“De economie zal de regering inhalen”
Hebben superministerraden zin? Trends nam de proef op de som en bracht het eigen zakenkabinet samen. In tegenstelling tot ‘het echte’, ging dit kabinet de strategische beslissingen niet uit de weg.
Superministerraden, goed idee? “Wat mij ontgoochelt, is waarover ze beslissingen nemen. Ik kan enkel maar vaststellen dat rond alle fundamentele zaken waarvoor Europa, België en Vlaanderen staan, een wereldwijde bocht worden genomen. Op dat vlak geloof ik daar dus niet zo meer in.” Bart Verhaeghe, een van de zeven Trends-ministers, is weinig opgezet met de Petit-Leez en Raversijdes van deze wereld. ” Bart Somers heeft ondernemen weer op de agenda geplaatst. Maar we hebben vandaag niet de ministers die beslissingen doordrukken voor het algemeen belang. En veel tijd is er niet: de economie zal de regering inhalen.”
“De volgende regering zal moeten durven gaan voor Vlaanderen,” sluit Hugo Vandamme aan. “Ze zal zich niet meer kunnen veroorloven om dingen uit te stellen, omdat bepaalde stappen tot communautaire spanningen zouden kunnen leiden. We hebben nood aan senioren, aan veel minder en veel krachtiger ministers.”
TRENDS. U bent ouder en wijzer, u bent met minder en u weet wat krachtig besturen is. Dus: wat zijn de prioriteiten?
THOMAS LEYSEN (UMICORE). “Het herstellen van de competitiviteit van ons land is dé prioriteit. Als ik onze ministers op de televisie zie of hun uitspraken in de kranten lees, gaat nog geen 10 % van hun interventies hierover. Er zijn natuurlijk leukere dingen om over te communiceren, maar het kernprobleem blijft dat én de tewerkstellingsgraad én de productiviteit verder moeten stijgen, als we de kosten van de vergrijzing van de bevolking enigszins willen opvangen. We moeten nieuwe ondernemingen en investeringen kunnen aantrekken om het vertrek van anderen te compenseren. Het beleid moet ervoor zorgen dat er niet meer een groot deel van de economische bedrijvigheid naar het zwarte circuit gestuurd wordt.”
HERMAN DAEMS (GIMV). “Ik zou het wat algemener willen formuleren. Voor mij moet de overheid vooral het versnellen van de economische groei op lange termijn centraal stellen. Hoe ze dat realiseert, zal uiteindelijk een politiek compromis moeten zijn. Zonder economische groei is er geen oplossing voor de vergrijzing en is er geen oplossing voor het behoud van de welvaart en het verhogen van de werkgelegenheid.”
HUGO VANDAMME (ROULARTA). “Het is klaar en duidelijk dat we in de toekomst ons kostenniveau naar beneden moeten krijgen. Je kan niet alle industrieën hier houden. Maar bepaalde takken van de industrie, met wat meer toegevoegde waarde, iets meer nichegeoriënteerd, kan je wel hier houden, op voorwaarde dat de loonkosten redelijk worden. Ik weet ook dat we de kosten niet met 40 à 50 % kunnen verminderen, maar we mogen de kloof met de ons omringende landen niet laten vergroten.
“De breuk die de volgende Vlaamse regering moet veroorzaken, is dat zij moet durven gaan voor Vlaanderen. We hebben de voorbije jaren te veel gezien dat men bepaalde stappen niet durfde of wilde zetten, omdat die eventueel konden leiden tot communautaire spanningen. De volgende Vlaamse regering zal zich niet meer kunnen veroorloven om dingen uit te stellen.
“Als we duurder blijven dan de ons omringende landen, verliezen we geen jobs aan Centraal- en Oost-Europa, India of Azië, maar aan Engeland, Duitsland en Nederland. En om aan die kosten iets te doen, moet Vlaanderen eigen CAO’s kunnen afsluiten. Zelfs als België en Wallonië niet willen meewerken.”
PATRICK DE MAESENEIRE (BARRY CALLEBAUT). “Ik woon in Zwitserland. Elk kanton kent daar zijn eigen belastingstelsel. Sommige kantons hebben een belastingvoet van ongeveer 20 % en die trekken automatisch bepaalde bedrijven aan. Waarom zou dat hier niet kunnen op Vlaams niveau?
“In een recente studie over de internationale concurrentiekracht was België weggezakt van plaats 19 naar 25. Op de tweede stek staat Singapore. Wel, wij hebben voor onze fabriek daar een tax holiday gekregen, die afloopt in 2005. In ruil voor een nieuwe investering vroegen we een verlenging daarvan tot 2010. Binnen vier weken hadden we een positief antwoord.
“Probeer dat hier maar eens te doen. Los van het feit dat je hier geen tax deal kan maken, is de vraag wanneer je een antwoord zou ontvangen. In de snelle economie waarin wij werken, verwacht je toch ook een snelle overheid.”
Kunt u snel zeggen wat er dan nodig is?
CHRIST’L JORIS (ETAP LIGHTING). “Wat vraagt de industrie? Zaken die de mensen nu al beu zijn gehoord: loonkostverlaging, belastingverlaging… Met Industrie Vlaanderen pakken we het nu anders aan: we proberen de mensen te sensibiliseren over het belang van de industrie. Industrie is de basis van de welvaart, zorgt voor 40 % van de toegevoegde waarde in Vlaanderen. Die boodschap moeten we overbrengen. En daarom moet er een duidelijk industrieel beleid worden uitgedokterd.”
BART VERHAEGHE (EURINPRO). “Ondernemers worden nu niet naar waarde geschat. Ik heb net mijn vierde week cursus op Harvard achter de rug. Wel, de Amerikanen denken dat wij Europeanen silly old men zijn. De Statler en Waldorf van de wereldeconomie. Zij vragen zich hardop af waar Europa de pretentie zou halen om hun sociale systeem op te leggen aan de andere 5,5 miljard inwoners van deze planeet. Als onze politici denken dat zij op een imperialistische manier hun systeem kunnen opleggen aan een Indiër of een Pakistani, dan zijn zij wereldvreemd. Je kan over hun systemen discussiëren, maar wij zullen niet kunnen veranderen dat zij anders werken. We zouden de volledige nieuwe regeringsploeg moeten sturen naar een topbusiness-school, zodat ze eens de facts en figures van de wereld onder ogen zien.”
Stellen wij ons als Europeanen te arrogant op?
VANDAMME. “Wij hebben nog altijd het idee dat wij het centrum van de wereld zijn. We hebben de sterkste munt – wat dat ook moge betekenen-, wij zijn diegenen die meedoen aan Kyoto. De Amerikanen doen dat niet, want zij kunnen zich dat niet veroorloven. Wij ook niet, maar we hebben de indruk dat we het wel kunnen. Aziaten hebben ook een zeer negatieve kijk op ons. Ze vinden ons arrogant, maar ook immoreel. Zij vinden het bijvoorbeeld niet kunnen dat wij mensen van 55 jaar op pensioen sturen.”
REMI VERMEIREN. “Zeker in het verleden waren de vakbonden een belangrijk obstakel om bepaalde wijzigingen door te voeren. Maar ik zou toch niet te neerbuigend doen over het Europese sociale systeem. Dat is een goed systeem, waarbij je er weliswaar voor moet zorgen dat het systeem de mensen niet zelfgenoegzaam maakt en dat we het ons kunnen blijven veroorloven. Want die man van 55 jaar wordt bij ons op pensioen gestuurd, maar in Azië of Amerika wordt hij gewoon aan de deur gezet. We zitten op een hoog sociaal niveau, op een berg die we moeten afromen, en dat gaat spijtig genoeg traag.”
VERHAEGHE. “Ik denk niet dat het zo langzaam zal gaan. De economie zal de regering inhalen. Ik ken heel wat mensen die met hun vermogen willen wegtrekken. Het is hen – en ook mij – niet zozeer te doen over één of twee procentjes meer, maar ze wensen rechtszekerheid en een respectvolle behandeling. Dat heb je hier vandaag niet. En het zijn onze naaste buurlanden die wél concrete en aantrekkelijke businessvoorstellen doen. Onze groep kan kiezen waar het zijn hoofdzetel zet. Ik kan in verschillende landen veel voordeliger aan de slag. Kapitaal is het vluchtigste middel ter wereld. En het is zeer vlug weg.”
JORIS. “Kapitaal wel, maar arbeid en tewerkstelling daarom nog niet. Politici volgen de basis. Dus moeten we ook aan die basis duidelijk maken wat het belang van onze industrie is.”
LEYSEN. “Europa heeft een goed project: de Lissabon-agenda, waar concrete doelstellingen opgenomen zijn om van Europa tegen 2010 de meest competitieve economie ter wereld te maken. Alleen leeft dit niet bij de publieke opinie, en dus ook niet bij de meeste Vlaamse, Belgische of Europese bewindvoerders. Hebt u deze regering ooit over Lissabon gehoord? De studies van het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO) tonen bovendien aan dat België binnen Europa voor vele indicatoren achter in het peloton hangt. Ik vind dat we onze politici elke maand aan de Lissabon-agenda en aan de concrete doelstellingen die daarin vervat zijn, moeten herinneren.”
DAEMS. “De Europese economie groeit al enkele jaren trager dan in de VS, we groeien nu zelfs trager dan Japan. Sommigen onder ons vinden dat geen probleem. Dat zou ons duur te staan kunnen komen. De macht van de VS komt vandaag van hun locomotiefrol voor de wereldeconomie. Om het met een boutade te zeggen: if America goes, everything goes. Dat is geen gezonde toestand. Ik pleit niet voor een allesvernietigende economische groei die geen rekening houdt met ecologie en solidariteit, maar we mogen niet vergeten dat de rol van Europa van zijn economische positie zal blijven afhangen.”
Prioriteiten stellen
VERMEIREN. “Maar ik denk dat iedereen hier akkoord gaat dat de efficiëntie van de overheid te wensen overlaat. De regering heeft 25 jaar haar relatie met het bedrijfsleven verwaarloosd en dat verander je niet zomaar in één keer. De efficiëntie van de overheid verbeteren, kost niets. Andere maatregelen kunnen zeer duur uitvallen en op veel weerstand botsen. Minder overheid moeten we hebben.”
LEYSEN. “Een probleem is dat deze regering vastzit in haar eigen retoriek: ‘de modelstaat, kijk hoe goed we toch bezig zijn’… Nu wordt het dus moeilijk om het discours om te gooien. De volgende regering zou moeten beginnen met een analyse van onze afstand van de Lissabon-doelstellingen, en dan het beleid toespitsen op het dichten van die kloof, zoals men dat indertijd met de Maastricht-norm ook gedaan heeft.”
DE MAESENEIRE. “Je kan ook niet alles tegelijk doen. Er moeten prioriteiten worden bepaald. Als je al die kleine maatregelen – gratis bus, gratis tv, uitbreiding ouderschapsverlof – in één pot gooit, kan je toch al aan een lastenverlaging werken. Als ik met politici praat, denken zij soms dat de afstand met Oost-Europese landen en Azië te groot is en dat 5 % niets zal uitmaken. Ik zeg: élk procent maakt iets uit.”
VANDAMME. “We hebben nood aan senioren, veel minder ministers en veel krachtiger ministers. Als ik terugkijk naar de ministers die echt iets verwezenlijkt hebben, waren dat steeds personen die goed wisten waar ze wilden uitkomen. Maar die dat nooit hardop zeiden. Want in de politiek moet je soms bochten nemen om ergens te eindigen.”
Het gevaar Europa
LEYSEN. “Europese regelgeving blijft een noodzaak. We hebben een eengemaakte markt nodig, want 25 verschillende nationale regelgevingen zijn dodelijk voor onze competitiviteit. Europa moet zijn regelgevingsdrang ook intomen. Ook België en Vlaanderen moeten afleren om steeds nog een schepje bovenop de Europese regelgeving te doen. Waarom moeten wij een nieuw beleid hebben voor scheikundige producten die een dure registratie- en goedkeuringsprocedure oplegt voor tienmaal meer stoffen dan in Amerika het geval is?”
DE MAESENEIRE. “Veel beslissingsmacht aan Europa geven, heeft ook gevaren. Kijk bijvoorbeeld naar het hele BTW-verhaal voor de horeca. Niets is lokaler dan restaurants en cafés, maar Europa moet beslissen over het BTW-tarief voor die business. Dat is een ongelooflijke contradictie. Aan de ene kant spreekt men over regionalisering en aan de andere kant ook over meer macht aan Europa. Over de opsplitsing van beslissingsmacht moet goed nagedacht worden.”
VERHAEGHE. “Je moet toegeven dat Somers ondernemen weer op de agenda heeft geplaatst. Maar vandaag hebben we niet de ministers die beslissingen doordrukken voor het algemeen belang. Ik zie op Harvard ambtenaren zitten die gedreven zijn om van hun land het beste land te maken. Stuur daar maar eens een Vlaamse of federale ambtenaar naartoe.”
DE MAESENEIRE. “Als je die kwaliteit van mensen hebt, moet je daar ook voor betalen. En dat doen wij dus niet. Ik heb dezelfde visie in het bedrijfsleven: liever met minder maar met beter.”
U haalde zelf al de Vlaamse CAO’s aan. Er is de spanning rond de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. Komt er een politieke confrontatie tussen Vlaanderen/Wallonië, federaal/regionaal?
JORIS. “Je kan op zijn minst zeggen dat de Vlaamse regering in het verleden onvoldoende haar eigen belangen heeft bewaakt. Er zijn toch een aantal beslissingen over Vlaanderen federaal genomen.”
VAN DAMME. “Belangrijk is dat we regionale CAO’s krijgen zodat we in Vlaanderen zelf kunnen beslissen hoe lang we willen werken. Wallonië moet onze arbeidsflexibiliteitseis niet volgen, maar ze mogen ons ook niet tegenhouden.”
VERHAEGHE. “Hetzelfde geldt voor de sociale zekerheid die in de toekomst onbetaalbaar wordt. Ik hoop dat de politici ook in de toekomst het debat durven aangaan of er een splitsing moet komen. Ik denk dat er een fundamenteel cultuurverschil is. Vijftig procent van de Walen werkt voor de overheid. Daar heerst een ander idee over de staat.”
VERMEIREN. “Zowel de politieke als de economische macht is in dit land nog vrij centraal geregeld. De Vlaamse regering wordt nog altijd niet voor vol aanzien. Misschien is het noodzakelijker de huidige federalisering beter in te vullen dan verder te federaliseren. Zo kan de efficiëntie van alle regeringen verhoogd worden, zodat er dan bijvoorbeeld ook geen tien ministers verantwoordelijk zijn voor Kyoto en zo verder. Ik denk niet dat we in het federaliseringsdebat grote stappen moeten verwachten. Ik ben daar niet optimistisch in. Wallonië speelt het heel tactisch en zolang Vlaanderen betaalt, zullen zij vasthouden aan de Belgische staat.”
VANDAMME. “Een randbemerking is wel dat jonge mensen in Wallonië, zoals ook minister Serge Kubla, een positieve beweging in het bedrijfsleven veroorzaken. We moeten hen de mogelijkheid geven om nog sneller te gaan, door elk meer op de eigen structuren te gaan werken.”
Met Lambermont kreeg Vlaanderen een aantal nieuwe middelen. Beste ministers, hoe gaan we dat besteden?
VANDAMME. “Een van onze knelpunten is dat we veel te weinig mensen hebben die in wetenschappen geïnteresseerd zijn. In India studeren er elk jaar 275.000 ingenieurs af. In Europa vermindert dat aantal systematisch. Die trend ombuigen, moet een van de langetermijnprojecten zijn voor Vlaanderen. De voorbije twintig jaar heeft men een beeld gecreëerd voor en over marketingmensen. We moeten dat maatschappijbeeld veranderen, al weet ik eigenlijk ook niet hoe we dat moeten doen.”
JORIS. “In Vlaanderen moet er een innovatiebeleid worden uitgestippeld. Daarnaast zal de overheid moeten focussen: welke industrie wil ze hier houden, en dus aan welke projecten geeft ze geld…”
VERMEIREN. “Je moet het geld van de Lambermont-akkoorden natuurlijk niet overdrijven. Maar ik ga akkoord dat we dat geld moeten gebruiken voor onderwijs, onderzoek en ontwikkeling. Ik ben als vrijgezel natuurlijk slecht geplaatst om hier iets over te zeggen, maar misschien moet de overheid iets doen om het geboortecijfer op te krikken.”
VERHAEGHE. “Ik denk ook dat men niet te veel maatregelen moet willen nemen, maar voor een duidelijke keuze moet gaan. Een omwenteling van het beleid gaat van alle partners een ommezwaai vragen. We zeggen bijvoorbeeld dat mensen levenslang moeten leren, maar onze universiteiten bieden dat gewoon niet aan.”
VANDAMME. “Neem nu Imec, nog opgericht onder Gaston Geens. Imec heeft geen vliegende start gekend, maar vandaag doen zoveel bedrijven buiten België een beroep op hun kennis, terwijl het in Vlaanderen zelf te weinig wordt gebruikt.”
LEYSEN. “Als Umicore de substraten voor de zonnecellen voor de Marslanders van Nasa geleverd heeft, is dat mogelijk geweest dankzij onze samenwerking met Imec. Ik ben dus voor een verdere uitbouw van het innovatiebeleid.”
DE MAESENEIRE. “In de Verenigde Staten zijn er ook veel industrieën ontstaan vanuit de universiteiten. Ik ben nu wel een extreme voorstander om alles te privatiseren, maar ik vind dat dit met het onderwijs ook zou moeten. Ik ken professoren die net iets meer dan 2000 euro verdienen. Hoe ga je dan concurreren met andere landen?
“In de Verenigde Staten worden veel onderzoeken bekostigd door de privé, hier is dat uitzonderlijk. Hier betaal je belastingen en laat je de overheid initiatieven nemen. Internationaal specialiseert elke universiteit zich in iets, wij willen in elke universiteit alles doen.”
Sinds 1 mei zijn we met zijn vijfentwintigen in Europa. Gaan we hier alles sluiten en voortaan Trends maar in Polen uitgeven?
VANDAMME. “Een aantal zaken kan je beter daar gaan doen, omdat hier de kosten te hoog zijn. Maar we moeten er wel voor zorgen dat activiteiten als onderzoek en ontwikkeling hier blijven. Wanneer je alle productie naar ginder verhuist, verhuizen onvermijdelijk ook de activiteiten met toegevoegde waarde. Dus je moet ervoor zorgen dat een stuk van de productie hier blijft. En daarom moeten de kosten hier naar beneden.”
DE MAESENEIRE. “Ik denk dat de impact van de uitbreiding enigszins te relativeren is. We spreken hier over 70 miljoen nieuwe mensen, bovenop een Europa van 380 miljoen. Er zal een kortetermijneffect zijn. Maar iedereen blijft voorzichtig. Wij ook: bij ons wilden sommigen meer in Polen gaan doen, maar dan moet ik op twee of drie jaar een payback hebben.”
VERMEIREN. “Voor bepaalde landen kan het zeventig jaar duren, afhankelijk van de economische groei, voor de mensen daar evenveel gaan verdienen als hier. Maar je moet de invloed van de uitbreiding niet overdrijven. De echte uitbreiding is al langer bezig dan sinds 1 mei dit jaar. Maar vanuit mijn ervaring bij KBC weet ik bijvoorbeeld nog dat de mobiliteit binnen de landen zelf helemaal niet groot is. Laat staan de mobiliteit tussen die landen en onze landen.”
VERHAEGHE. “In onze sector zou een nieuwe instroom aan arbeidskrachten mooi uitkomen. Geen enkele ploeg van stukadoors bestaat nog volledig uit Belgen. Maar wat de mobiliteitskwestie betreft: wij wonen rond onze kerktoren, maar zij zeker ook, hoor.”
Piet Depuydt, An Goovaerts, Luc Huysmans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier