De dynastieke trekjes van de Arabieren
Als het op regeren aankomt, houden de Arabieren het graag in de familie. Maar enkele heikele opvolgingskwesties kunnen voor beroering in de regio zorgen.
Van de 22 landen in de Arabische Liga (28 als u de Verenigde Arabische Emiraten opdeelt in de samenstellende minikoninkrijkjes) kunnen er slechts drie redelijkerwijs stellen dat ze hun bevolking een echte democratische keuze van regeringsvorm bieden: Irak, de Palestijnse gebieden en Libanon. Dynastieën – of die nu monarchaal of republikeins zijn – zijn nog steeds schering en inslag. Hoe stabiel zullen die dynastieën zijn in 2007?
Arabische vorsten
Geen van de veertien regerende Arabische vorsten lijkt speciaal onder vuur te liggen, al leidt incidenteel gekibbel binnen de families al eens tot de vervanging van een oudere heerser door een jongere, zoals in Koeweit in 2006. Meer gepruttel zou er wel eens kunnen zijn in Oman over de opvolging van de 66-jarige sultan Qaboos, die geen onmiddellijke opvolger heeft.
In Jordanië zal, wegens de moeilijke geografische ligging en de relatieve armoede van het land (het wordt voor de helft bewoond door stammen, voor de helft door Palestijnen en het heeft geen olie), koning Abdullah nooit gemakkelijk op de troon zitten.
De grote vraag in Saudi-Arabië is of koning Abdullah (die 83 wordt in 2007) ervoor zal zorgen dat zijn opvolger tevoorschijn treedt uit de volgende generatie van prinsen, dan wel – wat waarschijnlijker is – of zijn broer prins Sultan, de minister van Defensie sinds 1962, het roer zal overnemen.
Kadhafi en co.
De spannendste puzzels moeten gezocht worden bij de republikeinse dynastieën, die van de Hariri’s in Libanon, de Kadhafi’s in Libië, de Assads in Syrië en de Moebaraks in Egypte. De neteligste republikeinse opvolgingskwestie speelt zich af in Egypte, het meest volkrijke land van de Arabieren. De gladde zoon van president Hosni Moebarak, Gamal (die 44 wordt in 2007), staat er in de coulissen te wachten tot zijn vader (die nu 79 is) het opgeeft. Maar de volgende verkiezingen zijn pas voor 2011 gepland en het zou gênant zijn als de vader de macht zomaar zou overdragen op zijn zoon zonder tenminste een schijn van democratische procedure.
In Syrië strompelt de 41-jarige Bashar Assad, die in 2000 zijn vader opvolgde na diens dertigjarige regeerperiode, intussen verder, maar waarschijnlijk heeft hij nog maar een paar jaar te gaan als leider.
Saad Hariri is een van de machtigste mannen in Libanon, omdat hij aan het hoofd staat van de grootste fractie in het parlement en de mantel van zijn vader Rafik erfde. Rafik Hariri, die in 2005 vermoord werd, was gedurende een decennium (met tussenpozen) eerste minister van Libanon. Saad Hariri heeft echter niet het charisma van zijn vader.
In Libië kijken de vernieuwers en hun westerse supporters uit naar de opvolging van president Muammar Kadhafi door diens zoon Seif. Maar die wissel van de macht ligt verre van vast en de oude man lijkt niet bepaald bereid om te vertrekken. In 2007 zal er in de hele regio geen enkele vrije algemene verkiezing met meerdere partijen zijn, maar houd toch maar rekening met dynastieke opschudding hier of daar.
De auteur is redacteur Midden-Oosten en Afrika van The Economist.
Xan Smiley
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier