De gids met de rugzak
De reiskoorts stijgt, reisgidsen gaan vlot over de toonbank. Helaas stellen ze vaak teleur. Het verschil tussen cheerleaders en critici speelt daarbij een cruciale rol.
Enkele weken geleden ondernam de Washington Post in een omstandige bijdrage een frontale aanval op de sector van de reisgidsen. De krant probeerde te verklaren waarom reisgidsen zo vaak ontgoochelen. Eén van de redenen: de schrijvers ervan gedragen zich meer als cheerleaders dan als echte critici.
De afhankelijkheid van de uitgevers is daaraan niet vreemd. Een hele reeks gidsen wordt immers gesponsord, wat de inhoudelijke objectiviteit allesbehalve bevordert. Andere uitgevers dan weer zetten onderbetaalde medewerkers aan een computer en laten hen de ene week haastig bij elkaar geschraapte varia spuien over Timbuktu, de volgende week bespreken ze de hotels van Los Angeles.
Goede reisgidsen komen echter pas tot stand na een langdurig verblijf ter plaatse, met alle kosten van dien, research, foto’s, kaarten, honoraria. Op een oplage van 20.000 exemplaren – wat voor ons taalgebied al zeer veel is – is het onmogelijk om deze af te schrijven.
Maar het gebeurt ook dat reisgidsen niet in de smaak vallen omdat ze gedateerd zijn. Een boek produceren vergt nu eenmaal redelijk wat tijd, bovendien zit de dienstensector in een razendsnelle evolutie. Het leuke nestje in Rome kan één jaar na publicatie al drie keer van eigenaar veranderd zijn. Het rustige restaurant net buiten Praag ligt na twee seizoenen pal naast een drukke autoweg.
Voor louter objectieve informatie is de reiziger vaak nog beter af met eerder droge gidsen van bijvoorbeeld hotelketens. Als er staat dat het Grand Hotel zes kilometer verwijderd ligt van de luchthaven, 243 kamers en 32 suites telt, een business center en een sauna heeft, is dat meestal waar. Kan men dan geen enkele gids vertrouwen? Toch wel. De groene Michelins blijven een toonbeeld, hoewel ze cultureel gezien uiterst eenzijdig en klassiek zijn geïnspireerd.
Sommige reizigers zweren bij Fodor’s, een reeks die zich netjes op de vlakte houdt. Maar dan zijn er nog de Guides du Routard – Frans – en Lonely Planet – Australisch. Beide reeksen richten zich tot low budget-reizigers, maar vooral Lonely Planet laat zich regelmatig zeer objectief uit over duurdere hotels en restaurants. Deze “gidsen voor rugzaktoeristen” bieden ook een bredere, sociologische en politieke analyse die de obligate clichés van veel gidsen sterk overstijgt. En voor de Verenigde Staten blijven de gidsen van de American Automotive Association en Mobil een standaard. Tenminste wat hotels en restaurants betreft.
MARK VRIJENS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier