De kleine ijstijd en het eerste kapitalisme

Alain Mouton

Aan het einde van de zestiende eeuw werd Europa getroffen door een ‘kleine ijstijd’, die duurde tot het begin van de achttiende eeuw. De gemiddelde temperatuur lag plots een drietal graden lager dan vandaag. De wijngrens verschoof honderden kilometers naar het zuiden. Maar vooral: overal mislukten oogsten en leden mensen honger. In de Nederlanden waren rivieren tot in april dichtgevroren. Op de Theems voorbij Londen lag zo’n dikke laag ijs dat marktkraampjes op het ijs konden staan.

Philipp Blom analyseert in De opstand van de natuur de sociale en de economische gevolgen van de kleine ijstijd. Die sloeg het agrarische, feodale fundament van Europa onderuit. Stukken grond of weide die in feodale tijden collectief bewerkt of gebruikt werden, werden geprivatiseerd. Door de misoogsten op het platteland trokken hongerige mensen naar de steden. Daar ontstonden nieuwe vormen van economische activiteit. Aangezien de periode samenviel met de grote ontdekkingsreizen, werd internationale handel de motor van de economie. In Amsterdam ontstond de eerste beurs. De basis van het kapitalisme is toen gelegd. Blom trekt geen unieke en rechtstreekse lijn tussen de kleine ijstijd en het kapitalisme, maar het effect ervan is volgens hem niet te onderschatten. De temperatuurdaling leidde tot een nieuw economisch model in Europa. Winst kwam centraal te staan.

Met de opkomst van de stedelijke industriële samenleving kwam ook een nieuwe vorm van denken op. De verlichting was geboren. Al ging alles zeer langzaam. Aanvankelijk dachten de Europeanen dat de kleine ijstijd een goddelijke straf was, of het gevolg van boosaardige heksen. Het aantal heksenprocessen kende aan het begin van de 17de eeuw een nooit gekende opstoot. Toch wilden almaar meer wetenschappers de aanhoudende koude wetenschappelijk verklaren. De Franse geleerde Pierre Bayle toonde aan dat kometen niets te maken hadden met de kleine ijstijd, terwijl het merendeel van de bevolking kometen als een teken van goddelijke toorn zagen. Het was een tijd waarin wetenschappers het verband begonnen te leggen tussen de kleine ijstijd en de hoeveelheid zonnevlekken. Al moesten ze daar zeer voorzichtig in zijn. Zelfs in de tolerante Bataafse Republiek werden wetenschappers die openlijk twijfelden aan de bovennatuurlijke oorsprong van de kleine ijstijd, met een scheef oog bekeken.

Blom gebruikt voor zijn boek tal van getuigenissen die tijdens de kleine ijstijd zijn opgeschreven. Het maakt van De opstand van de natuur een interessant tijdsdocument. Maar hij gaat wel ferm uit de bocht wanneer hij in de epiloog een parallel trekt met vandaag. Dat Blom gelijkenissen zoekt en vindt met de huidige signalen van een klimaatverandering is logisch. Maar dan haalt Blom plots zwaar uit naar internationale handel en het kapitalisme als oorzaak van de opwarming van de aarde. Van de moderne vrijemarkteconomie valt volgens hem weinig goeds te verwachten. Over het feit dat die vrijhandel miljoenen mensen uit de armoede trekt en dat de economie volop aan het vergroenen is, rept hij met geen woord.

Philipp Blom, De opstand van de natuur, De Bezige Bij, 2017, 314 blz., 29,99 euro

Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content