De isolationistische verleiding
Dat China een economische wereldmacht is, is voor iedereen een vanzelfsprekendheid. Maar de voorbije decennia heeft het niet veel gescheeld of het land had zich teruggetrokken in het isolationisme waarin het zich eeuwen goed voelde. Dat leert Over China, het jongste boek van Henry Kissinger, de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken. Kissinger is als geen ander vertrouwd met China. Hij was een van de architecten van de toenadering tussen het China van de communist Mao en de Verenigde Staten van communistenhater Richard Nixon, aan het begin van de jaren zeventig.
Kissinger schetst in Over China de belangrijkste episodes van het Chinese buitenlandbeleid, van de eerste diplomatieke betrekkingen van het land met de buitenwereld tot de meest actuele ontwikkelingen in de 21ste eeuw. En die liepen niet altijd even vlot.
China heeft de buitenwereld altijd als ‘barbaars’ beschouwd en het ziet zichzelf als ‘de beschaving’. Aan de rest van de wereld staat het vrij om de waarden en normen van de Chinese beschaving over te nemen. Gevolg daarvan is dat China zich doorheen de geschiedenis vaak van de buitenwereld heeft afgesloten. Niet uit angst, maar uit een soort van superioriteitsgevoel. China deed dat in de zestiende eeuw toen het de machtigste en rijkste beschaving ter wereld was. Het bekwam het land slecht, want op dat moment begon het Westen aan zijn economische en technologische opgang. Gevolg was dat de Chinese kust tegen het einde van de negentiende eeuw de facto gekoloniseerd was door Europese grootmachten.
Een trauma waarvan de Chinezen nog altijd niet hersteld zijn, stelt Kissinger. Zodra westerse landen zich te veel met China bemoeien, klappen de Chinezen dicht. Vandaar dat Kissinger zeer behoedzaam te werk ging toen hij toenadering zocht met China. Het was de bedoeling dat de VS samen met Mao een tegengewicht zouden vormen voor de Sovjet-Unie die al jaren op oorlogsvoet stond met zijn communistische buur. De VS slaagden in hun opzet en haalden China uit zijn isolement. Onder Mao’s opvolger Deng opende het land vanaf het einde van de jaren zeventig de grenzen voor buitenlandse investeerders. Maar het zou fout zijn om één rechte lijn te trekken van de openstelling van Speciale Economische Zones voor westerse bedrijven naar het huidige China als grootste wereldexporteur. In de jaren tachtig waren er spanningen tussen China en de VS over Taiwan. Oudgedienden in de Partij wilden terugkeren naar het radicalisme van Mao met een autarkische economie en China isoleren. Deng hield hen tegen.
Na de bloedige neerslag van het studentenprotest in 1989 verziekten de relaties met het Westen weer. Jaren leefden China en de VS op gespannen voet. Onder Clinton wilden de VS enkel weten van normale handelsrelaties als China de mensenrechten respecteerde. China zag dit als een inmenging in de binnenlandse aangelegenheden en de verleiding om zich weer te isoleren was groot.
Maar zowel in de VS als in China besefte men meer en meer dat beide landen tot economische samenwerking veroordeeld waren. De relaties normaliseerden en China werd in 2001 lid van de Wereldhandelsorganisatie. Ondertussen zijn de VS-economie (als debiteur) en die van China (als crediteur) met elkaar verstrengeld. Het Chinese isolationisme is veraf.
Henry Kissinger, Over China, De Bezige Bij, 2011, 560 blz., 29,90 euro
ALAIN MOUTON
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier