De landschapsfluisteraar

Hij pendelt tussen Los Angeles, Londen, Zuid-Korea en Brussel, werkt momenteel samen met toparchitect Frank O. Gehry en opereert vanuit een bescheiden kantoor in het centrum van Brussel. Landschapsarchitect Bas Smets heeft in amper drie jaar tijd naam en faam gemaakt.

Bas Smets houdt met zijn elfkoppige team kantoor aan de Vlaamsesteenweg in Brussel, boven het hippe café De Walvis. Zijn Bureau Bas Smets bevindt zich in de kanaalzone, waar het de komende jaren stedenbouwkundig moet gebeuren in Brussel – als daar tenminste de nodige politieke daadkracht voor wordt gevonden. Brussel is een grote uitdaging, vindt Smets. “Er heerst een enorme vrijheid. Ik groeide op in de rand en ben al van kleins af gefascineerd door de stad. Voor mijn eindwerk als ingenieur-architect aan de KU Leuven maakte ik een studie over de ontwikkeling van de Noord-Zuidverbinding. Bij de ontwikkeling van het traject werden enkele markante gebouwen neergepoot die het gezicht van België moesten vormen in de hoofdstad: het Sabena-gebouw, het Centraal Station, het RTT-gebouw, de Nationale Bank van België… Nu blijft daar niet veel meer van over en vraag is wat je daarmee kan doen. Dat was mijn eerste kennismaking met het begrip ‘stedelijk landschap’. Mijn eerste echte project is er een voor de buitenaanleg van de site Tour & Taxis, maar het is nog afwachten of het ook wordt gerealiseerd.”

Van Dallas tot Zuid-Korea

Smets houdt het niet bij Brussel: hij werkt ook in Zuid-Korea, op een opgespoten terrein dat hij als een onbeschreven blad mag invullen, en in Frankrijk, in Arles, waar hij samenwerkt met architect Frank O. Gehry. “In Arles komt er een nieuw cultureel centrum dat draait rond fotografie, het meest prestigieuze project waar ik ooit bij betrokken was”, aldus Smets. De Brusselaar werkte in het verleden ook al mee aan het Centre for Performing Arts in Dallas, ontworpen door Rem Koolhaas en Norman Foster. “Maar dat was onder de vleugels van de Parijse landschapsarchitect Michel Desvigne, met wie ik acht jaar heb gewerkt. Ik heb veel van hem geleerd, maar nu zijn we concurrenten. Het loopt goed: we hebben een dertigtal projecten in binnen- en buitenland op dit moment. Onlangs wonnen we een internationale wedstrijd voor de heraanleg van de stationsomgeving in Roeselare.”

Het landschap eerst

Is het voor Smets aangenamer en interessanter werken in het buitenland, waar de projecten vaak grootschaliger en uitdagender zijn? “Het zijn vaak zeer interessante projecten, dat zeker, maar we zijn op dit moment ook bezig met de heraanleg van de dorpskern van de gemeente Ingelmunster in West-Vlaanderen en ook dat is boeiend, omdat het gemeentebestuur de nodige ambitie heeft. Het is vaak niet makkelijk om mensen te overtuigen van het belang van publieke ruimte. Ik geloof daar enorm in. Publieke ruimtes bepalen hoe een stad of gemeente ervaren wordt, ze zorgen voor leven. Vaak wordt een landschapsarchitect ook maar beschouwd als iemand die achteraf bij het project betrokken wordt, maar die mentaliteit verandert stilaan. Wij hameren op het omgekeerde: eerst komt het landschap, dan pas de gebouwen. Dat is de meest logische volgorde.”

Langs Vlaamse wegen

Bas Smets wist al snel dat hij stedenbouwkundige wilde worden, maar daarvoor moest hij eerst afstuderen als architect-ingenieur in Leuven. Daarna belandde hij bij Michel Desvigne in Parijs, die hem inspireerde om landschapsarchitectuur te studeren in Genève. “Ik was daar echt in geïnteresseerd, meer nog dan in stedenbouwkunde. Je bepaalt heel concreet mee hoe een landschap of omgeving er zal uitzien. Dat is ook de missie van ons bureau: de publieke ruimte ontwerpen. In Vlaanderen zitten we grotendeels zonder publieke ruimte: we hebben een heel verspreide bebouwing, die geen platteland en tegelijk ook geen stad is. De typische steenwegen, waarrond huizen, supermarkten en kmo’s gebouwd zijn.”

Natuur in de stad

Het is een belangrijke vaststelling, zegt Smets, want voor je begint te ontwerpen moet je het landschap lezen. Hij gaat altijd op zoek naar de onderliggende structuur van een landschap. Dat kan een rivier, een berg, een vallei of een artefact zijn. Bij alle projecten brengt hij die structuur grondig in kaart en houdt er rekening mee.

“In Vlaanderen is er geen uitgesproken landschap om rekening mee te houden, vandaar ook dat het volgebouwd is. Maar wat we moeten doen om onze omgeving weer interessanter te maken, is het onderliggende landschap zo veel mogelijk accentueren en weer publieke ruimtes aanleggen. In een stad als Brussel is de situatie anders: daar moet je proberen om de natuur te injecteren in de stad. Zo veel mogelijk gebaseerd op de bestaande landschappelijke structuur. Natuurlijke elementen zijn bepalend voor een grootstad, kijk naar Rome, Londen, Parijs of New York. Brussel heeft dat verloren, het groen is willekeurig verspreid. Maar we kunnen er iets aan doen. Alleen is er weinig steun. We hebben drie opdrachten in Parijs en slechts één in Brussel. Dat zegt genoeg.”

Door dominique soenens

Het motto van Smets bij stedenbouwkundige uitbreidingen: eerst het landschap lezen, dan pas bouwen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content