De echte leiders zijn verdwenen
Leiders hebben de X-factor. Ze zijn ‘charismatisch’. Ze hebben visie en ze geven visie. Maar waar zijn ze heen? In het Nederlandse ‘Managementteam’ van 21 maart passeerde een aantal Nederlandse topmanagers de revue. De omschrijvingen waren niet mals: kraak noch smaak, probeert af te bluffen, een ijdele man …
Leiderschap is bovenal een Amerikaans concept. Een merkwaardige vaststelling is alleszins dat de Amerikaanse intellectuelen geobsedeerd zijn door hun eerste Amerikaanse leiders. Boeken over de Founding Fathers, over de eerste presidenten zoals Washington, Adams, Jefferson verkopen als zoete broodjes. Het contrast met de Clinton- en Bushdynastie lijkt zo groot dat heimwee het haalt van relevantie. Wat is er aan de hand? Tot ongeveer de Eerste Wereldoorlog was leiderschap een kwestie van persoonlijkheid. De (Amerikaanse) leider moest vooral beschikken over belangrijke karaktertrekken, zoals moed, eerlijkheid, geduld, toewijding, vastberadenheid, hoge morele standaarden.
Na de Eerste Wereldoorlog veranderde er iets. Meer en meer werden leiders mensen die succes boekten. Beschrijf mij je succes en ik zal zeggen dat je een leider bent. Eddy Merckx won vele koersen, dus is hij een leidersfiguur. Iemand naar wie je kunt opkijken. Eisenhower was succesvol in de Tweede Wereldoorlog, dus was hij een leider. Donald Trump heeft veel geld verdiend, dus mag hij als rolmodel fungeren.
Die evolutie paste perfect in de Amerikaanse samenleving. Aristocratie was voor het oude Europa. En die ging prat op allerlei persoonlijkheidskenmerken zoals zelfbeheersing. Dat is kenmerkend voor de adel. Je emoties niet tonen, dat is pas knap. Groot zijn in overwinning en nederlaag, betekent dat iemand gelijkmoedig kan zijn. Dat is het kenmerk van de echte leider.
Maar in een moderne samenleving moet je emoties kunnen uiten, moet je uitbundig zijn bij een overwinning en aangeslagen bij een nederlaag. Het sportveld met zijn duidelijke winnaars en verliezers wordt de belangrijkste inspiratiebron voor wat het betekent een ‘leider’ te zijn. Cruijff, Hinault, Schumacher, dat zijn de echte leiders. De idee van ‘winner takes all’, dus ook het recht op leiderschap, dat is uiteraard geen aristrocatie, geen democratie, maar een meritocratie. De dominantie van de meritocratie is mooi af te leiden uit de waanzinnige bedragen die men betaalt aan sportvedetten, succesvolle hollywoodacteurs, CEO’s, televisievedetten en kunstenaars.
De idee van ‘de leider boekt succes’ werd steeds duidelijker vanaf de jaren vijftig. How to make friends and influence people, how to become rich without even trying. Scherts- en showfiguren zoals Donald Trump, Eddy Wally, Jean-Marie Pfaff, Richard Branson krijgen een nooit geziene media-aandacht. Als ze daarbij ook nog echte prestaties neerzetten zoals Branson of koks bij sterrenrestaurants, wordt hun statuut haast onaantastbaar. Het worden ‘leiders’ genoemd.
Waarom zijn er nu minder ‘echte’ leiders? Het antwoord wordt stilaan duidelijk. Iedereen weet wel dat leiderschap finaal toch te maken heeft met ‘sterke persoonlijkheid’, met uitstraling. Maar resultaten worden steeds meer beïnvloed door externe oncontroleerbare factoren. Zwarte zwanen strijken in grotere getale neer. Plots smelten de resultaten weg als sneeuw voor de zon. En zonder resultaten … geen leiders meer.
Elke leider heeft zijn of haar schaarse momenten van waarheid. De moedige beslissing tegen de stroom in. Het knappe beeld. Zulke ‘Ich bin ein Berliner’-momenten zijn de uitzondering, niet de regel. Leiderschap is net zoals alle andere menselijke prestaties, 1 % inspiratie en 99 % transpiratie. Maar de moderne samenleving wil dat haar leiders 100 % zichtbaar zijn. Ook hun privéleven boeit de massa. En de pers pikt daar uiteraard graag op in. Maar geen enkele sterveling kan wekelijks een ‘I have a dream’-prestatie leveren.
Ook Churchill had lange depressieve periodes en was een grof, vervelend man. De geschiedenis heeft hem dat vergeven. Men herinnert zich enkel nog de grootse momenten. Vandaag zou zijn brutale houding tegenover vrouwen breed worden uitgesmeerd in de pers. De Franse president Sarkozy wordt duidelijk niet beoordeeld op zijn staatsmanschap, maar op zijn amoureuze initiatieven. John Kennedy zou nogal een kluif geweest zijn voor de moderne pers. Hij had zijn historische speech aan de Berlijnse Muur zeker niet in alle sereniteit hebben kunnen voorbereiden. Media rapporteren graag over conflicten, nederlagen, pittige details. Ook de zogenaamde kwaliteitskranten. Van de leiders in onze Belgische regering weten we stilaan meer over hun culinaire voorkeuren en persoonlijke veto’s, dan over hun maatschappelijke visie. Het is niet de rol van onze pers om leiders te maken, dat is de rol van de pers in een dictatuur, maar de facto kan je bijna geen leider meer zijn. De minste aarzeling, de kleinste uitschuiver lijkt immers wel het equivalent van een beslissing op D-day. Niet naar inhoud, maar wel naar vorm. Vroeger was het niet beter, maar wel gemakkelijker om ‘leider’ te zijn. (T)
Marc Buelens – de auteur is hoofddocent aan de universiteit gent en partner van de vlerick leuven g
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier