De Gazelle is een hardwerkende Vlaming

De hardwerkende Vlaamse bedrijfsleider bestaat nog! Hij heet Gazelle. Maar terwijl meneer of mevrouw Gazelle vroeger industriële ondernemingen leidde, blijkt hij nu meer en meer actief in de dienstensector.

De duizend Gazellen van 2008 creëerden tussen 2002 en 2006 50.551 jobs. Samen realiseerden ze een omzet die 50,63 miljard euro hoger lag dan vijf jaar daarvoor. In deze barre economische tijden zijn het hartverwarmende cijfers. Maar niet iedereen kan een Gazelle zijn. Daarom laat Trends u in één oogopslag bepalen of u een echte Gazelle bent. Doe de test en kruis aan wat bij u past:

> U hebt 100 procent van de aandelen in uw bedrijf

> U participeert ook in andere bedrijven

> U vindt aandeelhouderswaarde de belangrijkste vergoeding voor het geïnvesteerde kapitaal

> Uw loon is relatief bescheiden, tussen 50.000 en 200.000 euro per jaar

> De bedrijfswinst gaat de komende drie jaar omhoog

> U werkt minstens 50 uur per week, maar u vindt dat niet erg.

Alles aangestipt? Proficiat! Als we voortborduren op het jaarlijkse Gazellen-onderzoek van Ernst & Young, bent u het prototype van een Gazelle. Uit het onderzoek komt een vrij coherent beeld naar voor. “Gazellen zijn eigenzinnige ondernemers, typische entrepreneurs: hard werken, zelf de touwtjes in handen willen houden en vooral hun ding doen”, concluderen Jo Sanders en Glenn Huybrecht, partner en senior consultant bij Ernst & Young Advisory. Zij schreven de 1200 Gazellen-bedrijven van de editie 2008 aan en kregen 166 antwoorden, amper één minder dan vorig jaar en een meer dan verantwoorde responsgraad.

Hoewel het een onderzoek is naar de leefwereld van ondernemers en aandeelhouders, gaan de conclusies verder. Zo evolueert Vlaanderen steeds meer tot een logistiek centrum, meent Sanders. “Het is de eerste keer dat er meer respondenten zijn uit de dienstensector (38,4 %) dan uit de productie (34,1 %). Er zijn ook meer vertegenwoordigers van business-to-businesshandel (18,1 %), wat ook op die verschuiving wijst.” Het aandeel retailbedrijven daalt lichtjes tot 9,4 procent, vooral door de verhoogde aanwezigheid van internationale ketens.

De aandeelhouder

Bijna driekwart van de Gazellen-ondernemers heeft alle aandelen in handen en 88,1 procent heeft de meerderheid. “Er is dus nog een enorme ruimte voor de intrede van industriële of financiële partners, of voor een overname”, zegt Sanders.

Het beeld van de typische entrepreneur wordt door de praktijk bevestigd. Wellicht is het geen toeval dat in meer dan twee derde van de Gazellen-bedrijven de eerste generatie nog altijd hoofdeigenaar is van de onderneming. Tweede- en derdegeneratie-entrepreneurs houden dat snelle groeiritme blijkbaar moeilijker aan. Net geen vier procent is in handen van de vierde generatie of een niet-familiale eigenaar. Toch is bij iets meer dan een kwart van de bedrijven (26,3 %) het hoofdaandeelhouderschap de voorbije vijf jaar gewijzigd, wat er dus op neerkomt dat bij die bedrijven de volgende generatie aan het roer staat.

Volgens het cliché staat onze type-entrepreneur op zijn financiële onafhankelijkheid. En jawel hoor: ruim 56,6 procent heeft persoonlijke middelen aangesproken om de investering in het kapitaal te financieren. Banken zijn goed voor ruim een derde (34,2 %), wat in vergelijking met niet-Gazellen-bedrijven een relatief laag cijfer is. Van wie bij de bank leende, moest ongeveer de helft waarborgen geven. Bij de andere helft had de bank genoeg aan het businessplan.

Wat doet die klassieke entrepreneur met zijn winst? Herinvesteren om de aandeelhouderswaarde te vergroten. Dat blijkt voor 61,8 procent van de Gazellen-bedrijven het systeem dat de voorkeur verdient als vergoeding van het geïnvesteerde kapitaal. “Typisch voor eerstegeneratiebedrijven: ze zitten er met hun hebben en houden in.” Toch verkiest 28,9 procent een maximaal dividendrendement. “Dat kan de voorbode zijn van een verkoop, maar omdat bij een kwart van de bedrijven het hoofdaandeelhouderschap is gewijzigd de jongste vijf jaar, kan het ook wijzen op de uitkoop van andere familieleden”, zegt Huybrecht. Tussen haakjes: het rendement wordt door iets meer dan 42 procent geschat op meer dan acht procent en nog eens 26 procent houdt het op meer dan vier procent. Toegegeven: de enquête werd afgenomen voor de financiële crisis, maar zelfs dan blijven het rendementen die kunnen tellen. Volgens iets meer dan twee derde stijgt het rendement zelfs, terwijl geen enkele respondent een daling ervaart. Sanders verklaart dit doordat veel Gazellen actief zijn in niches, die minder conjunctuurgevoelig zijn.

Opvallend is dat slechts een kwart van de Gazellen eraan denkt op termijn zijn bedrijf te verkopen. Misschien nog veelzeggender is dat ruim 30 procent nog niet heeft stilgestaan bij de eigen opvolging. “Tja, het zijn natuurlijk vooral eerstegeneratie-ondernemers”, merkt Sanders op. “De tweede en derde generatie zijn al eens door dat proces gegaan en denken daar meestal vroeger en gestructureerder aan, want het is een proces dat je best een aantal jaar op voorhand begint, om een fair proces af te spreken, waardoor er achteraf geen of minder familieruzies ontstaan.”

De meeste Gazellen zijn serial entrepreneurs: 64,5 procent participeert ook in andere bedrijven. Die andere ondernemingen zijn vooral gevestigd in België (68,2 %) of in Europa (23,5 %). Slechts 8,2 procent is actief buiten Europa. Geen enkele respondent geeft aan in die bedrijven te participeren vanwege de loonkost. De grootste redenen zijn de complementariteit aan de eigen firma (34,4 %) of omdat het een dochterbedrijf is (30 %). 21,1 procent maakt gewag van een ‘andere reden’, wat volgens Huybrecht vermoedelijk ook verwijst naar een rol als business angel die een aantal van deze bedrijfsleiders op zich neemt.

Volgens Sanders hebben de meeste dynamische groeibedrijven intussen iets geleerd over export: ze hoeven niet eerst de buurlanden te veroveren, ze kunnen dadelijk een stapje verder. “Eerst begin je met een verkoopsvestiging om aan marktontwikkeling te doen. Pas later volgt eventueel de productie. Aan deze resultaten zie je dat de meesten in die eerste fase zitten, anders had loon- of productiekost wellicht zwaarder meegespeeld. Deze bedrijven letten vooral op de omzet en de marges, eerder dan de kosten.”

De manager

Het tweede deel van het onderzoek richt zich vooral op het management. Dat gebeurt al voor 27,6 procent door niet-familieleden. “Opvallend is dat dit vooral het geval is bij de eerstegeneratie-aandeelhouders. Wellicht gebeurt dit gedeeltelijk als overgang naar een verkoop of naar de volgende generatie.”

Managers krijgen vooral een vast loon en ook een bedrijfswagen, pensioenverzekering, hospitalisatieverzekering, onkostenvergoeding en bonussen zijn er voor minstens vier op de tien. Dat vaste loon is vrij bescheiden: 56,9 procent houdt het op 50.000 tot 200.000 euro bruto per jaar. Dat strookt ook met de eerdere conclusie: niet het loon weegt door, maar de creatie van aandeelhouderswaarde. “Dat is ook een stimulerende factor voor de werknemers: ze zien dat de baas hard werkt, maar geen grote sier maakt. Zo creëer je respect.”

Bovendien zijn de bedrijfsleiders hun geld waard, althans volgens henzelf: de komende drie jaar verwacht bijna 80 procent een groei van de omzet en nog niet één op twintig een daling. Toch zijn de Gazellen niet helemaal ongevoelig voor de mindere conjunctuur. Ruim zes op tien verwacht een groei van de winstgevendheid, tegenover een kwart die een stagnering ziet en net geen één op tien die een daling verwacht. Maar al bij al zijn ze daarmee een stuk minder optimistisch dan de Gazellen van 2007, waar de cijfers uitkwamen op 72,8 procent groei, 21,6 procent stagnatie en 5,6 procent daling. “Ze verwachten dat de loonkost sneller stijgt dan de inflatie, wat toch drukt op de marges”, verklaart Sanders.

Gazellen durven ook over de grenzen kijken: één op de acht van de productiebedrijven maakt zijn waren volledig in het buitenland, terwijl nog eens iets meer dan twee op acht zowel in België als daarbuiten produceert. Opmerkelijk is dat zowat één op vijf eraan denkt de komende jaren gedeeltelijk te verhuizen. “Vorig jaar dacht vier op tien eraan om geheel of gedeeltelijk te verhuizen, dus het positivisme dat de grote geldpotten in het buitenland liggen, heeft duidelijk een knauw gekregen.”

Eindigen doen we bij het begin, met name die hardwerkende bedrijfsleider. Want ruim driekwart van de ondervraagden geeft aan minstens 50 uur per week te werken en ruim 43 procent zelfs meer dan 60 uur. Vier op tien willen dat in de toekomst afbouwen, maar voor 57,7 procent mag dat blijven. “Zoveel werken is voor hen geen straf: ze doen het graag”, zegt Sanders. “Het is hun hobby en hun leven. Zeker in een sterk groeiend bedrijf is dat voor hen voldoende motivatie. (T)

Door Luc Huysmans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content