De jacht op valse lichte vrachtwagens
De regering heeft van de traditionele eindejaarswetten gebruikgemaakt om een punt te zetten achter de discussie over de controle op ‘valse’ lichte vrachtwagens. Zoals zo vaak het geval is, heeft zij de wet doen aanpassen in de door de fiscus gewenste zin.
De controverse over wat voor fiscale doeleinden een personenwagen dan wel een lichte vrachtwagen is, sleept al jaren aan. De oorzaak? Gewone personenwagens, wagens voor dubbel gebruik en minibussen worden op verschillende punten zwaarder belast dan lichte vrachtwagens. De verkeersbelasting is duurder. De mate waarin men de kosten fiscaal als beroepskosten in aftrek kan brengen, is kleiner. Enzovoort, enzovoort.
Het onderscheid tussen een gewone personenwagen en een lichte vrachtwagen was in het verleden nooit helemaal duidelijk. Daarbij komt, dat de dienst voor Inschrijving van Voertuigen (DIV) er andere criteria op nahoudt dan de fiscus. Het gevolg laat zich raden: bepaalde autotypes werden bij de DIV ingeschreven als lichte vrachtwagen, terwijl de fiscus ze als gewone personenwagens beschouwde. Dit leidde tot tal van betwistingen. De rechtbanken en hoven hadden handen te kort om het kaf van het koren te scheiden.
Vandaar dat de wetgever enkele jaren geleden ingreep. Uitsluitend voor fiscale doeleinden voerde hij een fiscale definitie in van wat men onder een lichte vrachtwagen verstaat.
Dat de DIV een voertuig als lichte vrachtwagen inschrijft, heeft sindsdien op fiscaal gebied geen enkel gevolg meer. Om te besluiten of het voertuig voor fiscale doeleinden wel of niet als een lichte vrachtwagen te beschouwen is, moet men voortaan gewoon nagaan of de nieuwe fiscale definitie van toepassing is. Voertuigen die door de DIV wel als lichte vrachtwagen ingeschreven worden, maar dat volgens de nieuwe fiscale definitie niet zijn, noemt men tegenwoordig valse lichte vrachtwagens. Zij worden op fiscaal gebied als gewone personenwagens behandeld.
Bij bestelwagens heeft een van de criteria om valse lichte vrachtwagens van echte lichte vrachtwagens te onderscheiden, te maken met de verhouding tussen de lengte van de laadruimte ten opzichte van de lengte van de wielbasis. Voor de controle daarvan heeft men een meter nodig. Men moet de lengte van de laadruimte opmeten en bovendien de lengte van de wielbasis. Vervolgens moet men de verhouding berekenen.
In de praktijk is zo’n controle niet vanzelfsprekend. Van belastingcontroleurs kan men moeilijk verwachten dat zij gewapend met een lintmeter de baan optrekken om ter plekke de nodige vaststellingen te doen.
Vandaar dat de regering ervan uitging dat zij voor deze klus kon rekenen op de stations voor technische keuring. Het plan was dat deze stations bij de autokeuring de nodige opmetingen zouden doen; dat zij de resultaten daarvan zouden overmaken aan de DIV; en dat deze laatste de gegevens vervolgens ter beschikking zou stellen van de fiscus.
Maar deze werkwijze bleek in de praktijk niet helemaal koosjer te zijn. Algauw gingen stemmen op om te beweren dat deze methode strijdig zou zijn met de wetgeving in verband met het uitwisselen van inlichtingen. Volgens de fiscus was er niets aan de hand. Maar verschillende rechtbanken van eerste aanleg dachten daar anders over. Het hof van beroep te Antwerpen besliste onlangs op zijn beurt dat deze handelwijze inderdaad niet door de beugel kon. De wetgeving verzette zich ertegen. Zij liet zo’n gegevensuitwisseling niet toe. Bovendien was er de kritiek, dat de fiscus zijn controle niet mag uitbesteden aan derden (in dit geval, de stations voor technische keuring).
Het arrest van het Antwerpse beroepshof kreeg ruime weerklank in de media. Het bracht blijkbaar nogal wat belastingplichtigen op het idee om zich te verzetten tegen de belasting op hun (valse) lichte vrachtwagens.
Voor de fiscus zat er niets anders op dan ofwel eindeloze gerechtelijke procedures te trotseren, met een onzekere afloop, ofwel de wet te laten wijzigen. Hij koos voorspelbaar voor het laatste.
In de nu aangepaste wetgeving staat onder meer te lezen, dat de fiscus de stations voor technische keuring wel degelijk kan opdragen de nodige opmetingen te doen; dat zij deze stations bovendien kan opdragen deze gegevens mee te delen aan de DIV; en dat de DIV deze gegevens vervolgens elektronisch ter beschikking moet stellen van de fiscus.
En wanneer treedt de nieuwe regeling in werking? Met ingang van het aanslagjaar 2009. Dus met een beperkte terugwerkende kracht, duidelijk bedoeld om belastingplichtigen te ontmoedigen nog betwistingen voor het verleden aanhangig te maken bij de rechtbank.
DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR FISCOLOOG.
Jan Van Dyck
De wetgever paste de wet aan in de door de fiscus gewenste zin.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier