De goudworm

DevGen wil met 300 miljoen frank startkapitaal van de Gimv en het Britse fonds Abingworth de wereldwijde markt opgaan en menselijke ziekten genezen. Hoe ? Met behulp van een Nematodeworm : de C. elegans.

Op 24 september 1997 verscheen de oprichtingsakte van DevGen in het Staatsblad. Activiteit : biotechnologie. Expertise : genetisch onderzoek op wormen. Proefobject : de Caenorhabditis elegans. De commercialiseerbare kennis die stichter en bezieler Thierry Bogaert (37 j.) uit dit piepkleine wormpje van de familie van de Nematoden kan halen, oogt blijkbaar immens. Want vorige week schreven de Gimv en het gereputeerde Britse investeringsfonds Abingworth in op de eerste schijf van een totale kapitaalverhoging van 300 miljoen frank kapitaal om de jonge Gentse biotechbelofte stapsgewijs op te tillen tot op het niveau van een wereldbedrijf.

Een hele smak geld voor een academische opstart. “Dat klopt,” zegt Patrick Van Beneden, investeringsmanager bij de Gimv. “Een transactie van een dergelijke omvang is vrij uitzonderlijk voor het Oude Continent. Ze gebeurt ook zelden in de beginfase van een onderneming. Het is zelfs de eerste maal dat een gespecialiseerde partner als Abingworth een participatie neemt in een bedrijf op het Europese vasteland.”

DevGen lijkt dus van start te gaan onder een goed gesternte. Opvallend detail : niet minder dan 25 van de 34 biotechfirma’s waarin Abingworth vóór 1997 investeerde, kregen al een publieke notering op de beurs. Het toont aan hoe zorgvuldig en kieskeurig het fonds tewerkgaat.

De opstart

van DevGen is de eerste spin-off van het VIB (Vlaams interuniversitair Instituut voor Biotechnologie). Hij doet ook denken aan de manier waarop het Gentse PGS ( Plant Genetic Systems) in 1982 boven de doopvont werd gehouden. Toen bracht de Gimv ook “kiemgeld” in als startkapitaal. Veertien jaar lang moest het overheidsfonds wachten op een rendabele uitstap. Die kwam er vorig jaar, met de spectaculaire verkoop van PGS aan het Duitse AgrEvo, waardoor de Gimv niet minder dan 4,8 miljard frank incasseerde : een return on investment ( ROI) van achtmaal het geïnvesteerde kapitaal.

Het segment waarin PGS actief is, de agrobiotech, is volop aan een commerciële opmars toe. De berichten over de etikettering en het gebruik van genetisch gewijzigd voedsel zijn vandaag niet meer uit het nieuws te branden (zie Trends, 11 december ’97, blz. 32). Ook de sector van de diagnostica bevindt zich in een marktrijp stadium. Het (wederom) Gentse Innogenetics trok vorig jaar naar de Easdaq en bouwt nu een hypermoderne fabriek in Zwijnaarde.

Explosieve markt voor ontwikkelingsgenetica

Voor DevGen ligt dat anders. Het domein waarin dat bedrijf zich specialiseert de ontwikkelingsgenetica (in casu : functional genomics) is nog volop aan het uitdeinen. Daar zijn het vooral de wetenschappers die de toon zetten, en voorlopig niet de marketeers.

Dat heeft zo zijn nadelen. “De industrie voor ontwikkelingsgenetica explodeert, maar iedereen de grote farmaceutische spelers, de biotechbedrijven en, vooral, Wall Street is verward,” merkte de zakenbank Hambrecht & Quist onlangs in een specifiek rapport over deze sector op. “Wat twaalf maanden geleden nog state of the art was, lijkt nu voorbijgestreefd.” In die mate dat er nu al sprake is van een tweede generatie van marktspelers in dat beloftevolle groeisegment. Zij speuren niet meer zozeer naar de genetische blauwdruk van de mens of het genetisch in kaart brengen van de DNA-streng, maar proberen te achterhalen hoe die genen op elkaar inwerken. Wat is hun functie ? Wat loopt er verkeerd bij die genen waardoor er een bepaald ziekteproces kan ontstaan ?

Eén van de technieken

die daarbij voor een doorbraak kunnen zorgen, is het onderzoek op andere “levende” organismen zoals broodgist, fruitvliegjes, zebravissen, muizen of de worm. Die organismen worden als model gebruikt om er de werking van menselijke genen op te simuleren. In die discipline verrichtte Thierry Bogaert jarenlang vorsingswerk. Na zijn studies dierkunde aan de Universiteit Gent, trok hij naar het buitenland om er te doctoreren op het fruitvliegje (de Drosophila melanogaster). Op het Medical Research Council Lab in Cambridge kwam hij in contact met Sydney Brenner, de grondlegger van het genetisch onderzoekswerk op de Nematode C. elegans. “Onder zijn impuls stortte ik me op dit nieuwe onderzoeksveld,” vertelt de Kortrijkzaan.

Het kleine wormpje, nauwelijks één millimeter groot, geldt als het ideale experimenteermodel om er de werking van onze menselijke genen uit af te leiden. “Het is een heel simpel organisme met een beperkt aantal cellen,” legt Thierry Bogaert uit. “Dit wormpje heeft net zoals de mens zenuwen, spieren en een spijsverteringsstelsel en we kennen het hele genetische ontwikkelingsproces van dit beestje tot in de details.”

Terwijl er in het menselijk brein alleen al 100 miljard neuronen zitten, telt de C. elegans er maar 302. Alle verbindingen tussen die neuronen onderling en het spierstelsel zijn gekend. Door nu de DNA-structuur van dit wormpje te veranderen een vorm van genetische manipulatie kan de werking van bepaalde genen die de ontwikkeling van het zenuwstelsel controleren op selectieve wijze worden verstoord. Op die manier wordt de functie van die genen stapsgewijs zichtbaar. Een groot voordeel van de C. elegans is ook dat het transparant is. Met behulp van speciale microscooptechnieken kan de werking van de neuronen van nabij worden gevolgd.

Economisch multiplicatoreffect

Stilaan maar zeker begon Thierry Bogaert een verband te ontdekken tussen bepaalde ziektebeelden bij het wormpje en bij de mens. Hij verrichtte nog enkele jaren onderzoek in opdracht van Brenner in Singapore, keerde terug naar Cambridge, om dan begin jaren ’90 met zijn gezin naar België te komen. Het was een stap terug. “Ontwikkelingsbiologie wordt in Vlaanderen relatief stiefmoederlijk behandeld,” merkt Thierry Bogaert op. “Ik ben uit het zwart gat moeten kruipen.”

Hij zocht en vond steun bij de Gentse professor Joël van de Kerckhove, die midden de jaren ’80 internationale faam verwierf met de ontwikkeling van een methode voor eiwitsequentiebepaling. “Ik kreeg er de kans om met zijn hulp mijn onderzoeksgroep rond de C. elegans op te zetten en zo de brug te slaan naar het medische onderzoek bij de mens.”

Als telg van een bedrijfsfamilie uit het Kortrijkse, zag Thierry Bogaert al snel het economische multiplicatoreffect in van zijn genetisch vorsingswerk. “Eén manjaar onderzoekswerk op de C. elegans komt overeen met zeven tot acht manjaren intensief genetisch onderzoek op de mens. Als je ervan uitgaat dat één manjaar zo’n 4 miljoen frank kost, dan is het rekensommetje vlug gemaakt. Dit is één facet. Nog veel belangrijker is de tijdswinst die kan gegenereerd worden om op die manier een geneeskundig product in de markt te brengen.”

Dit is in een notendop de commerciële toegevoegde waarde die de expertise uit de functionele ontwikkelingsgenetica kan brengen. Thierry Bogaert twijfelde dan ook niet lang : “Ik pakte mijn valiesje en nam contact op met een aantal bedrijven uit de geneesmiddelenindustrie.”

Janssen Pharmaceutica toonde interesse in een industrieel-wetenschappelijk samenwerkingsproject. Voor de nodige fondsen werd aangeklopt bij het IWT en in 1994 kreeg de onderzoeksgroep van Thierry Bogaert een overheidskrediet uitgekeerd van 100 miljoen frank, gespreid over een periode van drie jaar. “In de biotech komt het er vooral op aan een aantal opportuniteiten vóór de anderen te zien,” weet hij. “Een jaar nadat we de financiering van het IWT kregen toegezegd, werd er ook in de VS gedacht aan de opstart van een gelijkaardig onderzoeksproject rond de C. elegans.”

De internationale voorsprong

die het Gentse geneticabedrijf rond de C. elegans heeft uitgebouwd, is volgens Bogaert aanzienlijk. “In mei van vorig jaar nam ik deel aan een conferentie over dit thema. Daar bleek dat er wereldwijd maar zo’n duizendtal onderzoekers actief zijn op de C. elegans. Maar behalve ikzelf legde er slechts één spreker het rechtstreekse verband met de genetische structuur bij de mens.”

Dit is niet zo verwonderlijk, vindt Rudy Dekeyser, vice-algemeen directeur van het VIB. Zegt hij : “Het onderzoek op de C. elegans als modelsysteem voor de ontwikkelingsgenetica start meestal in academische instellingen. Het vooruithelpen van de wetenschap is er prioritair. Er wordt niet meteen gedacht aan de valorisatie of het verwezenlijken van een technologische transfer naar de industrie. Weinig kwaliteitsvolle wetenschappers zijn ook goede zakenmensen. Thierry Bogaert is een uitzondering : hij ademt een unieke combinatie van business en wetenschap uit. En dat is ons geluk geweest.”

Op zoek naar Europees geld

Het VIB, een vzw die op 6 juli ’95 werd opgericht en begin ’96 operationeel werd met een ambitieus jaarbudget van 960 miljoen frank, draagt de technologische overdracht naar de industrie hoog in het vaandel. Het gaf de onderzoeksgroep rond Thierry Bogaert dan ook de nodige logistieke, technische en administratieve ondersteuning en bracht haar in contact met de Gimv. In het late voorjaar van ’97 begonnen de eerste plannen te rijpen voor de opstart van een onderneming. Ook hier speelde het VIB een cruciale rol. Het hielp mee aan het businessplan en vergezelde DevGen bij zijn zoektocht naar internationaal kapitaal. “Ons advies was dat er ook geld moest worden gezocht buiten de landsgrens,” zegt Patrick Van Beneden. “Het had geen zin om een Vlaams bedrijf op te starten, DevGen moest een internationaal bedrijf worden. We gaven de voorkeur aan een Europese financiële partner. Een fonds dat vertrouwd was met de biotechsector en dat vanuit dat perspectief bereid was om een investering te doen op de lange termijn. En liefst een partner die door zijn jarenlange ervaring in de branche iets meer kon aanbrengen dan enkel financiële steun.”

De Gimv

gaf Thierry Bogaert een lijstje mee met onder meer gespecialiseerde fondsen zoals Atlas Ventures in Nederland, TVM in Duitsland of Sofinova in Frankrijk. Al zeer vroeg liet het Britse Abingworth zijn principiële interesse blijken. Net zoals de Gimv zal dit fonds door een stapsgewijze investering in DevGen op termijn 40 % van de aandelen verwerven. De resterende 20 % blijft bij het management : de groep rond Thierry Bogaert en zijn twee mede-oprichters Wim Van Criekinge (een doctoraatsstudent uit het labo van de intussen gepensioneerde biotechprofessor Walter Fiers) en Michael Hengartner (een Amerikaans toponderzoeker uit Cold Spring Harbor, één van de toplabo’s in biotech uit New York).

“We zijn het enige bedrijf dat het gentechnologisch onderzoek op de C. elegans als kernactiviteit heeft,” maakt Thierry Bogaert zich sterk. Er zijn wel nog andere overigens niet te onderschatten spelers in dit marktsegment actief, maar zij hebben veelal rekening te houden met andere activiteiten. Zo is er het op de Amerikaanse Nasdaq-beurs genoteerde Sequana, dat vorige maand fuseerde met Arris Pharmaceutical Corporation. Eén jaar daarvoor nam Sequana NemaPharm over, een privé-bedrijf dat net zoals DevGen de Nematodeworm als basismodel gebruikt voor zijn genetisch onderzoek. Door die fusie is het nu niet meer zeker of het onderzoek op de C. elegans daar nog een prioriteit is.

Thierry Bogaert blijft voorzichtig. “Ik denk dat er uiteindelijk plaats zal zijn voor een drietal spelers van wereldformaat in dit segment en elk van die spelers zal zich specialiseren in andere ziektebeelden,” voorspelt hij. Maar over het belang van de C. elegans tegenover andere exotische diermodellen zoals de fruitvlieg, het zebravisje of de muis laat hij geen twijfel bestaan. “De C. elegans is de Rolls-Royce onder al die modelsystemen.”

PIET DEPUYDT

THIERRY BOGAERT (DEVGEN) Er zal slechts plaats zijn voor een drietal spelers van wereldformaat in dit marktsegment.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content