De kostprijs van de vergrijzing: “3,6% van het BBP, maar het kan ook substantieel hoger worden”
Vorige week bleek dat de kosten van de vergrijzing veel hoger oplopen dan voorzien. Hoe gaan we dat betalen? Lagere brugpensioenen, vindt Theo Peeters (Studiecommissie voor de Vergrijzing). Een lagere terugbetaling van dure medische zorgen, zegt Ivan Van de Cloot (ING België). Maar eerst moesten ze een robbertje bekvechten over de criteria van Peeters’ vergrijzingsrapport.
We vergrijzen even snel, maar we hebben enkele jaren extra respijt gekregen. Pas vanaf 2014, en niet vanaf 2010, zou de vergrijzing een aanslag plegen op de overheidsfinanciën. Dat bleek vorige week bij het verschijnen van de vierde editie van het vergrijzingsrapport. Premier Guy Verhofstadt (VLD) en minister van Begroting Johan Vande Lanotte (SP.A) konden Theo Peeters, voorzitter van de Studiecommissie voor de Vergrijzing, wel omhelzen toen hij het rapport kwam overhandigen.
Maar van uitstel komt helaas geen afstel. Meer nog, de kostprijs van de vergrijzing is door de commissie voor de derde keer na elkaar naar boven herzien. De factuur is in die vier jaar met liefst 80 % gestegen. In 2000 gaven we slechts 21,7 % van het bruto binnenlands product (BBP) uit aan sociale kosten, in 2030 zal dat door de vergrijzing 27,3 % van het BBP zijn. Dat is dus 5,6 % meer dan in 2000, terwijl het rapport van 2002 die kostprijs nog op 3,1 % van het BBP had begroot.
“Maar ook die 5,6 % is nog veel te laag. De commissie zou beter een vork publiceren waarbinnen de kostprijs kan schommelen. Door één optimistisch geschat cijfer te publiceren, creëert de commissie de illusie dat er geen vergrijzingsprobleem is,” zegt Ivan Van de Cloot.
Van de Cloot is 28 jaar, is een jonge beloftevolle econoom van ING België en een van de weinigen die zich verdiept in gezondheidseconomie. Theo Peeters is 68 jaar, voorzitter van de studiecommissie, professor emeritus aan de KU Leuven, ex-voorzitter van de BBL (ING België) en erebestuurder van KBC.
Trends confronteert de visies van jong en oud op het vergrijzingsvraagstuk. Ivan Van de Cloot maakt er geen punt van dat zijn generatie moet opdraaien voor het pensioen van de generatie van Theo Peeters. Dat belet hem niet fel van leer te trekken tegen de kronkels in het vergrijzingsrapport. Peeters laat het jonge veulen minzaam tekeergaan, misschien ook omdat Van de Cloot zegt wat Peeters als commissievoorzitter soms niet mag zeggen. Peeters: “Ik heb sympathie voor wat je zegt. Het is echter een bewuste keuze om met één cijfer te werken. We zijn ervan overtuigd dat een vork meer verwarring dan inzicht creëert, ook al is een verkeerde interpretatie nu best mogelijk. In vergelijking met 2004 schatten we de kostprijs op 3,6 % van het BBP, maar de kostprijs kan ook substantieel hoger maar ook lager uitvallen.”
TRENDS. De rapporten van de Studiecommissie voor de Vergrijzing tonen aan dat de factuur almaar duurder wordt. Hoe komt dat?
THEO PEETERS (STUDIECOMMISSIE VERGRIJZING). “Ten eerste is er een technische correctie geweest, omdat de sociale uitgaven in 2000 uiteindelijk een halve procent lager lagen dan in 2002 bekend was. Ten tweede is de geleidelijke verhoging het resultaat van een tegenvallende conjunctuur, vooral in 2002 en 2003. Ten derde is er het effect van een aantal overheidsmaatregelen: de verhoging van het minimumpensioen, de welvaartsaanpassing van de pensioenen, de overname van de pensioenverplichtingen van de werknemers van Belgacom, de inkomensgarantie voor ouderen enzovoort.”
Ondergraaft die jaarlijkse verandering niet de waarde van het rapport?
PEETERS. “Ik denk het niet. Mocht dat waar zijn, dan moeten alle conjunctuuranalisten stoppen met analyses te maken. Het rapport geeft aan of we inspanningen doen die in de goede richting gaan. De cijfers zijn belangrijke indicatoren voor het beleid.”
De conclusie is dus dat de regering verkeerd bezig is.
PEETERS. “De conclusie is dat de uitdaging heel groot is. Tussen nu en 2014 zal de kost van de sociale bescherming gelijk blijven en daarna stijgen. We hebben daarom de keuze om vanaf 2014 fors in te grijpen, of om nu al een voorsprong nemen. Dat is ook de filosofie achter het Zilverfonds.”
IVAN VAN DE CLOOT (ING). “Maar de kostprijs stijgt nú al heel sterk. We verschieten ons kruit nu al en zijn bezig om die toekomstige ingrepen nog pijnlijker te maken. Bovendien vertrekt de studiecommissie van een aantal ambitieuze hypotheses.”
PEETERS. “De wet verplicht ons te steunen op relatief voorzichtige hypotheses. Is een productiviteitsgroei van 1,75 % voorzichtig? Dat is betwistbaar, maar de Europese instellingen en de Oeso vinden dat cijfer realistisch. Wat de daling van de structurele werkloosheid van ruim 14 % naar 7,5 % in 2030 betreft, houden we rekening met de stijgende participatiegraad van vrouwen en het dalende arbeidsaanbod.”
VAN DE CLOOT. “Uit onderzoek blijkt echter dat als het arbeidsaanbod krimpt, de werkloosheid niet automatisch daalt.”
PEETERS. “Het klopt dat die daling van de werkloosheid niet volledig spontaan zal verlopen.”
VAN DE CLOOT. “Dus gaat het rapport niet uit van een ongewijzigd beleid, zoals het hoort te doen. De studiecommissie voorziet bijvoorbeeld ook een welvaartscorrectie van de pensioenen. Ik viel van mijn stoel toen ik dat voor de eerste keer zag. Een econoom mag zich niet wagen aan politieke keuzes.”
PEETERS. “Een ongewijzigd beleid is inderdaad niet ons enige uitgangspunt. De ramingen worden niet gehaald door niets te doen. Maar ze zijn haalbaar als we vijf basisvoorwaarden respecteren. Ten eerste moet de schuldgraad tegen 2014 dalen naar iets minder dan 60 % van het BPP. Dat is geen eenvoudige opgave en dat cijfer zal niet alleen met begrotingsevenwichten alleen gehaald worden. Er zullen ook overschotten moeten komen. Ten tweede mag de rente niet fors gaan stijgen. Ten derde moet de economische groei op peil blijven. Ten vierde moeten we de vervroegde uittreding uit de arbeidsmarkt verder ontmoedigen. Ten vijfde moeten de gezondheidsuitgaven onder controle gehouden worden.”
VAN DE CLOOT. “Het rapport stelt ook dat de vergrijzing de bepalende factor van de stijgende kost van de gezondheidszorg is. Maar eigenlijk moet de stijgende kost van de gezondheidszorg maar voor een derde aangerekend worden aan de vergrijzing. Twee derde is te wijten aan technologische ontwikkelingen in de geneeskunde en de consument die daar gebruik van wil maken.”
PEETERS. “De discussie is terecht of we de kosten voor gezondheidszorgen wel bij de vergrijzingskosten moeten rekenen. Maar wat als we de kosten voor de gezondheidszorg uit het rapport hadden gelicht? Dan zou iedereen ons ervan beschuldigen selectief bezig te zijn om cijfers te produceren die de goegemeente zouden geruststellen.”
VAN DE CLOOT. “Het is gewoon fout dat de gezondheidsuitgaven bij de vergrijzingskost worden geteld.”
PEETERS. “Dat had ik begrepen, ja.”
VAN DE CLOOT. “België is het enige land ter wereld waar de stijgende gezondheidsuitgaven nog worden toegeschreven aan de vergrijzing. We weten al 25 jaar dat nieuwe, duurdere technologie de motor achter de uitgavenstijging is. Waarom is dat onderscheid van belang? Omdat de factor technologie ook na 2030 de factuur fors doet stijgen. Nederland maakt projecties tot 2080. De Nederlanders besluiten daaruit dat de problemen pas ná 2030 beginnen.
“Na de landbouwrevolutie en de industriële revolutie kunnen we nu de gezondheidsrevolutie meemaken, waarbij de gezondheidssector best tot de helft van het BBP kan innemen. In Amerika wordt daar al rekening mee gehouden. Als dat de voorkeur van de consument is, heb ik daar als econoom niks tegen. Het echte debat moet dan ook zijn: wie zal dat betalen?”
PEETERS. “Ik ben het ermee eens dat we het verkeerde signaal geven als we de uitgaven voor gezondheidszorg vooral toeschrijven aan de vergrijzing. De gezondheidsfactuur is een probleem dat na 2030 zal blijven bestaan. Maar is de vooruitgang van de medische technologie alleen maar kostenverhogend?”
VAN DE CLOOT. “We stellen dat vast. En waarom? Omdat er geen enkele prikkel bestaat om het gebruik van duurdere technologie af te remmen. Er is geen kostenbesef. Een dokter zal altijd kiezen voor die nieuwe en betere, maar veel duurdere stent van 3000 euro. Ook de patiënt kiest voor de beste zorgen als de ziekteverzekering de kosten toch terugbetaalt. Moet de ziekteverzekering die dure stent dan terugbetalen, of moet de samenleving alleen de klassieke stent terugbetalen die maar enkele honderden euro’s kost? Want middelen zijn schaars en wat we uitgeven aan duurdere stents kunnen we niet uitgeven aan bijvoorbeeld kankeronderzoek. En als we voor de oude stent kiezen, kunnen we voor dezelfde kostprijs veel meer patiënten behandelen.”
PEETERS. “We moeten dus zowel vragers als aanbieders van zorg beter responsabiliseren. We moeten de medische technologie ook meer afstemmen op kostenreductie. Ik ben geen specialist in de materie, maar het zal anders moeten. Op deze manier rijden we regelrecht tegen de muur.”
Riskeren we niet de solidariteit op de helling te zetten als de dure behandelingen uit de collectieve ziekteverzekering gelicht worden?
VAN DE CLOOT. “Waar stopt de solidariteit – dát is het debat. We kunnen en zullen misschien de helft van ons BBP aan gezondheidszorg besteden. Maar de vraag is hoeveel de samenleving moet dragen en hoeveel voor rekening van de patiënt moet zijn. De politici moeten keuzes maken over welke behandelingen worden terugbetaald en welke niet.”
Zal in het eindeloopbaandebat niet blijken dat mensen nu niet bereid zijn op te draaien voor een kost die pas over een aantal jaren zal rijzen?
PEETERS. “We hebben op de oliecrisis van 1974 verkeerd gereageerd door ouderen van de arbeidsmarkt te halen om plaats te maken voor de jongeren. We hebben de loopbaan verkort. Dat heeft niet gewerkt. Daarvoor hebben economen indertijd ook gewaarschuwd, maar naar hen werd toen ook al niet geluisterd ( grijnst). Nu wordt dit beleid als fout erkend, maar de bevolking heeft zich vrij makkelijk in die politiek genesteld. De uittrede uit de arbeidsmarkt is namelijk financieel te interessant gemaakt én de werkgever wil graag de oudere werknemers vervroegd op pensioen laten gaan. De feitelijke pensioenleeftijd moet dus weer omhoog. Dat kan via financiële prikkels. Wie voor zijn 65ste de arbeidsmarkt verlaat, zou dat moeten voelen in zijn pensioen. Vandaag is dat mechanisme nauwelijks aanwezig.”
Zijn de maatregelen die nu worden voorgesteld een goed begin?
VAN DE CLOOT. “Men biedt de wortel aan, maar vergeet de stok te hanteren. Er komt een bonus voor wie langer blijft werken, maar van een malus is geen sprake, terwijl die essentieel is (nvdr – vijf dagen na het interview stelt de regering voor om het wettelijk pensioen met 4% te verminderen voor elk jaar dat men vroeger met pensioen gaat). Want wie nu op brugpensioen gaat, geniet een financieel voordeel dat betaald moet worden door hen die wel langer aan de slag blijven. Om die ongelijkheid weg te werken, zou het pensioen met 5 % moeten dalen per jaar dat je vroeger met pensioen gaat. Maar mensen op brugpensioen bouwen nu nog pensioenrechten op! Je moet wel gek zijn om langer te werken. Moet dat de boodschap zijn die de overheid geeft aan de bevolking? Ik begrijp niet dat we dat pas in het jaar 2005 ingezien hebben. Dat is mijn grootste frustratie.
“Ook de werkgevers profiteren van het systeem, want ook zij wentelen via het brugpensioen de kostprijs van de oudere werknemers af op de samenleving. Het bestraffen van zulk vrijbuitersgedrag over de rug van anderen durft de overheid niet aan. Het is trouwens geen straf, maar een kwestie van rechtvaardigheid. Er zijn verantwoorde redenen om vervroegd te stoppen, maar het systeem veralgemenen, is economische onzin.”
Wel is het wettelijke pensioen vrij laag. Dus wie (vervroegd) met pensioen gaat, ziet zijn inkomen fors dalen.
PEETERS. “In vergelijking met de meeste Europese landen, zijn de Belgische wettelijke pensioenen aan de lage kant, tenminste in brutobedragen. Het wettelijk brutopensioen in de privé-sector bedraagt gemiddeld 33 % van het laatste brutoloon. Maar omdat het pensioen een gunstig fiscaal regime geniet, stijgt die verhouding naar 60 à 65 % in nettobedragen. Dat betekent dus een subsidie die wordt verleend door hen die nog werken en hogere belastingen betalen.”
De vakbonden ontvangen de voorstellen om langer te werken niet met open armen.
PEETERS.“Ook de gewone man niet. Mensen van rond de 55 kloppen massaal aan bij hun personeelsdirecteur met de vraag wanneer en met welk financieel pakket ze kunnen vertrekken. De reden: dat pakket is te aantrekkelijk om te blijven werken. We zijn duidelijk te ver gegaan, maar het beleid omkeren, zal veel mensen voor het hoofd stoten.”
Daan Killemaes Guido Muelenaer
“We verschieten ons kruit nu al en zijn bezig om toekomstige ingrepen nog pijnlijker te maken.”
“De pensioenuitkering moet met 5 % dalen per jaar dat je vroeger met pensioen gaat.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier