De grote sprong achterwaarts

Alain Mouton

Het valt anno 2011 amper te bevatten dat China tot een generatie geleden regelmatig met massale hongersnoden werd geconfronteerd. Soms had dat te maken met omstandigheden zoals een wispelturig klimaat, maar meestal was de massale sterfte door een gebrek aan voedsel een gevolg van een duidelijk uitgetekend beleid van de overheid.

Het meest schrijnende voorbeeld is de zogenaamde Grote Sprong Voorwaarts die tussen 1958 en 1962 aan 45 miljoen Chinezen het leven heeft gekost. Op bevel van Mao Tse-Tung werd toen een massale collectivisering van de landbouw doorgevoerd, werden hele bevolkingsgroepen gedeporteerd en was dwangarbeid dagelijkse kost. Mao had zich tot doel gesteld om China aansluiting te doen vinden bij economische grootmachten als Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Dat kon enkel door het land, dat nog grotendeels een agrarische samenleving was, in sneltempo om te vormen tot een geïndustrialiseerde natie. En naar communistische traditie kon dat enkel onder dwang. Het ‘experiment’ werd een ramp.

Dat blijkt uit Mao’s Great Famine: The History of China’s Most Devastating Catastrophe: 1958-1962 van Chinakenner Frank Dikötter. Het is niet het eerste werk over de Grote Sprong Voorwaarts, maar Dikötter kreeg als eerste toegang tot de Chinese archieven die een gedetailleerd beeld geven van het desastreuze beleid. Wie het boek leest, merkt dat bijna heel China werd omgevormd tot een groot strafkamp met als doel een massale productie van voedsel, katoen maar ook staal. Om de buitenlandse schulden af te betalen en aan te tonen dat China een moderne economie was geworden, besloot Mao die producten massaal uit te voeren, onder andere naar de DDR. In China was er tussen 1958 en 1962 wel degelijk voedsel aanwezig maar het werd aangeslagen door de overheid en uitgevoerd. Het gevolg was massale sterfte door honger.

Om te bewijzen dat China een moderne economie was, stelde Mao dat alles gedaan moest worden om op grote schaal staal te produceren. Dat gebeurde onder andere door partijleden het bevel te geven huisraad, tuingerief tot zelfs metalen deurknoppen aan te slaan. Alles werd gesmolten maar het staal dat zo geproduceerd werd, was onbruikbaar.

Opvallend is dat veel westerse waarnemers echt geloofden dat China een moderne economie was geworden. Toen François Mitterrand, toen nog een gewone Franse politicus, in 1961 het land bezocht stelde hij vast “dat hier geen hongersnood heerst. Hoogstens schaarste”. Het verhaal van de Grote Sprong Voorwaarts heeft relatief weinig aandacht gekregen. Nobelprijswinnaar Economie Amartya Sen gaat er in zijn vele werken over hongersnood niet dieper op in.

Het boek van Dikötter vult dan ook een lacune op. Dit helpt de lezer ook te begrijpen waarom de toenmalige Chinese leider Deng Xiaopeng 17 jaar later beslist om het geweer van schouder te veranderen en een nieuwe poging onderneemt om het land aansluiting te doen vinden bij westerse economieën. Deze keer via het opengooien van de Chinese markt voor buitenlandse investeerders.

Frank Dikötter, Mao’s Great Famine: The History of China’s Most Devastating Catastrophe: 1958-1962, Bloomsbury, 2010, 448 blz., 25 euro. De Nederlandse vertaling verschijnt in mei bij Spectrum

ALAIN MOUTON

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content