De lessen van John Templeton
Precies vier jaar geleden overleed de beurslegende John Templeton. Zijn hele carrière lang was hij op zoek naar ondergewaardeerde aandelen. Zijn eigenzinnige beleggingsstrategie kan ook vandaag nog beleggers inspireren.
Dat John Templeton een grote carrière als belegger zou maken, stond niet in de sterren geschreven. Zijn ouders waren arme landbouwers in de zuidelijke Amerikaanse staat Tennessee. Dankzij een studiebeurs kon John als eerste van zijn familie naar de universiteit. In 1934 haalde hij aan Yale University een diploma economie, hij was de beste student van zijn jaar. Daarna behaalde hij, opnieuw met een studiebeurs, een diploma rechten in Oxford.
Bescheiden levensstijl
Templeton begon zijn carrière in 1937, midden in de Grote Depressie, als stagiair bij het beurshuis Fenner & Beane, een van de voorlopers van Merrill Lynch. Dat jaar richtte hij samen met enkele collega’s de fondsbeheerder Templeton, Dobbrow & Vance op, dat de vermogens van vijf rijke families beheerde. Het bedrijf groeide snel. Twee decennia later beheerde het 300 miljoen dollar.
John Templeton verkocht zijn belang in het bedrijf in 1962, om zich volledig te richten op het Templeton Growth Fund, dat hij in 1954 op de Bahama’s had opgericht. Dat beleggingsfonds, dat het vlaggenschip van de succesvolle Templeton-fondsen werd, realiseerde tussen 1954 en 2000 een gemiddeld jaarlijks rendement van 15 procent. In 1999 noemde Money Magazine John Templeton een van de beste stockpickers van de twintigste eeuw. Templeton verkocht zijn fondsen in 1992 aan Franklin Resources.
Ondanks zijn succes, zijn fortuin en zijn Britse adellijke titel bleef Templeton er een zeer bescheiden levensstijl op na houden. Hij woonde tot zijn dood in een klein appartement op de Bahama’s, reed met een tweedehandswagen en vloog altijd in economyclass.
Op koopjesjacht
De kern van Templetons beleggingsstrategie was dat hij altijd op zoek was naar ondergewaardeerde aandelen. De beste koopjes vond hij onder de aandelen die werden genegeerd door andere beleggers. Hij kocht in tijden van uiterst pessimisme en verkocht in tijden van euforie. Zo leende hij aan het begin van de Tweede Wereldoorlog 10.000 dollar van zijn baas om 100 dollar te investeren in elk aandeel op de beurs van New York dat onder 1 dollar noteerde. Hij eindigde met 104 aandelen, waarvan 34 bedrijven al in een faillissementsprocedure zaten. Na vier jaar verkocht hij die aandelen voor het viervoudige.
Die eigenzinnige aanpak loopt als een rode draad door de carrière van Templeton. Hij kocht Duitse aandelen in de jaren vijftig, Japanse aandelen in de jaren zestig en Canadees vastgoed in de jaren zeventig. Na de aanslagen van 9 september 2001 was hij uit op aandelen van vliegtuigmaatschappijen en hij kocht aandelen van Ford na het faillissement in 1987. Begin 2000 verkocht hij al zijn technologieaandelen en daarna shortte hij 84 aandelen van technologiebedrijven. De dotcomcrash die korte tijd later volgde, leverde Templeton enorme winsten op.
Fundamentele analyse
Templeton was ervan overtuigd dat alleen beleggers die zich baseren op een fundamentele analyse van bedrijven en sectoren echt succesvol kunnen zijn. In technische analyse geloofde hij niet. Hij hield posities gemiddeld zeven à acht jaar aan. Hij zocht zowel naar goedkope aandelen in de Verenigde Staten als in Europa en de groeilanden. Zijn voorkeur ging uit naar landen met een lage inflatie en een hoge groei, die evolueerden naar meer liberalisering en privatisering.
Door zijn heilige geloof in de vrijemarkteconomie was hij zeer optimistisch over de Verenigde Staten, ondanks de problemen van dat land. Hij verwachtte dat de Dow-Jones tegen eind deze eeuw boven 1 miljoen punten zou staan. Hij gaf beleggers de raad nooit te pessimistisch of angstig te zijn. Er zullen zich altijd correcties en crashes voordoen, stelde Templeton, en zelfs in donkere dagen kan geld worden verdiend, vooral met kleinere aandelen.
MATHIAS NUTTIN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier