DE LIEFDE VAN FONS VERPLAETSE

Goeverneur Fons Verplaetse van de Nationale Bank heeft het biezonder moeilijk om zijn liefde voor de regering-Dehaene te verhelen. Het nieuwe jaarverslag van de Bank getuigt daarvan. Eens te meer. Deze regering, aldus de rode draad doorheen dit jaarverslag, doet echt al het mogelijke om qua publieke financiën en tewerkstelling struktureel het tij voor België te doen keren.

Het enige genante voor de regering is dat goeverneur Verplaetse zijn fameuze 3,99 % inslikt. Voor enige tijd beweerde hij dat de Maastricht-doelstelling, een lopend begrotingsdeficit van 3 % tegen 1996, voor hem ook gehaald zou zijn bij een tekort van 3,99 %. Op diverse plaatsen in het jaarverslag schuift de NBB nu tóch 3 % naar voor als een onaantastbare norm.

In de interpretatie van het Verdrag van Maastricht toont de Bank zich extreem lenig : het is haast ontroerend om zien in welke bochten de NBB zich wringt om toe lichten dat België, ondanks zijn kompleet kaduke overheidsfinanciën, toch voldoet aan het Maastrichtse eisenpakket. Voor het overige zijn kromme redeneringen en cijfergegoochel niet uit de lucht, om het regeringsgunstige nieuws verkocht te krijgen. Van elk een voorbeeld.

Erg spitsvondig, maar helaas fout, is de uiteenzetting rond het surplus op de lopende rekening van de betalingsbalans : ruim 5 % van het bruto binnenlands produkt in 1994. De vraag vanwaar dat grote overschot komt bij een verslechtering van de internationale konkurrentiepositie, staat al geruime tijd centraal in het makro-ekonomische debat. Het ei van Columbus van de NBB : wij hebben inderdaad aan exportslagkracht ingeboet, maar inzake het bekonkurreren van import presteren we uitstekend. De ekonomische wetenschap is berucht voor haar verklaarsouplesse rond één fenomeen, maar het voorwenden van asymmetrie in de konkurrentiepositie heeft zelfs geen schijn van ernst.

Het cijfergegoochel situeert zich vooral bij de publieke financiën. Zo komt de Bank voor 1994 aan een globaal netto-financieringstekort voor de totale overheid van 5,4 % van het BBP. Diverse ministers gingen er de voorbije weken prat op dat men daarmee voor het eerst sinds mensenheugenis onder het Europees gemiddelde van 5,6 % duikt. Eén van de redenen om dat sterk in twijfel te trekken, is dat de Bank er in haar benadering van uitgaat dat de lokale overheden in 1994 geen tekort lieten optekenen. In 1993 kwamen die lokale overheden uit op een deficit van 0,2 % van het BBP. Met andere woorden in 1994, het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen zouden de lokale overheden zuiniger te werk gegaan zijn dan in het voorgaande jaar : een erg onwaarschijnlijke hypotese wat men ons trouwens bevestigd werd bij het Gemeentekrediet, de financier bij uitstek van die lokale overheden.

Dat goeverneur Verplaetse ver wil gaan om de huidige regeerders te behagen, heeft ook Alexandre Lamfalussy mogen ondervinden. Lamfalussy, Belg en voorzitter van het Europees Monetair Instituut (de voorloper van de Europese centrale bank), zorgde een paar weken geleden voor behoorlijk wat opschudding door de aanwezigheid van België in de startgroep voor de Europese Monetaire Unie sterk in twijfel te trekken (zie ook Trends van 30 januari).

Zowel premier Jean-Luc Dehaene als minister van Financiën Philippe Maystadt ondernamen verwoede pogingen om Lamfalussy te overhalen tot minstens een nuancering van deze mening. Goeverneur Verplaetse steunde met woord en daad de beide ministers in hun demarches. Tevergeefs, Lamfalussy nam geen komma terug van zijn uitlatingen.

J.V.O.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content