De eeuw van de emowet

Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

Politici stemmen in een recordtijd arbeidswetten met vaak absurde gevolgen. Rechters en advocaten mogen het puin ruimen. Dat is een van de recente tendensen in het arbeidsrecht, die advocaat Herman van Hoogenbemt optekende.

Dit zijn de jaren van de emowetten. ‘s Morgens hoort een minister dat een postbode zelfmoord heeft gepleegd nadat hij gepest werd, ‘s middags verklaart hij dat er dringend nood is aan nieuwe regels en een tijd later stemt het parlement een wet – liefst met een strafrechtelijk luik – die met haken en ogen aan elkaar hangt. Dat soort gepruts is trouwens geen monopolie van paars. De wet-Renault van 1998 is een voorbeeld van hoe het niet moet. Kijk naar de manier waarop de politiek én de vakbonden deze wet compleet negeren in de huidige affaire rond Volkswagen Vorst.”

Herman van Hoogenbemt is vennoot van het advocatenkantoor Tilleman van Hoogenbemt, een van de topkantoren op het gebied van arbeids- en socialezekerheidsrecht. Deze maand rolt zijn boek Jobs & Recht van de persen van LannooCampus. Het belooft een standaardwerk te worden, want zelden werd deze rechtstak voor niet-specialisten ontsloten. Van Hoogenbemt schetst de praktijk van de rechtbanken in de periode 2000-2005. “Het arbeidsrecht verandert voortdurend, en dat met 100 per uur,” vertelt hij. “De burger is mondiger en aanvaardt niet zomaar wat zijn werkgever voor hem in petto heeft. Dat leidt tot veel rechtspraak en dus tot een permanente evolutie.”

De rechters worden ook actiever door het gebrek aan kwaliteit van de wetten. Van Hoogenbemt: “De rechtszekerheid is soms compleet zoek, en dan moet de rechtbank de wettelijke regels inhoud geven, de hiaten opvullen en de tegenstrijdigheden uitvlakken.” Aan de hand van enkele concrete dossiers schetst Herman van Hoogenbemt de belangrijkste tendensen.

Cassatie blokt jacht op zelfstandigen

Een persoon werkt als zelfstandige voor een ander bedrijf. Hij levert voltijdse prestaties in de lokalen, met het gereedschap van zijn opdrachtgever. Hij heeft geen enkele beheersautonomie. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) vindt dat de betrokkene een werknemer is en dagvaardt de opdrachtgever voor de rechtbank. De zaak komt uiteindelijk voor Cassatie, dat uitdrukkelijk stelt dat de kwalificatie die de partij zelf geeft aan zijn verhouding met een andere partij telt. Dat hij daar achteraf verbaal op terugkomt, heeft geen gevolg op de rechtsgeldigheid van het contract en maakt van hem geen ‘valse’ zelfstandige.

Herman Van Hoogenbemt: “Dit is ongetwijfeld de belangrijkste evolutie van de laatste jaren. Decennialang overheerste de stelling dat de kwalificatie van de partijen de rechter niet bond. Zo kon de overheid een heksenjacht houden op de zelfstandigen, om hen via een herkwalificatie onder de sociale zekerheid te laten vallen. De wil van de contracten primeert vandaag echter op de betekenis die de RSZ aan die relatie geeft, tenzij die aantoonbaar vals is. Maar goed ook. De regering spendeert miljoenen om de ondernemingszin aan te zwengelen, en als iemand dan zelfstandige wil worden, tracht men hem bevoogdend in bescherming te nemen. Net of er iets minderwaardigs of illegaals is aan het statuut van een zelfstandige.” Cassatie gaf de RSZ ook ongelijk, toen die een aantal criteria formuleerde die economische afhankelijkheid meteen gelijkschakelde met een gezagsrelatie. Van Hoogenbemt merkte tot zijn afgrijzen dat hij volgens de nieuwe regels ei zo na een bediende was van zijn eigen kantoor. “Gelukkig was Cassatie zeer consequent,” glimlacht de advocaat. Andere rechtbanken, samengesteld door een beroepsmagistraat en vertegenwoordigers van de vakbond en de werkgevers, geven soms echter blijk van een meer syndicale ingesteldheid.

Bewijslast omkeren?

Een werkneemster dient klacht in bij het parket en ook bij de preventieadviseur, omdat haar werkgever haar eerbaarheid zou hebben aangetast. Na een strafrechtelijk en een burgerlijk onderzoek wordt het dossier gesloten, wegens te licht. Hierop geeft de werkgever – behoorlijk geïrriteerd door de valse klacht – de bediende een ontslag om ‘dringende reden’ (laster). De rechtbank weigert dit, omdat de werkgever had moeten bewijzen dat er inderdaad een dringende reden was. Met andere woorden: hij had moeten bewijzen dat hij onschuldig was.

Van Hoogenbemt: “Bij zo’n redenering welt bij een jurist spontaan de argwaan op. De Franse revolutie stelde de eis in van een positief bewijs eer men iemand veroordeelt, om de burger te beschermen tegen de willekeur van de despoten. En een rechter veegt dat principe met één klap van tafel?”

Hij wijst erop dat de omkering van de bewijslast in tegenspraak is met fundamentele beginselen. Zo wordt het ‘willekeurig ontslag’ voor arbeiders, in de eerste decennia na de invoering in 1978 beperkt toegepast, nu breed gedefinieerd. “De werkgever moet eigenlijk bewijzen dat er wel degelijk een goede reden was voor het ontslag, om te kunnen aantonen dat het niet willekeurig was,” klinkt het. Inmiddels maakt het voorbeeld school. Ook de wetten tegen pesten en discriminatie keren de bewijslast om.

Misbruik van beschermingsstatuut

Een ingenieur is vakbondsmilitant bij Electrabel. Tijdens een staking legt hij de machines stil, wat statistisch gezien de kans op een ontploffing groter maakt. Dat had hij moeten weten als ingenieur, stelt een expert. Toch vindt het hof van Bergen dit geen ‘zware fout’. Tijdens een staking moet het begrip ‘zware fout’ veel zwaarder worden geïnterpreteerd dan normaal, om te worden bestraft. De werknemer moet een uitzonderlijk opzet hebben gehad om schade te veroorzaken. Het is, meent het hof, dan alsof het oorlog is en “de strijder de oorlogswetten overtreedt.”

Voor alle duidelijkheid: Cassatie verbrak dit arrest. Van Hoogenbemt: “Het wijst er wel op dat het beschermingsstatuut soms wordt misbruikt, en dat sommige rechters daar ver in volgen ( nvdr – zie ook kader: Hyperactieve rechters). Bedrijfsleiders durven dikwijls amper optreden tegen beschermde personeelsleden, omdat een proces duur is aan advocatenkosten, te lang, het de relaties verzuurt en ze gezichtsverlies kunnen lijden.”

Van Hoogenbemt vreest dat ook bij de sociale verkiezingen van 2008 heel wat werknemers kandidaat worden louter en alleen om een mogelijk ontslag duurder te maken. De bescherming van sommige categorieën werknemers is volgens de advocaat veel te extreem.

Ook de pestwet heeft sinds 2002 nieuwe beschermingsmaatregelen ingevoerd. De werkgever moet na een klacht aantonen dat er zich geen geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag voordoen op de werkvloer. Niet alleen degene die beweert het slachtoffer te zijn, maar ook alle eventuele getuigen genieten van ontslagbescherming. Van Hoogenbemt: “Alle juristen waarschuwden dat de pestwet misbruikt zou worden. Wat dan ook massaal gebeurd is. Niet altijd met succes, overigens.”

Misbruik van de pestwet

Een werknemer krijgt een negatief evaluatieverslag en stapt naar de rechter omdat hij dit als een vorm van pesten beschouwt. De rechtbank wijst dit af omdat de beoordeling van iemands professionele kwaliteiten tot de patronale prerogatieven behoort.

Een werknemer weet dat hij ontslagen zal worden in het kader van een herstructurering en dient snel een klacht in wegens pesten. De rechter wijst de eis af, en vonnist zelfs positief over de tegeneis van de werkgever. Omdat de klacht ‘tergend en roekeloos’ is, moet de werknemer een schadevergoeding betalen.

Een werknemer trekt naar de rechtbank voor pesterijen. Die stelt echter vast dat alle aangeklaagde feiten onder zijn eigen verantwoordelijkheid vielen, dan wel een normale bevoegdheid van de werkgever waren. Bovendien omzeilde hij de interne procedure die bestaat voor dit soort klachten. De rechter veroordeelt de arbeider tot een schadevergoeding van 3500 euro.

Van Hoogenbemt: “Veel rechters beginnen stilaan genoeg te krijgen van de gratuite klachten van de werknemers die binnenstromen. Het wordt stilaan riskant om de pestwet te misbruiken. De magistraten zitten alleszins niet in een ivoren toren, zoals wel eens wordt beweerd. Integendeel, ze zijn heel wat nuchterder dan de hyperactieve politici.”

De politiek werd ook teruggefloten door het Arbitragehof, dat de antidiscriminatiewet gedeeltelijk vernietigde omdat … hij discriminerend was. De advocaat laakt de vertaling van de EU-regelgeving in nationaal recht, waarbij ons land de meest radicale wet had in heel Europa. Louter het bestaan van een verschillende situatie (meer mannen dan vrouwen op de werkvloer of te veel acteurs met een bepaalde huidskleur in een toneelstuk, bijvoorbeeld), zijn ook vandaag voldoende om tot een veroordeling te leiden. Van Hoogenbemt: “De antidiscriminatiewet is pure Belgische slapstick.”

Sluwe Onkelinx

Toch haalt ook de politiek soms een slag thuis. “Zo liet minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS) heel stilletjes een haast gecamoufleerde paragraaf in de slotbepalingen van een programmawet sluipen,” zegt Herman van Hoogenbemt. “Als gevolg daarvan werd de syndicale eis ingewilligd, waardoor een werkgever aan de werknemer gerechtelijke interesten moet betalen op het brutobedrag van opzegvergoedingen en loonachterstallen, die een rechter toekent.”

Volgens de jarenlange Cassatierechtspraak had een werknemer, die via gerechtelijke weg een opzegpremie krijgt toegewezen, enkel recht op de interest (lopend vanaf het ontslag) op het bedrag dat hij door die uitspraak rechtstreeks in zijn handen krijgt. De werkgever betaalt ook een interest op het bedrag, dat hij aan de RSZ moet doorstorten als gevolg van de opzegpremie. “Door de nieuwe regeling moet de werkgever nu twee keer rente betalen: voor het hele bedrag aan de gewezen werknemer, en hierop nog eens de interest op het RSZ-gedeelte,” aldus van Hoogenbemt. “Een afscheidscadeautje voor de vrienden van de FGTB. Het parlement werd in snelheid gepakt.”

Hans Brockmans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content