De factuur van een ramp is betaalbaar, maar hoe?
Industriële bedrijven veroorzaken soms een ramp voor mens of milieu.
Terwijl de advocaten en verzekerings-maatschappijen elkaar in de haren vliegen, moeten de slachtoffers jaren wachten op een vergoeding.
De Europese Unie verstrengt nu haar richtlijnen over de aansprakelijkheid van bedrijven. Veel effect zullen ze niet hebben. Wat zijn de alternatieven?
Op vrijdag 3 december organiseert Greenpeace een internationaal seminarie over ‘corporate accountability’ in Passa Porta, Dansaertstraat 46, 1000 Brussel. Inlichtingen: tel. 02 274 02 13.
In de nacht van 2 op 3 december 1984 ontsnapte veertig ton methylisocyanaat uit de pesticidefabriek van Union Carbide in Bhopal (India). Door de gifwolk stierven 8000 inwoners binnen een week.
Vandaag is het aantal slachtoffers opgelopen tot 20.000 doden. De overlevenden betalen nog altijd de prijs van de ramp. Ondertussen ligt het fabrieksterrein er verlaten bij. Twintig jaar na de feiten is overheid noch bedrijf – inmiddels overgenomen door chemiereus Dow – aan de sanering begonnen. Het water in de omgeving is nog altijd besmet.
“In theorie is Bhopal een dossier van klassieke schuldaansprakelijkheid met een duidelijk verband tussen oorzaak en gevolg,” zegt milieujurist Marc Van Passel, vennoot van het Antwerpse advocatenbureau Lexeco. “Hier moet het verantwoordelijke bedrijf dus de slachtoffers vergoeden. Hetzelfde geldt voor de gasontploffing in Gellingen.”
Gelukkig zijn deze slachtoffers nog extra gedekt door een arbeidsongevallenverzekering. Wauthier Robyns, woordvoerder van de verzekeringsfederatie Assuralia: “Behalve medische kosten voorzien alle polissen in vervangingsinkomens bij tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid. Wel vissen de partners die niet getrouwd zijn, nog altijd achter het net. Zij kunnen alleen een beroep doen op de verzekering tegen burgerlijke aansprakelijk van de verantwoordelijken.”
Druk van de milieubeweging
Onder druk van de milieubeweging vindt in het burgerlijk recht echter een evolutie van schuld- naar risicoaansprakelijkheid plaats. Deze responsabilisering – ook wel objectieve aansprakelijkheid genoemd – betekent dat je niet hoeft te bewijzen dat een persoon of vennootschap verantwoordelijk voor de schade is, ook al heeft die geen fout begaan. De loutere hoedanigheid van eigenaar, gebruiker of exploitant volstaat om voor de kosten te moeten opdraaien.
De wetgever hanteert deze filosofie al in het bodemsaneringsdecreet of de behandeling van giftig afval. Drukkingsgroepen zoals Greenpeace eisen een veralgemening van dit rechtsbeginsel. Verzekeringen dekken de schade aan personen, goederen of locaties, maar niet aan het milieu in de brede zin van het woord. Dit betekent dat de belastingbetaler opdraait voor de peperdure saneringen van de natuur.
Lange tijd heeft het ernaar uitgezien dat de groenen het gelijk aan hun kant zouden krijgen. In 1989 werkte de Europese Commissie een ontwerp van richtlijn uit, dat de producent van afvalstoffen wettelijk aansprakelijk stelde voor de schade en milieuletsels, zonder dat hem enige schuld trof. Maar de lidstaten pikten een veralgemening van de objectieve aansprakelijkheid niet. Van Passel: “Stel dat een bouwheer verantwoordelijk zou zijn voor alles wat er op zijn werf gebeurt. Dat is niet leefbaar. Hij kan toch moeilijk opdraaien voor een onderaannemer die de wettelijke regels aan zijn laars lapt. Dan wordt er in ons land geen woning meer gebouwd.”
Daarom zwakte Europa het oorspronkelijke voorstel af. Van Passel: “Volgens de definitieve richtlijn van april 2004 zijn alleen de vervuilers in sectoren met een verhoogd risico – chemie, afval en zware metalen ( nvdr – de nucleaire sector is vrijgesteld) – objectief aansprakelijk voor de preventie en het herstel van milieuschade. Wel kunnen de bedrijven een verweer inroepen als hun activiteiten door de overheid vergund zijn. Ze zijn ook niet verplicht een verzekering tegen milieu- risico’s af te sluiten. De lidstaten mogen trouwens zelf beslissen of ze uitzonderingen toestaan voor ondernemingen die al veel in veiligheid geïnvesteerd hebben.”
Of deze richtlijn veel zal veranderen, valt te betwijfelen. Aan algemene productaansprakelijkheid, waarbij de fabrikanten verantwoordelijk gesteld worden voor alle mogelijke schade van hun producten, denkt Europa voorlopig nog niet. Van Passel: “In Amerika hebben rechters al tabaksfabrikanten veroordeeld tot een schadevergoeding van sommige rokers met longkanker. In onze rechtsleer heerst geen traditie van claims.”
Rechten van slachtoffers
Op zich heeft Van Passel niets tegen objectieve aansprakelijkheid: “Dat principe komt het best tegemoet aan de rechten van de slachtoffers. Ze blijven in de klassieke schuldleer namelijk in de kou staan als het oorzakelijke verband niet bewezen is of als de daders failliet zijn, zoals in het geval van Union Carbide.”
Bovendien is preventie altijd goedkoper dan remedie. Van Passel: “Maar je moet de doelstellingen van het principe duidelijk en evenwichtig afbakenen zonder al te hoge kosten op het bedrijfsleven te leggen, want dan is het systeem niet meer verzekerbaar, en dus onwerkbaar.”
Ondanks het nobele streven kan objectieve aansprakelijkheid tot perverse gevolgen leiden, verduidelijkt Van Passel. “Als je het principe altijd en overal toepast, verdwijnen op termijn alle kleine spelers van de markt. Alleen multinationals die over een grote financiële draagkracht beschikken, kunnen zich nog indekken tegen alle mogelijke risico’s. En dat kan toch niet de bedoeling zijn van de andersglobalisten, die zo sterk op de richtlijn hebben aangedrongen.” Ook bestaat het gevaar dat de gebruikers niet meer zo zorgzaam omgaan met de milieuregels, omdat alles toch verzekerd is. “Kijk maar naar het lakse gedrag van sommige autobestuurders met een leasingwagen.”
Daarnaast moet je rekening houden met de grenzen van de responsabilisering, vindt Van Passel. “Je kunt niet elke vervuiling uitsluiten. Zolang de mens leeft, zullen er emissies zijn. Elke keer dat je uitademt, stoot je een broeikasgas – CO2 – uit, wat onrechtstreeks bijdraagt tot de opwarming van de aarde.”
Voorts wijst Van Passel, een professor Milieurecht aan de Universiteit Antwerpen Management School ( UAMS), op het ecologische gedrag van de meeste bedrijven. “Het milieubewustzijn van de ondernemer is veel groter dan van de gemiddelde burger. Hij weet namelijk wat de mogelijke gevolgen van zijn fouten zijn. Ik ken geen enkele bedrijfsleider die zich niet ergert aan het wegwerpgedrag van sommige autobestuurders. Ook legt de overheid steeds meer milieuverplichtingen op aan vennootschappen om ecologische rampen te vermijden. Denk maar aan alle veiligheidsnormen die in de bouw- en exploitatievergunning staan. Maar er kan altijd iets mislopen. Daarom moet je naar een pragmatische oplossing zoeken. Anders bestaat het gevaar dat niemand nog één risico wil nemen en staat alles stil. In die zin werkt de huidige paniekreactie bij de rechterlijke en uitvoerende macht in Europa verlammend op elke zin voor initiatief. Gelukkig nemen de wetgevers een meer genuanceerde houding aan. De oprichting van specifieke milieurechtbanken in ons land zou geen slechte zaak zijn.”
Van Passel pleit voor een pragmatische toepassing van het voorzorgsprincipe (zie kader: “Voorzorgsprincipe remt onze ontwikkeling”). “Je moet alle maatregelen nemen om hinder te vermijden. Maar zolang bedrijven binnen het vergunningsstelsel de best beschikbare technieken gebruiken, kunnen ze toch moeilijk verantwoordelijk gesteld worden voor elke mogelijke schade die hun activiteiten ooit zouden veroorzaken. Daarom moet de administratie van Leefmilieu afwijkingen om economische redenen toelaten. Het is goed dat Greenpeace het maatschappelijke debat over milieu-aansprakelijkheid opvoert, maar je moet het kind niet met het badwater weggooien.”
De oplossing: een waarborgfonds
Ondertussen buigt een multidisciplinaire werkgroep onder leiding van professor Hubert Bocken ( Universiteit Gent) zich over de omzetting van de richtlijn in Vlaamse wetgeving. Tegen september 2005 moet de raad der wijzen een advies op tafel leggen. Maar het enthousiasme van de verzekeringssector voor het initiatief brandt op een laag pitje.
Jean Rogge, algemeen adviseur van Assuralia: “De maatregel laat verschillende opties voor de lidstaten open om in-strumenten voor financiële zekerheid te ontwikkelen. Hierdoor kan concurrentievervalsing ontstaan. Daarom pleiten wij voor een zo gemeenschappelijk mogelijke aanpak. Als elke regio de richtlijn op eigen wijze invult, zullen de problemen nog toenemen. Op de markt bestaat namelijk nog geen echte publieke aansprakelijkheidsverzekering.”
De kwantificering van milieuschade blijkt een harde dobber te zijn. Rogge: “Je kunt de risico’s moeilijk voorspellen. Dat maakt verzekeren praktisch onmogelijk. Zo bots je onmiddellijk op problemen van transparantie en rechtszekerheid. De huidige polissen dekken geen preventieverplichtingen en herstelmaatregelen, zoals de richtlijn voorstelt. Hoewel een verzekering tegen milieuschade niet verplicht wordt, moeten de lidstaten zulke formules toch aanmoedigen. Maar de markt vraagt daar niet naar. Na het bodemsaneringsdecreet, dat de grootste last bij de exploitant-eigenaar legt, zijn alleen waarborgverzekeringen ontwikkeld om eventuele kosten te kunnen dekken. Je moet immers de grenzen kennen om een goed verzekeringsproduct te kunnen maken. Maar wat is de kostprijs om flora en fauna na een ramp te herstellen?”
Om wantoestanden te vermijden, denkt de commissie-Bocken nu aan de verplichting van een insolvabiliteitsverzekering. Rogge: “Als gevolg van een catastrofe sluiten sommige bedrijven hun boeken, waardoor de slachtoffers in de kou blijven staan. Als alle verzekeringnemers nu in een soort waarborgfonds hun bijdragen storten, kunnen de gedupeerden toch vergoed worden.” Ook de zogenaamde levensongevallenverzekering bieden een oplossing. Robyns: “Die formule is geschikt voor kleine en grote rampen. Zo worden de slachtoffers onmiddellijk uitbetaald, voordat de rechtbank de schuldige heeft aangewezen.”
Eric Pompen
“Als gevolg van een catastrofe sluiten sommige bedrijven hun boeken, waardoor de slachtoffers in de kou blijven staan.”
“Als alle verzekeringnemers hun bijdragen in een soort waarborgfonds storten, kunnen de gedupeerden toch vergoed worden.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier