pompt dit jaar bijna 10 miljoen euro in zijn park. Jacky Schoepen: “Wij hebben de voorbije jaren een adempauze genomen, juist omdat onze concurrenten zwaar doorduwden. Nu zij hun investeringen terugschroeven, voeren wij onze inspanningen op.”
Voor een familiepark als Bobbejaanland lijkt 11 miljoen euro een gewaagde salto mortale: dit eindigt in luid applaus of een doodsmak. “Je kunt niet blijven stilstaan,” zegt Jacky. Maar is dat wel de echte reden of probeert Bobbejaanland nog snel de waarde op te drijven alvorens de familie de plaat kan poetsen?
Volgens Jeff Bertus, de Europese vice-president van de IAAPA, werkt het zo niet. “Een park dat niet investeert, verliest zijn waarde. Er moet al heel wat gebeuren om dat terug te verdienen, maar men investeert niet in functie van een verkoop. Een park moet bij de tijd blijven, zo luidt het marktdictaat.”
Vandaar dat Bobbejaanland steeds duidelijker evolueert van een familiaal themapark naar een attractiepark. Bij themaparken is de spektakelwaarde van de attracties minder belangrijk, wat ze minder vraatzuchtig maakt als het op nieuwe attracties aankomt. Wim Wauters van Plopsaland: “Oké, onze speeltuigen zijn minder spectaculair en kosten misschien minder, maar de aankleding moet worden aangepast aan onze sprookjeswereld. Het consequent doorvoeren van het thema stuurt de factuur pijlsnel de hoogte in. Wij denken dat de investeringslast gelijk blijft.”
Die sprookjeswereld bestaat uit de figuurtjes – Samson & Gert, Kabouter Plop, Wizzy & Woppy en anderen – van televisieproducent Studio 100, dat samen met de Vlaamse Media Maatschappij eigenaar is van Plopsaland. En neen, vrees dat de Vlaamse jeugd plotsklaps genoeg krijgt van baasjes en hondjes heeft Wim Wauters niet. “De mensen van Studio 100 creëren sneller nieuwe figuurtjes dan wij kunnen bijhouden. Neem Piet Piraat: andermaal een regelrechte hit. Zo wordt gezorgd voor continuïteit en vermijden we dat het park aan één thema alleen wordt opgehangen.”
Dat Studio 100 zijn stiel, kent blijkt ook uit de interesse die de Chinese minister van Cultuur Zhang Wenmin enkele weken geleden toonde in een samenwerking tussen Studio 100 en de Chinese staatstelevisie.
Met de hulp van vadertje Staat
De concurrentie tussen de pretparken om de kinderzieltjes mag dan wel hevig zijn, de echte strijd speelt zich af op het slagveld van de entertainmentindustrie. Bioscopen openen fitnesszalen, musea jongleren met het digitale tijdperk en educatieve pleisterplaatsen als Technopolis, Mini-Europa of een oudgediende als de Antwerpse Zoo knabbelen aan de bezoekersaantallen van de traditionele pretparken. Bertus (IAAPA): “Parken moeten af van hun speeltuinstrategie en moeten in de richting van entertainment. Maar kleine parken moeten wel hun identiteit bewaren. Je moet niet proberen Disney te zijn, dat lukt toch niet.”
Tegelijk regent het klaagzangen over oneerlijke concurrentie. Technopolis en Mini-Europa krijgen subsidies, om van de Antwerpse dierentuin nog niet te spreken. Onder het mom van educatie kan blijkbaar veel, zo wordt geopperd. Niks ervan, zo zegt Rudi Rasschaert, de algemeen directeur van Mini-Europa. “Wij hebben voor onze nieuwste investering over de geschiedenis van de Europese instellingen 1 miljoen euro betaald, slechts een goede 10 % daarvan komt van subsidies. En je moet toch toegeven dat die installatie een pak leerzamer is dan de gemiddelde achtbaan.”
Niemand zal ontkennen dat de gesubsidieerde instellingen ook last hebben van dezelfde concurrentie als pretparken. “Onze accenten liggen anders,” zegt Rasschaert, die ook directeur is van het tropische zwemparadijs Océade, op een steenworp afstand van Mini-Europa. “Wij bieden wel een soort combinatieticket – al wordt dat niet zo vaak gebruikt – maar ons perspectief ligt in de sfeer van edutainment. Bovendien trekken wij een veel internationaler publiek aan. De helft van onze bezoekers zijn citytrippers die Mini-Europa zien als een must.”
Ook Ilse Segers, de woordvoerster van de Antwerpse Zoo, verslikt zich in het subsidieverwijt. “Ik wijs er graag even op dat de Zoo bijvoorbeeld in Brazilië, Mexico en Congo onderzoekstations heeft. Jaarlijks hebben we een dertigtal doctoraalstudenten die hier wetenschappelijk onderzoek verrichten. En bovendien hebben we de taak gekregen om een tiental diersoorten op te volgen die met uitsterven bedreigd zijn,” zet ze de puntjes op de i.
Hebben de pretparken dan nood aan overheidssteun? “Subsidies moeten ze mij niet geven,” zegt Schoepen junior. “Als de overheid al een beetje redelijk zou omgaan met de ruimtelijke ordening hier, dan zouden wij tenminste het park kunnen uitbreiden.” En zou dat dan een verkoop niet aanzienlijk vergemakkelijken?
Lieven Desmet – Roeland Byl
Is een attractiepark runnen moeilijker vandaag? “Welnee,” zegt Bobbejaan Schoepen. “Natuurlijk wel, pa,” zegt Jacky.
“Parken moeten af van hun speeltuinstrategie en moeten in de richting van entertainment.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier