De ethiek van het kapitalisme

Het kapitalisme biedt de beste garanties voor ethisch gedrag. Een pleidooi met stellingen en objecties.

Intellectuelen haalden vroeger hun hart op in grote discussies over het communisme en het kapitalisme. Sinds het einde van de jaren tachtig zijn deze discussies verstomd. Het kapitalisme heeft zich het enige (op termijn) werkbare systeem getoond. Zelfs socialistische intellectuelen hebben zich verzoend met het marktmechanisme, zij het niet van harte. Het kapitalisme wordt wel aanvaard, maar het blijft een ethisch verwerpelijk systeem. Concurrentie en winstbejag kunnen onmogelijk leiden tot een moreel hoogstaande samenleving.

Ik wil net het omgekeerde aantonen: het kapitalisme biedt de beste garanties voor ethisch gedrag. Meer dan alle andere tot nu toe uitgeprobeerde systemen van maatschappelijke organisatie.

POSTULAAT.

Er kan slechts sprake zijn van moreel handelen indien mensen vrij zijn om keuzen te maken, met andere woorden de keuze hebben tussen het goede en het kwade.

Mensen die niet vrij zijn, kunnen geen morele keuze maken. Ze moeten de gedragscodes volgen die hen worden opgelegd. In een onvrij maatschappelijk systeem doen misschien vele mensen geen kwaad en handelen ze moreel. Als hun handelen echter niet het resultaat is van een vrije keuze kunnen we dit handelen niet als moreel bestempelen.

EERSTE STELLING.

Alleen een liberaal maatschappelijk systeem garandeert de vrijheid die nodig is om tot moreel handelen te komen.

Met een liberaal maatschappelijk systeem bedoel ik een stelsel dat twee kenmerken bezit: democratische besluitvorming en vrije markt (kapitalisme). Dit systeem combineert politieke en economische vrijheid. Beide zijn nodig om de vrijheid mogelijk te maken die de mensen tot moreel handelen leidt.

Een liberaal maatschappelijk systeem is dus een noodzakelijke voorwaarde voor ethisch handelen. Of ze ook voldoende is, daar kom ik later op terug.

EERSTE OBJECTIE. Vrijheid is inderdaad een noodzakelijke voorwaarde voor ethisch handelen. Maar het is niet het kapitalisme dat de mensen vrijmaakt, wel de democratie. Die objectie zal ik weerleggen in mijn tweede stelling.

TWEEDE STELLING.

Een democratie kan slechts ontstaan in een kapitalistische omgeving. Politieke vrijheid is dus niet mogelijk zonder economische vrijheid.

Om dit te bewijzen, gebruik ik een redenering a contrario. Veronderstel een planeconomie waarin de overheid het economisch programma vastlegt in een reeks gedetailleerde instructies. Het gedrag van de mensen wordt dan bepaald door het principe van gehoorzaamheid. De overheid beveelt, de onderdanen moeten de bevelen opvolgen. Een dergelijk economisch systeem is fundamenteel in contradictie met een politieke democratie. Deze laatste is gebaseerd op de idee dat mensen beslissingen van de overheid mogen betwisten, en als ze een meerderheid kunnen vinden, deze beslissingen kunnen tenietdoen. Economisch dirigisme en politieke democratie zijn als water en vuur. Ze kunnen niet samen bestaan.

De feiten bevestigen deze stelling. Er bestaan gewoon geen democratische regimes in niet-kapitalistische economische systemen. Dit wordt op een frappante wijze geïllustreerd door de recente gebeurtenissen in Oost-Europa. De landen die zijn overgestapt naar democratie hebben tegelijkertijd het kapitalisme geadopteerd.

De democratie heeft het kapitalisme nodig, maar het omgekeerde is niet noodzakelijk waar. Het beste voorbeeld vandaag is China, waar het kapitalisme werd geïntroduceerd terwijl het autoritair politiek stelsel bleef bestaan. Toch leert de geschiedenis dat het kapitalisme slechts tot volle ontplooiing komt als het uitmondt in een democratisch regime. Als China, zoals Korea bijvoorbeeld, economisch volledig wil doorbreken, zal het land verplicht zijn een politiek liberaliseringsproces door te voeren.

Ik neem opnieuw mijn vraag op: kapitalisme en democratie zijn weliswaar noodzakelijk voor de ethische ontplooiing van de mensen, zijn ze echter voldoende? Beïnvloed door het marxistisch denken, antwoorden vele critici negatief en formuleren de volgende objectie.

TWEEDE OBJECTIE. Het liberaal maatschappelijk stelsel verleent weliswaar formele vrijheid aan de mensen. Voor velen die geen of weinig middelen van bestaan hebben, is deze vrijheid echter zuiver theoretisch. Mensen die honger lijden, zijn niet vrij en kunnen dus ook geen morele keuzen maken.

Deze objectie was bijzonder populair gedurende mei ’68, en is nog altijd invloedrijk. Mijn antwoord formuleer ik in de vorm van een derde stelling.

DERDE STELLING.

Het liberaal maatschappelijk stelsel is het enige dat over voldoende zelfcorrigerende mechanismen beschikt om de mensen ook economisch vrij te maken, en op die manier moreel te verheffen.

Het kapitalisme heeft aanvankelijk tot uitbuiting en miserie geleid. Maar via democratie en zelfcorrectie werden deze sociale excessen weggewerkt. Het algemeen stemrecht bijvoorbeeld heeft de macht gegeven aan de arbeiders om sociale wetten door het parlement te duwen en om een systeem van sociale zekerheid uit te bouwen. De sociale zekerheid is een uitvinding van het liberaal economisch stelsel. Dit heeft correcties aangebracht aan het kapitalisme en er elementen van solidariteit aan toegevoegd. Deze evolutie heeft aan het kapitalisme meer legitimiteit gegeven en is dus ten goede gekomen aan de kapitalisten zelf. Tegelijk heeft het een grote graad van economische vrijheid voor de grote massa van de mensen mogelijk gemaakt.

DERDE OBJECTIE. De wetten van het kapitalisme zijn gebaseerd op concurrentie, de strijd van de ene tegen de andere. Hoe kan zo een systeem moreel verantwoord zijn? Deze objectie is bijzonder actueel. We leven immers in een tijd waarin de concurrentie zich uitbreidt tot de hele wereld. Fabriekssluitingen zoals die van Renault-Vilvoorde zijn er het gevolg van. Is dit niet het finaal bewijs van het moreel failliet van het kapitalisme?

Deze objectie is misschien wel de moeilijkste om te weerleggen. Ik zal mijn betoog opbouwen rond twee stellingen, mijn vierde en vijfde.

VIERDE STELLING.

Concurrentie is niet inherent aan het kapitalisme. Ze zit ingebakken in de natuur van het menselijk bestaan.

Het menselijk bestaan wordt gekenmerkt door schaarste (aan tijd, ruimte, natuurlijke rijkdommen enzovoort). En schaarste leidt tot concurrentie. We zijn als het ware veroordeeld tot het voeren van concurrentie omdat we nu eenmaal in een eindige en beperkte wereld leven. Concurrentie verdwijnt dus niet in andere maatschappelijke systemen. In communistische regimes is de concurrentie even intens geweest. De massaslachtingen onder Hitler, Stalin en Mao waren een uitdrukking van intense concurrentie om de macht.

Concurrentie leidt tot een drang naar vernieuwing die zich manifesteert in een “trial and error”-proces. Nieuwe ideeën, producten, productiemethodes ontstaan en worden uitgetest. De meeste breken nooit door, maar de succesrijke vernieuwingen verdrijven oude ideeën, producten en productieprocessen. Creatie en destructie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Concurrentie leidt tot vooruitgang, maar maakt altijd sommigen gelukkig en anderen ongelukkig.

Keren we terug naar Renault-Vilvoorde. Sinds 1975 gingen er per jaar gemiddeld 25.000 industriële jobs verloren en kwamen er ongeveer evenveel bij in de dienstensector. De Renault-sluiting is dus geen nieuw gegeven, maar weerspiegelt een fundamentele dynamiek van het kapitalisme: een vooruitgang door afbraak van oude activiteiten en creatie van nieuwe. Deze dynamiek is al 200 jaar aan de gang.

Het feit dat creatieve destructie altijd heeft bestaan, maakt deze dynamiek nog niet moreel aanvaardbaar. Alvorens de moraliteit van een dergelijke dynamiek te onderzoeken, is het belangrijk te weten of vooruitgang wel op een andere manier kan georganiseerd worden. Ik denk dat het inderdaad niet anders kan. Ook in de natuur is natuurlijke selectie, gebaseerd op concurrentie, de dominante dynamiek van vooruitgang.

Kan het anders in maatschappelijke processen? We zijn in ons denken hierover sterk beïnvloed geweest door het westers teleologisch denken dat stelt dat de evolutie tendeert naar een vooraf bepaald doel. Als het doel gekend is, kan de evolutie gestuurd worden. De maatschappij is maakbaar. De laatste grote ideologie die van deze idee uitging, is het marxisme. Spijtig genoeg hebben we hier te maken met utopieën, gevaarlijke utopieën zelfs. De mens tast volledig in het duister over de richting waarin de evolutie tendeert. Vooruitgang in de menselijke samenleving is gebaseerd op dezelfde processen als deze die aanwezig zijn in de natuur. En die processen zijn in essentie onvoorspelbaar.

De interessante ethische vraag is dus niet hoe de concurrentie uitschakelen. Concurrentie kan in deze onvolmaakte wereld niet uitgeschakeld worden. De enige interessante ethische vraag is hoe deze concurrentie kan gekanaliseerd worden zodat het creatieve van de concurrentie de bovenhand haalt boven het destructieve.

VIJFDE STELLING.

Het liberaal maatschappelijk systeem is het best geschikt om de onvermijdelijke concurrentie tussen mensen te kanaliseren naar creatieve oplossingen.

De grote intellectuele illusie van deze eeuw bestond erin te geloven dat een socialistisch regime dat de economische concurrentie aan banden legde, de creativiteit van de mensen zou bevorderen. Het minste wat kan gesteld worden is dat in deze regimes de concurrentie naar de macht tot nooit eerder geziene destructie heeft geleid. Waarom is dat zo? Het antwoord is relatief eenvoudig. In dergelijke systemen concurreren mensen in de politieke markt. Politiek heeft te maken met herverdeling, en herverdeling is in essentie een “zero-sum game”. Wat de ene krijgt, moet afgenomen worden van de andere. Het resultaat is dat de concurrentiestrijd in de politieke arena een verbeten en dikwijls gewelddadig karakter heeft. Als alle maatschappelijke problemen, inclusief de economische problemen, langs de politieke weg moeten beslecht worden, ontaardt een dergelijk systeem in repressie en geweld.

Concurrentie in vrije markten gebeurt in een “constant-sum game”. Het succes van de ene betekent niet noodzakelijk het verlies van de andere. Integendeel, het succes van de ene verhoogt de welvaart van velen. Wanneer een onderneming, gedreven door concurrentie, een nieuwe goedkopere productiemethode vindt, of een nieuw product ontdekt, dan profiteert niet alleen de onderneming ervan maar ook miljoenen consumenten. De concurrentie heeft een enorm creatief potentieel.

De paradox van de concurrentie in vrije markten is dat ze niet alleen creatieve processen in gang zet, maar dat ze ook, meer dan elk ander systeem, mensen ertoe aanzet samen te werken. Samenwerking is heel dikwijls de beste manier om het hoofd te bieden aan externe concurrentie. De managementboeken van vandaag erkennen dat de meest succesrijke ondernemingen deze zijn die de samenwerking in het bedrijf optimaal organiseren. Het samen zoeken naar creatieve oplossingen wordt in een concurrentiële marktomgeving veel beter gestimuleerd dan in regimes van overheidsmonopolies waar economische concurrentie werd uitgeschakeld.

Een vrijemarktsysteem laat beter dan elk ander stelsel toe om een evenwicht te vinden tussen samenwerking en concurrentie. Dit doet ze door spontane processen van “trial and error”. Samenwerkingsverbanden worden uitgetest. Als ze performant blijken te zijn, worden ze behouden. Op termijn groeien marktsystemen uit tot grote netwerken van spontane samenwerking die in evenwicht worden gehouden door de externe controle van de concurrentie.

PARADOX.

We leven in een tijd van morele ontreddering. Dit is tenminste wat de intellectuele elite voortdurend herhaalt. Het eigenaardige is dat de elite dit reeds honderden jaren herhaalt. Ik heb dus grote twijfels of de mensen zich vandaag moreel meer ontredderd voelen dan bijvoorbeeld vijftig jaar geleden (toen miljoenen mensen in Europa werden afgeslacht) of honderd jaar geleden enzovoort.

Toch kan niet geloochend worden dat er bij vele mensen minder moreel houvast is dan vroeger. Dit geeft de indruk dat er een morele achteruitgang is in de maatschappij. Er is wat men noemt normvervaging. Dit kan men de prijs noemen die het liberaal maatschappelijk systeem betaalt voor zijn succes. De toegenomen vrijheid van de mensen laat hen toe zelf keuzen te maken, en dus ook slechte keuzen te maken. Onze voorvaderen, voor wie het leven van het begin tot het einde gepredetermineerd was, werden veel meer dan wij gedwongen de bestaande normen te eerbiedigen. De noodzaak om zelf te kiezen, maakt vele mensen oncomfortabel en doet hen dromen van de “goede oude tijd”. Ze vergeten dat in de goede oude tijd de meeste beslissingen die het leven van individuen bepaalden door een repressieve elite werden genomen. De vlucht naar het comfort van de zogenaamde morele zekerheden van het verleden is ook een vlucht naar de slavernij. We kunnen alleen maar hopen dat deze drang naar zekerheden die bij vele mensen bestaat hen niet in de val doet lokken van sommigen die hen dergelijke zekerheden beloven, maar tegelijk hun vrijheid zullen ontnemen.

Tenslotte nog dit. Ik heb in mijn betoog een ethiek van het haalbare ontwikkeld. Natuurlijk kan het liberaal maatschappelijk stelsel dat ik op morele gronden verdedigd heb, niet “concurreren” met de ideale maatschappijvormen waar we over dromen. Met maatschappijvormen die in de hemel of in utopia zullen bestaan, en waar de mensen niet meer aan fysische beperkingen onderhevig zullen zijn. In het licht van deze ideale maatschappijen is het kapitalisme inderdaad verderfelijk. In het licht van de onvolmaakte wereld waarin we leven, is het kapitalisme vanuit moreel oogpunt het minst slechte van al wat reeds geprobeerd werd.

Paul De Grauwe is hoogleraar aan de KU Leuven.

PAUL DE GRAUWE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content