De Hand van de Meester (V)
Jef Van Ranst over struktuur, organizatie en de schoonheid van de eenvoud.
Jef Van Ranst, mede-oprichter van het architektenbureau Storme, Storkebaum & Van Ranst, is een jonge vijftiger. Na zijn architektuurstudies behaalde hij een MBA-diploma aan het managementinstituut Insead in Fontainebleau. Hij liep stage bij de grote Walter Gropius in Boston en was stafmedewerker bij Sobema tussen 1970 en 1972.
Hij ken het bedrijfsleven door en door, wat hem toch niet belet een architekt te zijn in de volledige betekenis van het woord : de man met grafiet aan de handen en zand aan de schoenen.
– IMMOTRENDS. Wat is specifiek aan een opdracht uit de bedrijfswereld ?
– JEF VAN RANST. Elk bedrijf heeft een onuitgesproken bedrijfskultuur, een filozofie en een sfeer. Deze elementen worden vaak bepaald door het produkt dat de onderneming vervaardigt.
Vele bedrijven werken met opzet aan die bedrijfskultuur. Ze willen zich als dynamisch en/of solide profileren, de kreativiteit van de medewerkers aanmoedigen of precies in toom houden. Vaak gebeurt dit bewust, soms ook onbewust. Bedrijven kunnen ook psychisch ziek worden. Na de slepende ziekte van mediamagnaat Robert Maxwell waren zijn ondernemingen ziek : de sfeer was weg, van bedrijfskultuur was geen sprake meer.
De architekt staat voor de uitdaging zijn ontwerp te doen aansluiten bij de psychologie en de filozofie van het bedrijf. Als hij de bedrijfssfeer kan aanvoelen, werkt de architekt als een hand in een handschoen. De sfeer aanvoelen is dus van het allergrootste belang, het begin van een suksesvolle samenwerking tussen architekt en bedrijf. Zoiets vraagt natuurlijk veel tijd. De architekt moet beginnen met te luisteren naar zijn opdrachtgever.
– Krijgt hij dan wel het verhaal te horen van de man die de beslissingen neemt ? Of praat hij met een tussenpersoon ? In grote bedrijven worden bouwopdrachten toch vaak gedelegeerd ?
– Ik probeer met zoveel mogelijk mensen te praten. Het is typisch voor grotere bedrijven dat de topdirektie deze gesprekken zelf voert. Dus de mensen die achteraf ook de beslissingen nemen.
Bouwen is een aangelegenheid die buiten de routine valt. Topmanagers houden zich bezig met de uitzonderlijke zaken binnen hun bedrijf. Bouwen is daar een voorbeeld van. Dikwijls vormen de bouwjaren de mooiste periode uit hun loopbaan. Veel topmanagers zien de realizatie van hun gebouw als de konsekratie van hun sukses in het bedrijfsleven.
– Geldt dat ook voor kleinere bedrijven en KMO’s ?
– Neen. KMO’s hebben hier geen tijd voor. Ze streven, vaak terecht, naar de snelste en goedkoopste oplossingen. Je moet die mensen niet proberen iets op te dringen. Ze vragen een verkoopbaar bedrijfsgebouw dat op korte tijd kan worden gerealizeerd binnen een beperkt budget. Dat moet je ze dan ook geven. Aan de architekt de taak er het beste van te maken, met respekt voor de opgelegde beperkingen.
– Welke raad geeft u een bouwheer die zijn bouwprogramma uittekent ?
– Probeer een antwoord te formuleren op de “hoe-groot-hoeveel”-vragen. Hij moet zich bezinnen over de toekomst van het bedrijf : wil de onderneming hoogkwalitatieve produkten maken en moeten hiervoor gespecializeerde mensen worden aangeworven ? Of mikt men op massaproduktie ? Zitten de bedienden beter apart of gaat het vooral om routinewerk in een landschapskantoor ?
Multinationals denken al te vaak dat landschapskantoren de minste oppervlakte opslorpen. Niets is minder waar. In dit type kantoorruimte dienen de bureaus immers verder uit elkaar te staan, zodat de medewerkers elkaar niet storen. Meestal vindt het personeel een groot landschapskantoor bovendien verschrikkelijk en onpersoonlijk.
Dat brengt ons bij wat ik de werkomgevingskwaliteit noem. Is het personeel gewoon “uitvoerder van taken” of wordt de werkomgeving een deel van het salaris ? Ik verduidelijk me. Een hoog salaris in een verschrikkelijke werkomgeving stelt minder voor dan een hoog salaris in een aangename omgeving. Ik ken bedrijven die goede medewerkers een hoger loon moeten bieden om de slechte werkomgeving te kompenseren.
Het salarieel bijbenen van een slechte werksfeer is vaak duurder dan het creëren van een aangename atmosfeer. Een gebouw kost gemiddeld één bruto-jaarsalaris per werknemer. Iedereen tien procent opslag geven kost op termijn meer dan een verbetering van de werkomgeving.
Trouwens : de werkomgeving hangt ook gedeeltelijk af van de ligging van het gebouw. Die is belangrijker dan veel bedrijfsleiders denken.
– Bepaalde uw Amerikaans verleden deze visie ?
– Ongetwijfeld. Ik heb veel gewerkt voor Amerikaanse bedrijven met een company policy die landschapskantoren oplegt. Deze politiek ontstaat vanuit ideologische achtergronden : demokratie als het hoogste goed. De Amerikaanse samenleving is niet zo hiërarchisch gestruktureerd als de Europese.
– Hoever gaat u in het bepalen van het gezicht van een bedrijf ?
– Mijn taak bestaat erin bedrijven voor te lichten, alternatieven te tonen, mensen aan het denken te zetten, een diskussie los te weken. Meestal heeft men nooit op die manier over bouwen en bedrijfsfilozofie nagedacht. Managers maken echter graag tijd vrij om die zaken een keer op een andere manier te bekijken.
– Krijg je van de bouwheren voldoende tijd om dat proces volledig te doorlopen ?
– Ja. In deze faze van het bouwproces kunnen de mensen nog over zichzelf en hun visie praten. Zodra het over funderingen of druklagen gaat, zal de materie hen minder boeien.
– U sprak over de ligging van het gebouw. Bestaan er nog goede liggingen in België ?
– Nauwelijks. Het gaat om een probleem dat onze overheid moet aanpakken. Ik pleit voor de aanleg van nieuwe kantoor- en satellietsteden.
– En wat doen we met de bestaande lokaties ?
– Die moeten hergedefinieerd of gerecycleerd worden. Maar er is geen rationeel aanbod van goedgelegen kantoorontwikkeling. Dat maakt dat de intriganten, spekulanten en personen die invloed hebben bij de besluitvormers slechte terreinen kunnen ontwikkelen die niet beantwoorden aan de behoefte. We kunnen allemaal wel groen zijn, denken en stemmen, maar als we niet beantwoorden aan deze reële behoefte gaat men deze aangelegenheid in de illegaliteit duwen. Onze grote steden staan vol Agusta’s, als je begrijpt wat ik bedoel.
– Welke rol speelt de overheid als opdrachtgever ? Belgische architektuur scoort hoog op wereldniveau, maar vooral dan privé-opdrachten, nagenoeg nooit overheidsgebouwen. Gemis aan visie van de overheid als opdrachtgever ?
– On a les architectes et l’architecture qu’on mérite.
– De organizatie van uw kantoor. Hoe speelt uw bureau in op de konjunktuur ?
– Ons partnerschap viert volgend jaar het 25-jarig bestaan. We hebben twintig medewerkers. Met twintig mensen is de materiële soepelheid groter, je kan makkelijker inspelen op een plotse piek. Die pieken afvlakken is één van de voortdurende managementtaken van de partners in ons bureau.
Tot nu toe hebben we altijd veel werk gehad. Hierdoor konden we teams vormen die gespecializeerd zijn in bepaalde deelgebieden. Elk van de partners houdt zich bezig met alle facetten van het vak : het opsporen van een klant, kontrakten maken, besprekingen voeren, ontwerpen en uitvoeringstekeningen maken en de werven kontroleren. Hij wordt hierbij gesteund door een gespecializeerde projektleider die dan weer kan terugvallen op zijn projektteam.
Ons kantoor is projekt-georiënteerd, en niet produktie-georiënteerd. Zijdelingse informatie-uitwisseling is hierbij van fundamenteel belang.
– Is dat het geheim van de sterke reputatie van uw kantoor ?
– Laat ons zeggen dat we proberen te bouwen voor gelukkige klanten, en dat we waarmaken wat we beloven.
Stijn Peeters
PROCTER & GAMBLE (STROMBEEK-BEVER)
NECKERMANN (TERNEUZEN)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier