De hel in Europa

Bij het brede publiek staat Ian Kershaw vooral bekend als de auteur van een voortreffelijke, tweedelige Hitler-biografie, maar zijn oeuvre is beduidend uitgebreider. Al jaren behoort hij tot het selecte kransje van die betere Angelsaksische tophistorici. En tot die club behoren, betekent dat reikhalzend uitgekeken wordt naar elk nieuw werk. Zijn jongste boek, De afdaling naar de hel. Europa 1914-1948, omschrijft hij als het “meest complexe project” waar hij ooit aan begonnen is. Want ondanks een zekere lijvigheid, propt hij wel een stevige brok geschiedenis in een al bij al erg beperkte ruimte.

“Voor elke regel die ik opschrijf zijn er talloze gespecialiseerde boeken die diep ingaan op dat wat ik te melden heb”, liet hij zich in een interview ontvallen. Kershaw wou de eeuw waarin hij zelf geleefd had, analyseren en beschrijven. Eén specifieke vraag intrigeerde hem ook: hoe was het mogelijk dat Europa zich de hele 19de eeuw lang als het centrum van beschaving beschouwde, maar zichzelf haast vernietigde in de daaropvolgende eeuw?

Wie nog maar een paar jaar voor 1914 had durven te voorspellen wat uiteindelijk zou gebeuren, was steevast als doemdenker weggehoond. Europa bracht de grootste wetenschappers en kunstenaars voort, had zowat de halve aarde gekoloniseerd en was al een eeuw — sinds Napoleon in Waterloo het onderspit had moeten delven — zogoed als vrij van oorlog. Alles leek peis en vree. Maar schijn bedriegt.

In 1914 was angst het grote probleem. Duitsland vreesde voor een omsingeling, Rusland voor Duitse controle over de Balkan, Frankrijk was bang voor Duitsland, Oostenrijk voor het nationalisme dat de dubbelmonarchie kon ondergraven en de Britten voor een te sterk Duitsland op het continent waardoor hun verdeel-en-heerspolitiek zwaar zou bemoeilijken. De escalatie die volgde is bekend. In tegenstelling tot wat algemeen verwacht werd, kwam het tot een gruwelijk lange oorlog. Bovendien zorgde de periode die volgde na 1918 niet voor de verhoopte vrede. Aan het wapengekletter kwam een einde, maar bij vele partijen was de ergernis groot. De kiemen voor andere en nog grotere problemen waren aanwezig. Amper twee decennia na de Eerste Wereldoorlog volgde de tweede, een conflict dat viermaal meer doden zou veroorzaken.

1945 is niet het eindpunt van Kershaws boek. Hij gaat nog drie jaar verder. Een opmerkelijke vaststelling is dat wanneer het doek valt over dit boek, dit getormenteerde Europese continent alweer een industriële activiteit kent die groter is dan in 1938. Aan de hand van deze indicatoren relativeert hij dan ook het belang van het Marshallplan, dat volgens hem meer een symbool dan een noodzaak is. Kershaws nuchterheid — iets waarvoor voorstanders hem prijzen — is bij anderen dan weer voorwerp van kritiek. Zo wordt hem voor de voeten geworpen onvoldoende greep te krijgen op de onderliggende realiteit van de cijfers en hoe die ervaren wordt. Ian Kershaw werkt aan deel twee (de tweede helft van de 20ste eeuw) van zijn project. Een helse klus, zo blijkt. Het boek bestrijkt een periode waar hij professioneel nooit eerder op focuste. Maar dat is nu net niet het verrassende aan de historicus. In de jaren zeventig begon Kershaw Duits te leren om middeleeuwse teksten in de taal van Goethe te kunnen lezen. Het werd de basis van heel wat academische omzwervingen.

Ian Kershaw, De afdaling naar de hel. Europa 1914-1948, Antwerpen, Spectrum, 2015, 639 blz., 29,99 euro

MICHAËL VANDAMME

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content