De herhaalde leugen

Vergeet het Britse mirakel. De economie van Groot-Brittannië groeit amper, er komen nauwelijks nieuwe jobs, de staatsschuld stijgt er onrustbarend, de inkomensongelijkheid ook. Econoom Willem Buiter veegt de vloer aan met 18 jaar Margaret Thatcher en John Major.

Cambridge.

Groot-Brittannië is een economische heilstaat. Daarover zijn zelfs de uittredende conservatieve premier John Major als diens challenger Tony Blair ( Labour) het eens. Eén enkele eilandbewoner ontdekt echter nergens een Brits “economisch wonder” : Willem Buiter, Nederlander, wonend in Engeland en docent internationale macro-economie aan de University of Cambridge.

Buiter, opgegroeid in Sint-Pieters-Woluwe, hanteert geen nationale cijfers “die verbloemen altijd de werkelijkheid” wel materiaal van internationale instanties : de Wereldbank, de Europese Unie, de Oeso.

ECONOMISCHE GROEI.

Ook die instanties tonen Britse groeicijfers om van te dromen, neen ?

Reageert Buiter : “Sinds 1990 groeide de Britse economie ruim 8 %, maar de Duitse 18 %. Het gemiddelde groeipercentage binnen de EU lag op 9,7 %.”

Bovendien, onderwijst Buiter, moet de groei van de Britse economie “in perspectief” worden bekeken. Tussen 1990 en 1992 kende Groot-Brittannië de zwaarste recessie sinds de jaren dertig. Door een “voor de verandering redelijk goed macro-economisch beleid” zijn de Britten die recessie tamelijk goed te boven gekomen. “Maar als je diep valt, kan je daarna ook makkelijker omhoog klauteren,” relativeert Buiter de jaarlijkse 2,5 % Britse groei van de voorbije vier jaar.

“Het Brits economisch mirakel is hooguit een negatief mirakel,” orakelt Buiter. “Hét mirakel gebeurde op het continent en het was er één van achteruitgang. De rest van Europa doet het al jaren even slecht als Groot-Brittannië. Tussen 1945 en 1979 kende het land steevast een lagere groeivoet dan de rest van Europa, vandaag houdt het gelijke tred. Thatcher kon de relatieve achterstand van haar eiland ten opzichte van het continent stoppen ; maar er is nog altijd geen inhaalmaneuver.”

WERKLOOSHEID.

Oké, vergeet de Britse groei. Het gaat toch goed met de Britse werkloosheid ?

Nu raakt Buiter pas echt opgewonden. “In de Britse politiek-economische wereld betekenen de dingen niet langer wat ze betekenen. Onze politici en economen hebben een derde vorm van logica uitgevonden : die van de herhaalde bewering.”

En Buiter keert terug naar de feiten. “De werkloosheid in Groot-Brittannië neemt af, zeggen Major en Blair. Juist : deze maand zullen er waarschijnlijk iets minder werklozen zijn dan vorige maand. En dan ?”

In Groot-Brittannië zat einde juli 1996 8 % van de beroepsbevolking zonder werk, in Duitsland 8,9 %, in Frankrijk 12,5 % (cijfers Economic Trends, Oeso, maart 1997). In Duitsland en Frankrijk stijgt de werkloosheid, in Groot-Brittannië daalt ze. Vandaag telt het eiland zo’n 2 miljoen werklozen ; in 1986 3,6 miljoen. Dat staat zo in Economic Trends, een Oeso-uitgave van maart jl.

Lacht Buiter : “Precies dat staat op pagina 9 van dat rapport. Pagina 11 echter toont de totale werkgelegenheid. Als we 1990 op 100 zetten, dan is in Groot-Brittannië de totale werkgelegenheid, eind tweede kwartaal 1996, met 4,9 % afgenomen ; in Duitsland en in Frankrijk bleef ze constant. Groot-Brittannië eindigt, midden 1996, op 95,1, de EU doet het iets beter met 96,1. De échte jobcreators zijn de VS (100 in 1990, 109 in juni 1996), Japan (105,4) en Canada (107,1).”

Er bestaat dus geen Brits werkgelegenheidsmirakel ? Buiter gaat verder : “De Britse arbeidsmarkt groeit sinds 1993 maar ze zit nog niet op het peil van 1992. En : de daling van de werkloosheid is nog altijd groter dan de toename van het aantal jobs. Het verminderde arbeidsaanbod verklaart grotendeels de betere werkloosheidsstatistieken. Veel werklozen verdwijnen gewoon van de arbeidsmarkt ; ze zoeken geen werk meer. Bovendien zijn heel wat gecreëerde jobs deeltijds én laag betaald.”

Buiter heeft met dat laatste geen enkel probleem : “Beter een macjob dan in je neus staan peuteren op de hoek van de straat.” Toch concludeert hij dat “de lage werkloosheid een deel is van de Britse waarheid, het andere deel is dat hier amper nieuwe jobs worden geschapen.”

FLEXIBILITEIT.

Dit wordt spannend. Geen groeimirakel ? Geen werkgelegenheidswonder ? En de flexibiliteit ?

Hier krijgt Margaret Thatcher even goede punten. ” Maggie erfde, na de winterstaking in 1979, een economisch rampgebied. De Iron lady kraakte de fossiele arbeidsstructuren, gaf de macht in de bedrijven weer aan de ondernemers én herstelde de flexibiliteit.”

Maar die ongebreidelde flexibiliteit begint de Britse economie parten te spelen, meent Buiter. “Ik ben voor flexibiliteit. Een economie vraagt naast flexibiliteit ook een commitment, safety. Werknemers geven zich geen 200 % voor een eeuwig onzekere job ; werkgevers investeren niet in personeel dat volgende week elders aan de slag kan. Thatcher bouwde, vanuit haar afkeer voor alles wat public is, geen veiligheids- framework voor werknemers én werkgevers. Komt dat er niet, dan wordt flexibiliteit dé vijand voor verdere investeringen.”

INVESTERINGEN.

Toch investeert iedereen op het eiland, neen ?

“Die buitenlandse investeringen, vooral van Japanners en Koreanen, zijn verklaarbaar,” meent Buiter. “We hebben de loonkost én de taal mee. En we hadden een investeringsachterstand. Maar als percentage van de totale investeringen zijn die van buitenlanders kattepis.”

Britten investeren en sparen te weinig, de staatsschuld stijgt, de investeringen zijn onvoldoende, zo ontbloot Buiter de toekomstproblemen van “zijn” eiland.

Zegt Buiter : “Japan spaart 31 % van het nationaal inkomen, Nederland 24,6 %, België 22,6 %, Groot-Brittannië 17,1 %. Jaarlijks investeert het 16 à 17 % van het nationaal inkomen. Dat moet minstens tot 20 % stijgen om enige transparantie van de groei te krijgen.”

Of die stijging er ooit zal komen ? “De laatste drie jaar is de Britse staatsschuld als percentage van het BNP gestegen. Dat bevestigt het Europees Monetair Instituut in haar uitgave van januari 1997 omtrent de Maastricht-criteria. De Britse openbare schuld bedroeg in 1990 nog 40 % van het BNP, in 1995 was dat al 60 %, voor 1996 wordt gehoopt op 61,9 %. Vorig jaar, het hoogtepunt van de economische cyclus, steeg de schuld met 19 miljard pond.”

Buiter ontwaart dan ook weinig investeringsruimte. “Er valt niks meer te snijden en investeren gebeurt al jaren op een te laag pitje én in foute zaken, nooit in infrastructuur en onderwijs.”

OVERHEIDSUITGAVEN.

“De Britse politieke klasse pocht altijd met het feit dat de overheidsuitgaven gemiddeld 10 % lager liggen dan die op het continent. En dan ?” zegt Buiter. “Dat betekent gewoon dat de overheid geen geld spendeert aan noodzakelijke dingen. De infrastructuur wordt al 30 jaar schromelijk verwaarloosd. Een kleine elite geniet van schitterend onderwijs maar de overgrote meerderheid van de Britse kinderen loopt school in uitgeleefde lokalen en wordt onderwezen door slecht betaalde én ronduit onbekwame leerkrachten. Het Britse lager en middelbaar onderwijs is het slechtste van heel Europa. Gevolg : de Britse werknemers zijn veel minder geschoold dan die van het continent en ons management is echt huilen met de pet op.”

INKOMENSONGELIJKHEID.

Intussen werkt en woont Buiter op een eiland waar de inkomensongelijkheid sinds 1979 sterker is toegenomen dan in eender welk ander EU-land én waar de kloof alsmaar groter wordt. Bovendien staat de Brit ook binnen de EU op een smadelijke tiende plaats qua inkomen per hoofd. De Duitser produceerde in 1995 het meest van alle Europeanen : 22.630 ecu. De Brit bleef met 14.430 ecu ver onder het Europees gemiddelde van 17.260 Ecu.

Of er, als afsluiter, dan geen positief punt is aan 18 jaar Brits conservatief beleid ? Of de eilandbewoners echt niets voor hebben op hun continentale tegenhangers ?

“Ja,” lacht Buiter. “Ze spreken allemaal Engels.”

RON HERMANS

WILLEM BUITER (UNIVERSITY OF CAMBRIDGE) Het Britse mirakel is onbestaande.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content