De kus van de geisha
Begin juli verkent deze rubriek andere culturen. Eerst reizen we op het ritme van de meesterlijke essays van Ian Buruma door Azië en vooral door Japan.
Honkbal is razend populair in Japan. Toch bakken de tenoren van de homeruns er vaak niet veel van tijdens internationale tornooien. Deze triviale constatering vormt de sleutel tot de ontgrendeling van Oosterse Arcadiën, de jongste essaybundel van de Nederlandse wereldburger Ian Buruma. Getuigen vertellen hoe afgepeigerd Japanse honkballers uit de training komen. Ze zijn onderworpen aan een Spartaanse discipline en blinde gehoorzaamheid. Daarin herkennen we onmiskenbaar de Japanse of Aziatische cultuur van teamgeest, werklust, efficiëntie en gehoorzaamheid. Met de groepsdruk als koppelteken.
Onzin, vindt Buruma. We hebben te maken met een sluwe fata morgana, uitgetekend door oosterlingen zelf om betweterige buitenstaanders, maar ook eigen kritische burgers, met een kluitje in het riet te sturen. Alles wordt op rekening van de culturele eigenheid geschreven. Met dat schaamlapje slagen elders zelfs de goorste dictaturen erin om de democratie geen greintje kans te gunnen of om vrouwen, andersdenkenden en minderheden te kastijden. Zelfs een apolitieke kritiek, alleen gebaseerd op humanitaire overwegingen, kan dan niet door de beugel. Touche pas à ma culture. Prompt deinst iedere criticaster achteruit. De angst om de huid volgescholden te worden voor racist, xenofoob of imperialist haalt het op de humanitaire impuls. Deze truc werkt altijd.
GROEPSDRUK.
Maar wie gaat na of het algemene beeld over een cultuur strookt met de werkelijkheid? Het vergt een excellent journalist als de in het Engels schrijvende Buruma om de Aziatische mythes te doorprikken. Na een rist getuigenissen van Amerikaanse honkballers die voor een smak geld in Japan konden schitteren, maar er uitgespuwd werden omdat ze nu eenmaal geen Japanner zijn, stelt de midveertiger die geruime tijd in Japan en Hongkong woonde: “Nu zou je kunnen zeggen dat hier simpelweg een cultuurverschil tot uiting komt, dat de Amerikaan niet vanzelf beter af is, dat trouw, teamgeest en een gevoel ergens bij te horen voor een Japanner belangrijker zijn dan zijn persoonlijke belangen. Maar als je dat zegt, moet je in je achterhoofd houden dat mensen met machtsposities – in bedrijf, ambtenarij of politiek – precies hetzelfde criterium hanteren om anderen onder de duim te blijven houden.”
Vanzelfsprekend wendt Buruma de honkbalsport aan als een spiegelbeeld voor de maatschappij, niet het minst voor de bedrijfswereld. “Extreme groepsdiscipline kan aan een lopende band misschien uiterst effectief zijn, maar werkt niet altijd zo goed in crisissituaties, die immers individueel initiatief en verbeeldingskracht vereisen.” Meteen legt hij de zwakte bloot van het Japan ná het ineenklappen van de zeepbeleconomie.
Zelfs het falen van buitenlandse trainers in het land van de Rijzende Zon zet aan tot dezelfde conclusie: “En zodra de serieuzere buitenlandse spelers, van wie er enkelen aangesteld werden als trainers, het spel van de Japanners probeerden te verbeteren op de enige manier die zij kenden, namelijk door de spelers aan te sporen hun eigen hersens te gebruiken, werden ze door de Japanse bazen als een bedreiging gezien en binnen de kortste keren afgedankt.”
MINDERHEID.
Door ons te concentreren op het in vraag stellen van het traditionele Aziatische of Japanse groepsbeeld, lijkt het wel of Buruma zich ontpopt tot een Japan basher. Niet is minder waar. Buruma kiest niet voor of tegen. Hij verwijt overigens de Amerikaanse auteur Michael Crichton, die enkele jaren geleden de populaire anti-Japanse economische thriller Rising Sun schreef, een racist te zijn. Buruma toont alleen aan dat we niet in de valkuil van clichés mogen trappen, temeer omdat die stereotypen gretig misbruikt worden voor politieke en commerciële doeleinden. Geen vrij handelsverkeer? Onze cultuur, mevrouw. Moeilijke import? Onze cultuur, meneer.
In Japanse ogen moet Buruma zelf een demoon zijn. Hij blijft het bladgoud van het echte beeld schrapen. Dat geldt ook voor zijn essay over de bijna legendarische Sony-topman Akio Morita. “Wij hebben in onze arbeidsverhoudingen een soort gelijkheid die nergens anders bestaat,” oreerde Morita in zijn halfslachtige autobiografie Made in Japan. Ook die mythe wordt door Buruma verbrijzeld. Over de levenslange arbeidscontracten zet hij ook een boom op. Deze zijn er immers slechts voor een minderheid, terwijl de andere werknemers in precaire stelsels aan de slag moeten.
En de geisha’s? Daarvoor raden we veeleer Dagboek van een geisha aan, een historische en documentair verantwoorde roman over het leven van een geisha, van bij haar opname in de aparte huis clos-wereld in 1929 tot vandaag. De Amerikaanse historicus en Japan-kenner Arthur Golden bezorgt de lezer zowel ontspanning als reportage.
Ian Buruma, Oosterse Arcadiën. Atlas, 400 blz., 995 fr. Arthur Golden, Dagboek van een geisha. Anthos, 463 blz., 990 fr.
LUC DE DECKER
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier