De grootste genieën volgens Murray: dode blanke mannen
Wie is het grootste genie aller tijden in geneeskunde, biologie of literatuur? En waarom hebben sommige culturen grootsere prestaties geleverd dan andere? Het – hoogst omstreden – antwoord komt van Charles Murray.
Charles Murray, Het menselijk genie – Streven naar het ultieme in kunst en wetenschap door de eeuwen heen. Spectrum/Standaard, 755 blz., 49,95 euro.
Omdat God het ziet. Dát antwoordden de middeleeuwse steenhouwers die de prachtigste waterspuwers aanbrachten op de gotische kathedralen. Soms zaten hun gargouilles verscholen achter deklijsten of stonden ze gewoon te hoog om zichtbaar te zijn vanaf de grond. Waarom investeerden ze er evenveel tijd, energie en creativiteit in als voor de beelden die te bewonderen waren? “Men zei dat ze werkten voor het oog van God. Dit verhaal, opgeschreven in duizend en een varianten, is het verhaal van de menselijke prestatie,” meent Charles Murray. De pracht, artisticiteit en kwaliteit van de onzichtbare waterspuwers op de kathedralen is voor hem de perfecte uitdrukking van zijn these dat de beste prestaties totstandkomen als er een gevoel leeft voor een hoger doel. Als er geen Groot Verhaal is, zakken de prestaties tot louter functionele zaken. We bouwen dan nog wel complexe en kolossale constructies, misschien veel groter en ingewikkelder dan de kathedralen, maar de huidige gebouwen stralen niet meer die gotische grootsheid uit. Cultuur vandaag is Disney, we hebben geen Shakespeare meer.
Dat is de teneur van Het menselijk genie, de jongste turf van de Amerikaanse politicoloog Charles Murray. Sinds The Bell Curve, dat hij in 1994 samen met Richard Herrnstein schreef, klinkt zijn naam als de meest blasfemische vloek in de kerk van de politiek correcte goegemeente. In dat boek opperde hij dat het IQ van de doorsnee zwarte lager lag dan dat van de doorsnee blanke. Daarmee gaf het duo een verklaring voor de maatschappelijke achterstand.
Ook nu gaat Murray er tegenaan met allerhande statistieken. Hij zoekt uit waarom sommige culturen meer grootse zaken gepresteerd hebben dan andere. De westerse wereld komt daar goed uit, al plaatst hij vraagtekens bij de prestaties na 1950, toen het relativisme het geloof in een welbepaalde levenszin of levensvisie (al dan niet godsdienstig) in de weg ging staan. En wat merkt Murray? De grootste prestaties zijn vooral geleverd door “dode blanke mannen” in regio’s en perioden die gedomineerd werden door het christelijk geloof.
Murray heeft zijn studie toegespitst op een serie ranglijsten van de grootste genieën tot 1950. Dat levert een stapel hitparades op met sporadisch een verrassing (zoals Picasso op nummer twee, na Michelangelo, op de lijst westerse beeldende kunst). Die hitlijsten zijn best leuk, maar geven ook de zwakte weer van zijn methode: Murray gebruikt de grote naslagwerken om zijn lijsten samen te stellen en is dus ook afhankelijk van die werken, die uiteindelijk ook maar de (voor)oordelen van hun tijd reflecteren. Veel interessanter is zijn analyse over de bloeiperioden en de huidige bedreiging van de menselijke creativiteit. Ook die analyse is een cultureel en politiek mijnenveld.
Luc De Decker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier